ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0289 Accountantskamer Zwolle 12/936 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0289
Datum uitspraak: 20-07-2012
Datum publicatie: 24-07-2012
Zaaknummer(s): 12/936 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Voorlopige voorziening toegewezen
Inhoudsindicatie:   Tijdelijke doorhaling als spoedvoorziening ex art. 41 Wtra hangende de afhandeling van de hoofdklacht.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 41 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 20 juli 2012 in de zaak met nummer 12/936 Wtra AK van

 

            de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN

            REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

            kantoorhoudende te Amsterdam,

            V E R Z O E K E R,

            raadsman: mr. Th.V.E. Bouma,

t e g e n

 

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van het bij klaagschrift van 22 mei 2012 ingediende verzoek ex artikel 41 Wtra om bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene in het accountantsregister tijdelijk door te halen; bij dit klaagschrift is door verzoeker tevens op de voet van artikel 22, tweede lid Wtra een klacht ten gronde ingediend. Dit klaagschrift, tevens inhoudende voormeld verzoek, is op 23 mei 2012 binnengekomen. Verzoeker zal hierna verder worden aangeduid als klager.

1.2 Bij brief van 23 mei 2012 is het klaagschrift verzonden naar het correspondentieadres van betrokkene te [plaats]; betrokkene heeft aan de Accountantskamer aangegeven dat dit correspondentieadres juist is. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk op genoemd verzoek te reageren en uitgenodigd om op de zitting van 22 juni 2012 te worden gehoord over het verzoek.

1.3 Naar aanleiding van deze brief heeft betrokkene niet verzocht om wijziging van de zittingsdatum en evenmin een schriftelijke reactie ingediend.

    1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 22 juni 2012. Voor verzoeker is verschenen de heer mr. Th.V.E. Bouma, advocaat te Amsterdam. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.5 Verzoeker heeft op deze zitting zijn standpunt toegelicht (aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.  De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sedert 9 januari 1991 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de registeraccountants (hierna: Wet RA).  Hij is  als leidinggevend accountant werkzaam voor BV1 te [plaats]; in ieder geval ten tijde van het klachtwaardig gedrag was betrokkene openbaar accountant en ook als zodanig ingeschreven.

2.2 Bij uitspraak van 23 december 2011 heeft de rechtbank Amsterdam betrokkene strafrechtelijk veroordeeld. De rechtbank heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan:

-     het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon terwijl betrokkene feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd en

-     valsheid in geschrifte meermalen gepleegd en

-     het opzettelijk geen medewerking verlenen aan een onderzoek van de belastingdienst hoewel hij daartoe verplicht was terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.

De rechtbank heeft betrokkene veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een werkstraf van 200 uur of vervangende hechtenis van 100 dagen. Deze uitspraak is onherroepelijk geworden.

2.3 De aan deze veroordeling ten grondslag liggende gedragingen van betrokkene hebben plaats gevonden in de periode van 1 april 2003 tot en met maart 2007.

2.4 Zowel de officier van justitie als de rechtbank hebben bij het eisen respectievelijk bepalen van de strafmaat laten meewegen dat betrokkene registeraccountant is.

3. Het verzoek

3.1 Klager heeft verzocht om betrokkene bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk door te halen in het accountantsregister. Daartoe heeft klager aangevoerd dat de bevoegdheid voor tijdelijke doorhaling reeds is gegeven met het enkele feit dat sprake is van een strafrechtelijke vervolging voor meerdere misdrijven die het uitoefenen van het accountantsberoep raken. Gezien de aard en de ernst van de misdrijven waarvoor betrokkene is veroordeeld is volgens klager bovendien evident sprake van een ernstig vermoeden als bedoeld in artikel 33, eerste lid Wet RA. Ook is evident volgens klager dat in deze kwestie zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn die nopen tot tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene.

4. De gronden van de beslissing

4.1 De Accountantskamer overweegt omtrent het verzoek het volgende.

4.2 Op grond van artikel 41, vierde lid Wtra dient betrokkene te worden gehoord op het verzoek tot tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving. Nu betrokkene echter niet heeft gereageerd op de naar hem gezonden uitnodiging/oproeping daartoe, moet worden aangenomen dat hij van dat recht geen gebruik wenst te maken. Betrokkene heeft het door klager gestelde voorts niet weersproken noch heeft hij betwist dat het treffen van een voorlopige voorziening aangewezen is.

