ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0294 Accountantskamer Zwolle 12/316 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0294
Datum uitspraak: 20-07-2012
Datum publicatie: 23-07-2012
Zaaknummer(s): 12/316 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: Niet meewerken aan kwaliteitstoetsing door het College Kwaliteitsonderzoek in het kader van de Verordening  Kwaliteitsonderzoek. Doorhaling.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 20 juli 2012 in de zaak met nummer 12/316 Wtra AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN

REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. A.M. Manshande-Nonhof,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 10 februari 2012 per e-mail en op 13 februari 2012 per post ingekomen klaagschrift van 10 februari 2012, met bijlagen;

-          de op 2 mei 2012 per e-mail ingekomen brief van betrokkene van 1 mei 2012, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 11 mei 2012 waar namens klager aanwezig waren diens raadslieden/gemachtigden mrs. A. Sukkel en Th.V.E. Bouma, en betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sinds 9 januari 1991 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA (hierna: het register), bedoeld in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants (hierna: Wet RA). Betrokkene wordt aangemerkt als openbaar accountant. Betrokkene is dagelijks beleidsbepaler van Y Accountants en Belastingadviseurs.

2.2 Bij brief van 14 november 2008 is betrokkene door klager ervan in kennis gesteld dat zijn kantoor was opgenomen in de selectie 2008/2009 voor het uitvoeren van een periodiek kwaliteitsonderzoek.

2.3 Betrokkene heeft op 16 januari 2009 een verzoek om annulering van het aangekondigde kwaliteitsonderzoek ingediend, omdat hij bezig was zijn praktijk af te bouwen. Het College Kwaliteitsonderzoek van klager (hierna: het College) heeft bij brief van 22 januari 2009 aan betrokkene medegedeeld dat in de status van zijn praktijk geen aanleiding werd gezien om het kwaliteitsonderzoek te annuleren.

2.4 De bij brief van het College van 28 januari 2009 afgesproken onderzoeksdatum van 30 maart 2009 werd door het College gewijzigd in 27 april 2009 en nadien op verzoek van betrokkene geannuleerd.

2.5 Bij e-mail van 10 juni 2009 heeft het College aan betrokkene een aantal nieuwe onderzoeksdata voorgelegd. Betrokkene heeft hierop bij brief van 17 juni 2009 gereageerd met een verzoek om tijdelijke vrijstelling van het kwaliteitsonderzoek wegens gesprekken over overname van zijn kantoor. Het College heeft bij brief van 25 juni 2009 de gevraagde vrijstelling verleend tot 10 mei 2010 en nadien bij brief van 26 juli 2010 verlengd tot december 2010.

2.6 Bij brief van 26 januari 2011 heeft het College betrokkene vervolgens verzocht uiterlijk 9 maart 2011 de monitoringvragenlijst 2011 in te vullen. Op 3 maart 2011 heeft het College betrokkene hiertoe een herinnering gezonden. Bij brief van 11 maart 2011 heeft het College betrokkene erop gewezen dat de termijn voor het invullen van de vragenlijst inmiddels is verstreken en betrokkene verzocht uiterlijk 25 maart 2011 de vragenlijst alsnog in te vullen.

2.7 In een telefoongesprek van 23 maart 2011 heeft betrokkene aan het College toegezegd de vragenlijst in te vullen, echter deze toezegging heeft hij niet gestand gedaan. Bij aangetekend verzonden brief van 28 maart 2011 heeft het College betrokkene voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld de vragenlijst in te vullen en daartoe een termijn gegeven tot uiterlijk 11 april 2011.

2.8 Bij brief van 29 maart 2011 heeft het College aan betrokkene medegedeeld dat wegens het verstrijken van de termijn van de op 25 juni 2009 verleende, en op 26 juli 2010 verlengde, tijdelijke vrijstelling van het kwaliteitsonderzoek, door een onderzoeker een afspraak met hem zou worden gemaakt voor het uitvoeren van het onderzoek.

2.9 Het College heeft betrokkene bij brief van 4 april 2011 de met de onderzoeker overeengekomen onderzoeksdatum van 10 mei 2011 bevestigd. Op 9 mei 2011 heeft de onderzoeker van het College per e-mail aan klager medegedeeld dat betrokkene de afspraak van 10 mei 2011 had afgezegd wegens verhuizing en beëindiging van zijn kantoor in de zomer van 2011.

