ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0291 Accountantskamer Zwolle 11/941 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0291
Datum uitspraak: 20-07-2012
Datum publicatie: 24-07-2012
Zaaknummer(s): 11/941 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:  Klacht deels onvoldoende gespecificeerd en gestubstantieerd. Opdrachtgever van de accountant is de executeur en niet een afzonderlijke erfgenaam; betrokkene dient aan de executeur verantwoording af te leggen. De erfgenamen dienen bij de executeur hun informatieverzoek in te dienen.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 20 juli 2012 in de zaak met nummer 11/941 Wtra AK van

            X,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

raadsman: J.P.E. Baakman,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 4 mei 2011 ingekomen klaagschrift van 3 mei 2011 met bijlagen;

-   de op 21 juli 2011 ingekomen aanvulling op het klaagschrift van 19 juli 2011 met bijlagen;

-         het op 16 augustus 2011 ingekomen verweerschrift van 15 augustus 2011.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 6 januari 2012 waar zijn verschenen: namens klager J.P.E. Baakman, juridisch adviseur bij BAWA Rechtspraktijk c.s. te Haaksbergen (hierna: raadsman), en betrokkene, bijgestaan door G, cliëntadviseur bij het kantoor van betrokkene.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (de heer Baakman aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is als openbaar accountant werkzaam voor [1] Accountants en Adviseurs (hierna: 1) te [plaats]. Klager is een van de zeven erfgenamen in de nalatenschap, waartoe een boerderij behoort, van A.A. en F.A. ten D. Bij testament zijn G.J. ten D en O benoemd tot executeur. O heeft deze benoeming niet aanvaard.

Bij brief van 12 januari 2011 heeft betrokkene aan klager het accountantsrapport inzake de jaarrekening 2009 van de Erven F.A. ten D en een privé-specificatie over 2009 toegezonden.    

2.2 Bij brief van 19 januari 2011, gericht aan betrokkene, heeft de raadsman van klager aangaande het accountantsrapport een aantal vragen gesteld. Onder meer de volgende:

‘(…).

Waar slaan de kosten afwikkeling nalatenschap op (Blz. 23)

U gelieve specificatie te geven post beloning derden!(Blz. 20 en 23)

(…)

U gelieve overzicht te geven kosten afwikkeling nalatenschap.

U gelieve afschrift te verstrekken van de lastgeving m.b.t. de door U uitgevoerde werkzaamheden.

(…)’.

2.3 In reactie daarop heeft betrokkene de vragen - in verband met de vertrouwelijkheid ervan - rechtstreeks aan klager beantwoord bij brief van 3 februari 2011, en wel als volgt:

‘(…).

- Kosten afwikkeling nalatenschap betroffen diverse werkzaamheden van Notariskantoor [2]. Indien gewenst kan ik u een kopie van de nota’s laten toekomen. Dit betreffen werkzaamheden die volgens de testamenten verricht dienen te worden.

- Beloning derden: Zie bijgaande grootboekkaart. De vergoeding van executeur testamentair G.J. ten D bestaat enkel uit een kilometervergoeding (…). Voor de verrichte werkzaamheden (verzorging vee (…)) is geen vergoeding ontvangen.

- De opdracht voor het verrichten van accountantswerkzaamheden is ruim twintig jaar geleden aan ons kantoor verstrekt door wijlen [A]  en [F]  ten D, dit betrof een doorlopende opdracht die eventueel beëindigd kan worden middels opzegging door een daartoe bevoegd persoon’.

(…)’.

2.4 Bij brief van 4 maart 2011 heeft de raadsman van klager onder meer aan Y geschreven:

‘De dato 19 januari 2011 stelde ik namens en in opdracht van [klager] U een aantal vragen die U gedeeltelijk bij brief van 3 februari 2011 rechtstreeks gericht aan [klager] heeft beantwoord.

U gelieve urenoverzicht beloning derden te verstrekken onder omschrijving aard van de werkzaamheden. Als mede-erfgenaam heeft cliënt nimmer opdracht gegeven voor dergelijke werkzaamheden. Indien deze werkzaamheden behoren t.b.v. de poging van de drie erfgenamen die de boerderij willen voortzetten in het kader van de BOF dan dienen al deze beweerdelijke kosten op de drie erfgenamen te worden omgeslagen en niet ten laste te worden gebracht van de te verdelen erfenis.

De verkoop van het melkquotum is de boekwinst waaruit de HIR is gevormd. Echter de HIR is gevormd blijkbaar t.b.v. de drie erfgenamen die de boerderij beweerdelijk willen doorzetten. Boekhoudkundig is dit onjuist t.o.v. de erfgenamen die slechts wensen dat hun 1/7 deel wordt uitgekeerd.

U gelieve kostenoverzicht te verstrekken van de notaris met omschrijving van werkzaamheden o.v.v. de opdrachtgever.

(…) U dient overzicht aan te brengen in de boekhoudspecificaties en declaraties t.b.v. de werkzaamheden die betaald dienen te worden door de gezamenlijke erfgenamen en datgene wat dient te worden betaald door de beweerdelijke bedrijfsdoorzetters. Het kan niet zo zijn dat uw werkzaamheden t.b.v. de beweerdelijke voortzetters moeten worden betaald door der overige erfgenamen.

(…) Conform de toepasselijke wetgeving komt elke opdracht en/of overeenkomst te vervallen bij overlijden van de opdrachtgever (…). Cliënt heeft geen opdracht aan U verstrekt werkzaamheden te verrichten t.b.v. de beweerdelijke drie doorzetters van het bedrijf.

(…)’.

2.5 Betrokkene heeft de raadsman van klager bij brief van 16 maart 2011 geantwoord dat hij de vragen dient te stellen aan G.J ten D die daarvoor ingevolge de bepalingen uit het testament als executeur is aangesteld. 