4.3.1 Op grond van artikel 41, eerste lid, aanhef en sub c. juncto artikel 41, tweede lid Wtra is de Accountantskamer bevoegd bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van degene jegens wie een (samenhangende) tuchtklacht is ingediend door te halen op verzoek van onder meer de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid Wet RA en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

4.3.2 Op grond van artikel 41, zesde lid Wtra en blijkens de toelichting daarop (Memorie van Toelichting, kamerstukken II, 2005-2006, 30 397, nr 3.) bestaat deze bevoegdheid eveneens, zonder dat de Accountantskamer een met het misdrijf samenhangende klacht tegen de accountant behandelt, indien tegen een accountant een strafrechtelijke vervolging terzake van een misdrijf is ingesteld en het misdrijf mede het uitoefenen van zijn beroep raakt.

4.4  Blijkens artikel 42 Wtra vervalt de opgelegde tijdelijke doorhaling op het moment dat de Accountantskamer de tijdelijke doorhaling opheft, de uitspraak van de Accountantskamer onherroepelijk wordt, de tijdelijke doorhaling in hoger beroep wordt vernietigd of het College van Beroep voor het bedrijfsleven de zaak zelf afdoet op grond van artikel 40, eerst lid van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

4.5.1 Onderhavig verzoek hangt naar het oordeel van de Accountantskamer samen met een klacht die door klager tegen betrokkene is ingediend bij de Accountantskamer. Beoordeeld dient derhalve te worden of een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid Wet RA en daardoor  zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

4.5.2 Het handelen of nalaten van betrokkene moet voor de tuchtrechtelijke toets bedoeld in  artikel 33, eerste lid Wet RA voor zover dit plaats had voor 1 januari 2007, worden getoetst aan de Gedrags- en beroepsregels registeraccountants 1994 (hierna: GBR-1994), en met name artikel 5 daarvan, en voor zover het plaats had na 1 januari 2007 aan de Verordening Gedragscode registeraccountants ( hierna: VGC).

4.6 De Accountantskamer ziet in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2011 waarin de onder 2.2 beschreven gedragingen van betrokkene wettig en overtuigend bewezen zijn geacht en betrokkene strafrechtelijk is veroordeeld, in dit geval voldoende grond voor het oordeel dat een ernstig vermoeden is gerezen dat betrokkene heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de eer van de stand der registeraccountants (artikel 5 GBR-1994) respectievelijk met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (artikelen A-110.1 en A-150.1 VGC). In zoverre is voldaan aan de voorwaarden van artikel 41, eerste lid onder c. Wtra.

4.7.1 Klager meent dat in deze kwestie zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn die nopen tot een tijdelijke doorhaling van de inschrijving omdat betrokkene, die is vervolgd en veroordeeld voor misdrijven die raken aan de werkzaamheden van een accountant, het vertrouwen van de maatschappij, dat het handelen van een registeraccountant in overeenstemming is met de toepasselijke wet- en regelgeving en deze professioneel, integer, deskundig en zorgvuldig gedrag vertoont,  ernstig heeft beschaamd. De voortzetting van het titelgebruik leidt volgens klager tot vermindering van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan het handelen van registeraccountants wordt gehecht. Klager vreest voorts herhaling van soortgelijk handelen vanwege de proceshouding van betrokkene gedurende het gerechtelijk vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting van de strafrechter op 12 december 2011 waaruit blijkt, aldus klager, dat betrokkene de kwestie bagatelliseert, en vanwege onjuistheden die betrokkene ter terechtzitting heeft gedebiteerd ten aanzien van zijn inschrijving als bestuurder van RAC B.V. en als openbaar accountant. Derden die zich zouden willen bedienen van de diensten van betrokkene dienen volgens klager te worden beschermd door hen duidelijk te maken dat het handelen van betrokkene niet in overeenstemming is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer van een registeraccountant mag worden verwacht.

De Accountantskamer overweegt dienaangaande het volgende.

4.7.2 Blijkens de Memorie van Toelichting gaat het bij het opleggen van een maatregel van tijdelijke doorhaling bij wijze van voorlopige voorziening om een ordemaatregel die kan worden opgelegd in het geval tegen een accountant ernstige bezwaren zijn gerezen en het gezien de bescherming van het openbaar belang aangewezen is de accountant met onmiddellijke ingang op non-actief te stellen. In de Memorie van Antwoord is hieraan toegevoegd dat het gaat om een instrument om onmiddellijk te kunnen optreden bij ernstige excessen die geen uitstel dulden (kamerstukken I, 2007-2008, 30 397, C). Uit de tekst en de geschiedenis van totstandkoming van de Wtra komt derhalve naar voren dat het treffen van een voorlopige voorziening slechts in uitzonderlijke situaties is aangewezen.

