ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0296 Accountantskamer Zwolle 11/2366 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0296
Datum uitspraak: 20-07-2012
Datum publicatie: 23-07-2012
Zaaknummer(s): 11/2366 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Onzorgvuldige verzorging van de salarisadministratie. Herstel eigen fouten deels geslaagd, deels nieuwe fouten. Schade, voor zover erkend, door accountant vergoed.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 20 juli 2012

in de zaak met nummer 11/2366 Wtra AK van

  X B.V.,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 21 november 2011 ingekomen klaagschrift van 16 november 2011, met bijlagen;

-          het op 16 december 2011 ingekomen verweerschrift van die datum, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 27 april 2012 waar zijn verschenen: namens klaagster, de heer A, bijgestaan door mevrouw B, en betrokkene in persoon.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klaagster aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 Daartoe door de Accountantskamer uitgenodigd, hebben partijen na sluiting van de mondelinge behandeling minnelijk overleg gevoerd. Ze hebben de Accountantskamer bericht dat dit overleg niet tot resultaat heeft geleid en de Accountantskamer om uitspraak verzocht.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is openbaar accountant. Sinds medio 2003 verzorgde betrokkene voor klaagster - destijds een eenmanszaak, thans een besloten vennootschap - de salarisadministratie.

2.2 In november 2009 heeft klaagster, doordat de afrekening van het Pensioenfonds over 2007 en 2008 afweek van de gegevens zoals die in de salarisadministratie waren opgenomen, geconstateerd dat betrokkene over de jaren 2007 en 2008 fouten heeft gemaakt in de salarisadministratie aangaande de invoer van pensioenpremies en loonheffingen, in die zin dat de door betrokkene berekende, op de salarissen in te houden premies te laag waren. Klaagster heeft betrokkene in de gelegenheid gesteld deze fouten te herstellen, waarna betrokkene de administratie over de boekjaren 2007 en 2008 heeft gecorrigeerd. In oktober 2010 heeft klaagster betrokkene medegedeeld dat uit overzichten van het Pensioenfonds is gebleken dat de gecorrigeerde cijfers, alsook de verwerking van de gegevens in de salarisadministratie over 2009, evenmin juist zijn.

2.3 Betrokkene heeft bij e-mail van 10 november 2010 aan klaagster een voorstel gedaan ter compensatie van de, naar verwachting, niet te verhalen schade van klaagster. Bij e-mail van 2 december 2010 heeft klaagster betrokkene medegedeeld dat dit voorstel onvoldoende wordt geacht en betrokkene voorgesteld op zijn kosten een onafhankelijke deskundige in te schakelen om de administratie te controleren, nu klaagster geen enkele garantie heeft dat de salarisadministratie inmiddels volledig op orde is en er geen fouten meer zullen worden gemaakt.

2.4 Bij brief van 3 december 2010 heeft betrokkene aan klaagster medegedeeld dat hij heeft geconcludeerd dat er inmiddels een zodanige vertrouwensbreuk is ontstaan, op basis waarvan betrokkene heeft besloten per directe ingang de dienstverlening aan klaagster te beëindigen.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene over de jaren 2007 tot en met 2009 toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de aan zijn kantoor verleende opdracht tot het verzorgen van de salarisadministratie van klaagster. Zo heeft betrokkene, blijkens de afwijkingen in de salarisadministratie ten opzichte van de overzichten van het Pensioenfonds, onjuiste administratieve boekingen betreffende pensioenpremies en loonheffingen gedaan en heeft hij bij het corrigeren van deze cijfers opnieuw fouten gemaakt.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Zulke feiten en omstandigheden zijn door klaagster gesteld en door betrokkene, waar het gaat om de geconstateerde afwijkingen in afgedragen pensioenpremies over de jaren 2007 tot en met 2009, onbetwist gebleven. Deze leiden de Accountantskamer tot het oordeel dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij is tekortgeschoten in de uitvoering van de voor klaagster te verzorgen salarisadministratie ten behoeve van de jaren 2007 tot en met 2009. Redengevend daartoe is het volgende.

4.5 De Accountantskamer is uit de door partijen overgelegde e-mailcorrespondentie en de verklaringen van betrokkene ter zitting gebleken dat betrokkene, nadat de wijze van premieafdracht aan het Pensioenfonds per 1 januari 2007 was gewijzigd, onvoldoende acht heeft geslagen op mogelijk noodzakelijke aanpassingen in het door zijn kantoor gehanteerde systeem voor salarisadministratie. Betrokkene heeft hierdoor bij de verwerking van de salarisadministratie op een aantal onderdelen onjuiste gegevens ingevuld, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat er in de jaren 2007 en 2008 over een te laag bedrag pensioenpremie is berekend en te weinig pensioenpremie op het loon van de werknemers is ingehouden. Daarnaast heeft betrokkene, nadat hij door klaagster op de hoogte was gesteld van de fouten in de salarisadministratie en op haar verzoek de gegevens over 2007 en 2008 had nagekeken en gecorrigeerd, verzuimd tevens de ingevoerde gegevens over 2009 - die later ook onjuist bleken te zijn - te controleren hetgeen logischerwijs wel van hem verwacht had mogen worden.

4.6 Geconcludeerd moet worden dat betrokkene door bij meerdere gelegenheden niet te zorgen voor de correcte uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikelen A-130.1 en A-130.4 VGC heeft geschonden.

4.7 De klacht dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.8 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen de aard en ernst van de hiervoor omschreven schending van genoemde fundamentele beginselen.  Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene, hoewel op de hoogte van de in de jaren 2007 en 2008 gemaakte fouten, heeft verzuimd te voorkomen dat deze fouten in 2009 werden gecontinueerd. Daarnaast heeft de Accountantskamer er rekening mee gehouden dat betrokkene de gemaakte fouten voor eigen rekening heeft hersteld en klaagster in ieder geval gedeeltelijk financieel heeft gecompenseerd voor de als gevolg van de gemaakte fouten geleden schade, voor zover bestaande uit de niet (meer) op het personeel te verhalen pensioenpremies. De Accountantskamer acht - alles in aanmerking nemende - oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden.

4.9 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.10 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake de maatregel van waarschuwing op;

·         verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. H. de Hek en M.J. van Lee (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en drs. R.G. Bosman RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster en/of betrokkene danwel de voorzitter van de NOvAA en/of het NIVRA,tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.