2.10 Bij zowel aangetekende als per gewone post verzonden brief van 28 april 2011 heeft het College betrokkene voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld de monitoringvragenlijst 2011 in te vullen en in te zenden en daartoe een termijn gegeven tot uiterlijk 12 mei 2011. De aangetekend verzonden brief is door TNT Post geretourneerd met de aanduiding “vertrokken/onbewoond”. Het College is ervan uitgegaan dat betrokkene wel kennis heeft genomen van de per gewone post verzonden brief, nu de eerder op 4 april 2011 per gewone post aan hetzelfde adres verzonden brief, gezien betrokkenes reactie hierop, door betrokkene is gezien. Betrokkene heeft aan de brief van 28 april 2011 geen gehoor gegeven.

2.11 Het College heeft eind juli 2011 geconstateerd dat de praktijk van betrokkene niet was beëindigd.

2.12 Bij brief van 5 augustus 2011, aangetekend verzonden aan het kantooradres van betrokkene en per gewone post verzonden aan het huisadres van betrokkene, heeft het College betrokkene medegedeeld klager te zullen adviseren een tuchtzaak tegen betrokkene aanhangig te maken, nu betrokkene geen medewerking heeft verleend aan de invulling van de monitoringvragenlijst 2011 en de uitvoering van het aangekondigde kwaliteitsonderzoek.

2.13 Klager heeft betrokkene bij brief van 20 september 2011, aangetekend verzonden aan het huisadres van betrokkene, in kennis gesteld van zijn voornemen een tuchtklacht in te dienen en betrokkene in de gelegenheid gesteld uiterlijk 5 oktober 2011 hieromtrent zijn zienswijze naar voren te brengen. Deze brief is door TNT Post geretourneerd omdat deze niet was afgehaald. Op 7 november 2011 heeft klager de brief per gewone post opnieuw verzonden en betrokkene in de gelegenheid gesteld uiterlijk 21 november 2011 zijn zienswijze kenbaar te maken. Betrokkene heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.14 Tegen betrokkene zijn al eerder tuchtklachten ingediend door klager, betreffende een tekort aan PE-punten over het jaar 2007, alsmede over de driejaarscyclus 2007-2009. In de beslissingen van 26 oktober 2009 respectievelijk 27 juni 2011 heeft de Accountantskamer ter zake aan betrokkene de maatregelen berisping en een geldboete van € 1.650,00 en berisping en een geldboete van € 2.000,00 opgelegd.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene dat hij:

             I.      zijn medewerking heeft onthouden aan de uitvoering van een periodiek kwaliteitsonderzoek;

          II.      in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het College inzake de op hem rustende verplichting tot invulling en retournering van de vragenlijst ten behoeve van een te starten kwaliteitsonderzoek.

3.2 Volgens klager heeft betrokkene aldus gehandeld in strijd met artikel 33, eerste lid, sub a. en b. van de Wet RA, de artikelen 3, sub b., en 4, van de Verordening Kwaliteitsonderzoek en de artikelen A-100.4, onder e. en A.150-1 van de Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC).

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds die datum vigerende VGC en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar registeraccountants geldende) deel B1.

4.4 De Accountantskamer zal de klachtonderdelen onder I. en II. in onderlinge samenhang bespreken. Hiertoe dient het volgende.

4.5 Ingevolge artikel 19, derde lid jo. artikel 1, eerste lid Wet RA is betrokkene, nu hij is ingeschreven in het register, gehouden de voorschriften, voortvloeiend uit de verordeningen van het NIVRA, na te leven.

4.6 Ingevolge artikel 8 van de Verordening Kwaliteitsonderzoek (hierna: de Verordening) voert het bestuur van het NIVRA een periodiek onderzoek uit ter beoordeling van de vraag of het stelsel van kwaliteitsbeheersing met betrekking tot assurance en aan assurance verwante opdrachten in opzet en werking voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet RA.

4.7 Ingevolge artikel 3, sub b. van de Verordening is betrokkene als dagelijks beleidsbepaler gehouden zijn medewerking te verlenen aan periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek.

4.8 Ingevolge artikel 4 van de Verordening is betrokkene als dagelijks beleidsbepaler gehouden ervoor zorg te dragen dat de door het NIVRA, ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in de situatie van het accountantskantoor, toegezonden vragenlijst binnen een termijn van zes weken na ontvangst door het accountantskantoor ingevuld wordt geretourneerd.