2.6 De raadsman van klager reageert bij brief van 24 maart 2011 onder meer als volgt:

Uw antwoord op onze brief van 4 maart 2011 doet geen recht aan de vraagstelling. (…). De verkoop van het melkquotum is de boekwinst waaruit de HIR is gevormd. Echter de HIR is gevormd, blijkbaar t.b.v. drie erfgenamen die de boerderij beweerdelijk willen doorzetten. Boekhoudkundig is dit onjuist t.o.v. de erfgenamen die slechts wensen dat hun 1/7 deel wordt uitgekeerd. (…).

De opdracht aan Y is ruim 20 jaar geleden gegeven door wijlen de gebroeders A.A. en F.A. ten D. Conform de toepasselijke wetgeving komt elke opdracht en/of overeenkomst te vervallen bij overlijden van de opdrachtgever op vier september 2007. Cliënt heeft geen opdracht aan u verstrekt werkzaamheden te verrichten t.b.v. de beweerdelijke drie doorzetters van het bedrijf. (…).

In uw laatste brief heeft U de gevraagde stukken niet bijgesloten en geen antwoord gegeven op de door cliënt gestelde vragen en U geeft geen afschriften van de onderliggende stukken. (…).

2.7 De raadsman van klager en betrokkene communiceren vervolgens bij brieven van 8 april 2011, 11 april 2011, 14 april 2011 en 21 april 2011. De raadsman van klager stelt zich in zijn brieven op het standpunt dat betrokkene eraan voorbij gaat om de gevraagde inzichtelijkheid te verstrekken en gestelde vragen te beantwoorden. Betrokkene wijst er op dat de executeur belast is met alle beheerstaken van de nalatenschap en dat hij enkel op diens verzoek informatie kan verstrekken.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         betrokkene heeft geen scheiding gemaakt tussen de boekhouding van de door drie erfgenamen voor te zetten boerderij en de boekhouding van de nalatenschap;

          b.         betrokkene beantwoordt vragen niet en onthoudt inzage in stukken.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4 .4.1 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht genoemd in 3.1, onder a, naar voren gebracht dat betrokkene heeft verzuimd om de boekhouding van de boerderij, die drie erfgenamen wensten voort te zetten, te scheiden van de boekhouding van de nalatenschap. Te dier zake heeft klager na ontvangst van de jaarrekening 2009 in een brief van 4 maart aan betrokkene uiteengezet dat kosten, samenhangend met de voortzetting van de boerderij, niet ten laste dienen te worden gebracht van de gehele erfenis, dat de herinvesteringsreserve blijkbaar is gevormd ten behoeve van de erfgenamen die de boerderij willen voortzetten, hetgeen boekhoudkundig niet juist is en dat het niet zo kan zijn dat de werkzaamheden van betrokkene voor de erfgenamen, die de boerderij willen voortzetten, worden betaald door de overige erfgenamen. Dienaangaande heeft klager betrokkene voorts om informatie gevraagd.

4.4.2 Deze uiteenzetting wijst er naar het oordeel van de Accountantskamer geenszins op dat betrokkene ook feitelijk onjuist heeft gehandeld. Voor die beoordeling ontbreekt elke onderbouwing. Zo heeft bijvoorbeeld klager niet de jaarrekening 2009 overgelegd, waartegen zijn bezwaren zich richten. Het enkele verzoek tot het verstrekken van uren- of kostenoverzichten of het betoog dat een boekhoudkundige verwerking niet in overeenstemming is of zou zijn met de regels van de vaktechniek betekent immers niet dat betrokkene daadwerkelijk in strijd met de voor hem geldende (beroeps)regels heeft gehandeld. Vorenstaande leidt de Accountantskamer tot het oordeel dat de klacht in zoverre onvoldoende gespecificeerd en gesubstantieerd is en niet gebleken is dat betrokkene een tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.5 Voor zover de klacht inhoudt dat betrokkene onvoldoende informatie heeft verstrekt of onvoldoende heeft gereageerd op vragen van de zijde van klager, stuit de klacht af op het uitgangspunt dat de executeur aan betrokkene, zo is de Accountantskamer althans ter zitting afdoende gebleken, de opdracht heeft verstrekt om jaarcijfers samen te stellen. Deze opdrachtgever heeft in het kader van de toepasselijke regelgeving dan ook te gelden als degene aan wie door betrokkene verantwoording moet worden afgelegd. Betrokkene heeft, naar het oordeel van de Accountantskamer terecht, klager daar een en andermaal op gewezen. In zijn brief van 3 februari 2011 informeerde hij klager dat hij de raadsman niet rechtstreeks kon berichten, en in de brieven van 16 maart 2011, 11 april 2011 en 21 april 2011 informeerde hij klager dat diens raadsman de vragen of verzoeken om informatie diende voor te leggen aan de executeur, waarna op zijn verzoek de gevraagde informatie kan worden verstrekt.

Bovendien is door betrokkene onbetwist naar voren gebracht dat hij met toestemming van de executeur, bij brief met dagtekening van 12 mei 2011, uitgebreide en gedetailleerde informatie heeft verstrekt. Voorts heeft klager, kennelijk om zijn moverende redenen, naar ter zitting is gebleken, geen gebruik gemaakt van de eveneens geboden mogelijkheid om stukken bij de executeur in te zien.

Een en ander leidt tot het oordeel dat niet valt in te zien dat betrokkene een tuchtrechtelijk verwijt treft omdat hij aan klager onvoldoende informatie zou hebben verstrekt.

4.6 De klacht dient - in beide onderdelen - dan ook ongegrond te worden verklaard.

4.7 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven,, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. E.A. Maan (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenedan wel de voorzitter van de NOvAA en/of het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.