4.7.3 Uit het strafrechtelijk vonnis van de rechtbank komt naar voren dat betrokkene zich tijdens het gerechtelijk vooronderzoek schuldig heeft gemaakt aan het afleggen van verklaringen en het verstrekken van informatie waarmee hij willens en wetens de waarheid geweld heeft aangedaan door geantedateerde suppletieaangiften en een achteraf herziene administratie als de juiste administratie te presenteren aan de rechter-commissaris en het Openbaar Ministerie en dat hij ter terechtzitting opnieuw heeft laten verwijzen naar deze geantedateerde suppletieaangiften in een poging om aan te tonen dat van frauduleuze opzet geen sprake is geweest. Daarnaast komt naar voren dat namens betrokkene op de terechtzitting ten behoeve van het strafmaatverweer is aangevoerd dat hij was uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel, terwijl uit een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel Amsterdam (vervaardigd op 20 april 2012) en uit het Bonaire Commercial Register, gedateerd 3 mei 2012, het tegendeel blijkt.

4.7.4 Gelet op de aan de strafrechtelijke veroordeling ten grondslag liggende gedragingen, die als ernstig gekwalificeerd moeten worden, en de hierboven beschreven proceshouding van betrokkene ziet betrokkene kennelijk (bij herhaling) de ernst van zijn handelen of nalaten die tot zijn veroordeling heeft geleid niet in en heeft hij zelfs in vervolg daarop gemeend de juistheid daarvan te kunnen verklaren en straf te ontlopen door onjuistheden te debiteren. Dit duidt er naar het oordeel van de Accountantskamer op dat betrokkene het belang er niet van inziet zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De Accountantskamer ziet in een en ander voldoende grond voor het oordeel dat hier zodanig zwaarwegende belangen in het geding zijn dat het tijdelijk doorhalen van betrokkene is aangewezen. Dit geldt temeer nu betrokkene bij uitspraken van de Accountantskamer van 26 oktober 2009 en 27 juni 2011 al is berispt met oplegging van een geldboete vanwege het niet voldoen aan zijn verplichtingen in het kader van permanente educatie, en overigens de tweede opgelegde geldboete niet tijdig heeft voldaan, zodat ook gevreesd moet worden dat betrokkene onvoldoende deskundig zijn vak uitoefent. Deze vrees wordt versterkt nu betrokkene bij uitspraak van heden in de klachtzaak met kenmerk 12/316 Wtra AK de maatregel van doorhaling, met een termijn van zes maanden waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven, wordt opgelegd omdat hij heeft geweigerd mee te werken aan een voorgeschreven kwaliteitstoetsing van zijn kantoor en niet heeft gereageerd op (herhaalde) verzoeken van het NIVRA om een monitoringvragenlijst in te vullen.

4.8 De conclusie uit het vorenoverwogene is dat het verzoek van klager gegrond is en dat er zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn, die vorderen dat de inschrijving van betrokkene in het register tijdelijk wordt doorgehaald, zulks in afwachting van het ontstaan van één van de situaties als beschreven in artikel 42 Wtra en hiervoor onder rechtsoverweging 4.4 weergegeven. Tot die bij wijze van voorlopige voorziening op te leggen maatregel zal dan ook, gelet op artikel 33 Wet RA en artikel 41 Wtra, worden overgegaan.

4.9 De AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA dienen ingevolge artikel 41 lid 3 juncto 48 Wtra, zulks in samenhang met artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, op de last van de voorzitter van de Accountantskamer ervoor zorg te dragen dat de bij wijze van voorlopige voorziening opgelegde maatregel tot tijdelijke doorhaling in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.10 Ingevolge artikel 48 zal de voorzitter van de Accountantskamer bij afzonderlijke beslissing de tenuitvoerlegging van deze uitspraak met onmiddellijke ingang gelasten.

4.11 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

- haalt bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, met onmiddellijke ingang tijdelijk door;

-   verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA, in vervolg op de bij deze uitspraak gevoegde last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze bij wijze van voorlopige voorziening getroffen maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) en in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 41, lid 8, juncto artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.