4.9 De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene niet heeft betwist geen medewerking te hebben verleend aan het door het College aangekondigde periodieke kwaliteitsonderzoek van zijn praktijk. Evenmin heeft betrokkene betwist geen gehoor te hebben gegeven aan de diverse verzoeken van het College de monitoringvragenlijst 2011 in te vullen. Naar de Accountantskamer begrijpt was betrokkene vanaf de eerste aankondiging van het College voor een periodiek kwaliteitsonderzoek van mening niet gehouden te zijn hieraan zijn medewerking te verlenen nu hij doende was zijn kantoor af te bouwen en mogelijkerwijs te verkopen. Betrokkene heeft dienaangaande in zijn brief van 1 mei 2012 ook aan de Accountantskamer medegedeeld dat zijn accountantspraktijk Y Accountants & Consultants B.V. sinds 2008 doende is geweest de activiteiten af te bouwen en dat hij per 1 januari 2008 een gedeelte van de praktijk heeft afgestaan. Voor de resterende portefeuille heeft betrokkene getracht per 1 januari 2011 een overname te realiseren, waarin hij niet is geslaagd, waarna de activiteiten verder zijn afgebouwd en de praktijk in augustus 2011 is uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en haar activiteiten zijn gestaakt.

4.10 In reactie op voornoemde brief van betrokkene heeft klager ter zitting verklaard bij controle op 3 mei 2012 te hebben geconstateerd dat het kantoor van betrokkene nog immer stond ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met als doelomschrijving het optreden als openbaar accountant. Daarnaast staat betrokkene zelf nog ingeschreven als openbaar accountant in het register. Betrokkene heeft weliswaar ter zitting verklaard dat de registratie in het handelsregister uitsluitend bedoelt te zien op het consultancy-onderdeel van zijn praktijk en dat hij zijn eigen registratie in het accountantsregister zal aanpassen in ‘accountant in business’, echter voornoemde constateringen van klager heeft betrokkene als zodanig niet betwist. Betrokkene heeft bovendien ter zitting erkend in de zomer van 2011 nog samenstellingsverklaringen te hebben afgegeven.

De Accountantskamer concludeert dan ook dat de accountantspraktijk van betrokkene, ten tijde van de diverse aankondigingen van een periodiek kwaliteitsonderzoek van zijn praktijk en de diverse verzoeken daartoe de monitoringvragenlijst in te vullen, nog niet geëindigd was en aldus op betrokkene de verplichting rustte om aan dit onderzoek door het College op alle onderdelen zijn medewerking te verlenen.

4.11 Nu betrokkene verplicht was zijn medewerking te verlenen aan het periodiek kwaliteitsonderzoek van zijn praktijk en daaraan voorafgaand de monitoringvragenlijst in te vullen, handelde hij door zijn weigering in strijd met de Verordening, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

4.12 De klacht is gelet op het bovenstaande in beide onderdelen gegrond.

4.13 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen de aard en ernst van de hiervoor omschreven schending van genoemd fundamenteel beginsel, alsmede het gegeven dat aan betrokkene eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd.

De Accountantskamer acht het niet naleven van voormelde verordening, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving is gemoeid, een zware overtreding. Deze verordening beoogt immers de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de registeraccountant te bewaken. Door zich niet te houden aan deze regelgeving heeft betrokkene tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag, als bedoeld in de artikelen A-100.4, onder e. en A-150.1 van de VGC. Betrokkene moet worden aangerekend dat hij door zijn afwijzende houding jegens het aangekondigde onderzoek en zijn nonchalante reactie op de diverse verzoeken van het College de monitoringvragenlijst in te vullen, geen enkel inzicht heeft betoond in het belang van het periodiek kwaliteitsonderzoek voor het werk van een accountant. Daarbij plaatst de Accountantskamer nog de kanttekening dat uit de recente tuchtrechtelijke/PE-zaken al blijkt dat in serieuze mate vraagtekens zijn te plaatsen bij de deskundigheid van betrokkene en dus bij de kwaliteit van zijn praktijk.

Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat als sanctie op de gegrond bevonden klacht geen andere maatregel passend en geboden is dan die van doorhaling van de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Daartoe zal dan ook, gelet op artikel 33 van de Wet RA en artikel 2, lid 1, sub e. van de Wtra, worden overgegaan en daarbij zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op zes maanden.

4.14 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.15 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond;

·         legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra . Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·         bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op zes maanden;

·         verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.A. Maan (rechterlijk lid) en

J. Maan AA (accountantslid) in aanwezigheid van P.M. Foppen LLB, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager dan wel betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.