ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0271 Accountantskamer Zwolle 11/2272 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0271
Datum uitspraak: 18-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012
Zaaknummer(s): 11/2272 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:                                                                                                                                                                                                                        Vergeefse klachten door schoonvader van cliënt van betrokkene. Onaannemelijk dat sprake is geweest van herfinanciering van privéschulden van zakenpartner van cliënt, terwijl ongegrond is de klacht over misleiding, intimidatie en bedreiging van cliënt en diens gezin door betrokkene.     

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 11/2272 Wtra AK van 18 juni 2012 van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 4 november 2011 binnengekomen klaagschrift van 1 november 2011, met bijlagen;

-          een op 15 november 2011 ingekomen brief van klager, met bijlagen;

-          het op 1 december 2011 binnengekomen verweerschrift van 30 november 2011, met bijlagen;

-          de op 8 december 2011 binnengekomen reactie van klager op het verweerschrift;

-          de op 27 december 2011 binnengekomen aanvulling op het verweerschrift van 23 december 2011;

-          een op 29 februari 2012 ingekomen brief van klager, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 2 april 2012, waar aanwezig waren - aan de zijde van klager - X in persoon, tot bijstand vergezeld van A, en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon, tot bijstand vergezeld van zijn kantoorgenoten/collega’s C AA en B AA, tegen ieder van welke dezelfde klacht door klager werd ingediend. De klachten tegen laatstgenoemde accountants zijn gelijktijdig - doch niet gevoegd - met de onderhavige klacht behandeld.

1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht (klager aan de hand van  overgelegde pleitnotities) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkenes kantoorgenoot/collega B AA (hierna: B AA) van het kantoor Accountants1 te [plaats] (hierna: Accountants1) heeft op 27 maart 2008 een bespreking gevoerd met D (hierna: D) en op 28 maart 2008 met D en E (de schoonzoon van klager, hierna: E) die zich hadden voorgenomen gezamenlijk een horecaonderneming te exploiteren.

2.2 D exploiteerde op dat moment alleen een café in [plaats] (Café1). Hij had zakelijke schulden uit een onderneming, die hij tot 2006 gezamenlijk met zijn echtgenote had gedreven. De echtscheiding van D en zijn echtgenote was bij beschikking van 26 juli 2006 uitgesproken, maar vermogensrechtelijk was er nog steeds sprake van een onverdeelde boedel. E en D wilden gezamenlijk de exploitatie van de horecaonderneming, "onderneming1" geheten en gevestigd te [plaats], voortzetten omdat de exploitatie bij de voormalige echtgenote van D niet goed verliep.

2.3 Door Accountants1 zijn gegevens opgevraagd bij het Administratiekantoor1r, dat de administratie verzorgde van “onderneming1”. Na ontvangst van de informatie zijn in overleg met D en E prognoses opgesteld.

2.4 Omdat nog steeds sprake bleek van een onverdeelde boedel vanuit de echtscheiding van D, is voor de overname gekozen voor toedeling van de exploitatie van “onderneming1” inclusief de activa en passiva aan D. Het voordeel daarvan was dat de aanwezige onroerende zaken zonder overdrachtsbelasting door D konden worden overgenomen, waarna ze, samen met de exploitatie van het café in [plaats], economisch zouden worden ingebracht in de beoogde vennootschap onder firma met E. Op die manier zouden niet alleen activa, maar ook een aantal passiva van “onderneming1” worden overgenomen.

2.5 Op 10 april 2008 is door betrokkene een voorstel gedaan aan de advocaat van de ex-echtgenote van D (mr. P de Jonge) dat vooraf door B AA met D en E was besproken en neerkwam op overname van de activa en de zakelijke schulden waarvoor D vanuit het verleden mede aansprakelijk was.

2.6 Besprekingen nadien hebben erin geresulteerd dat D en E per 30 april 2008 de beschikking kregen over de sleutel van het pand van “onderneming1” en dat zij dit etablissement op Koninginnedag 2008 hebben kunnen openen, zulks terwijl er op dat moment nog geen overeenstemming was over de voorwaarden van de toedeling van de onderneming.

2.7 Vervolgens is gedurende een lange periode onderhandeld met Ds ex-echtgenote en met crediteuren van haar, die zich inmiddels meldden bij D en E. Ook diende met financiers te worden onderhandeld, mede omdat gedurende het proces bleek dat E niet in staat bleek de door hem toegezegde € 30.000 in de onderneming in te brengen.

2.8 De vennootschap onder firma D-E (hierna: de VoF) is per 29 april 2008 aangegaan bij akte van 7 mei 2008, die werd ondertekend door de vennoten D en E, alsmede - voor medewerking en toestemming - door E’s echtgenote en klagers dochter, F. In september 2008 zijn de vennoten D en E verder overeengekomen dat door D in de VoF zouden worden ingebracht:

-          alle activa en passiva van de onderneming Café1    te [plaats], zoals deze bleken uit de voorlopige balans per 31 december 2007, en

-          alle activa en passiva van de onderneming Café Cafetaria “onderneming1” te [plaats], zoals deze bleken uit de overnamebalans.

2.9 Door Accountants1 zijn accountants-, advies- en administratiewerkzaamheden voor de VoF en haar rechtsvoorgangers in het hiervoor beschreven proces gedeclareerd. Bij gebreke van betaling van de desbetreffende facturen tot een totaalbedrag van € 34.360,44 heeft Accountants1 de VoF en haar vennoten D en E op 26 februari 2010 gedagvaard in een incassoprocedure. De rechtbank te [plaats] heeft in deze procedure bij vonnis van 14 april 2010 de gedaagden - onder meer - hoofdelijk veroordeeld aan eiseres (Accountants1) te betalen € 36.830,05, vermeerderd met de wettelijke rente over € 34.360,44 vanaf 26 februari 2010, alsmede in de beslag- en proceskosten. Tegen dat vonnis is geen hoger beroep ingesteld.

2.10 In het kader van voor melde incassoprocedure is op 24 november 2010 executoriaal beslag gelegd op de woning van E en diens echtgenote te [plaats]. Per brief van 6 december 2010 hebben E en diens echtgenote daartegen bij Accountants1 geprotesteerd. Hierop is per brief van 17 december 2010 door betrokkenes collega/kantoorgenoot C AA (hierna: C AA) geantwoord dat de brief als klacht tegen Accountants1 in behandeling was genomen en ook als zodanig zou worden behandeld, waarbij C AA in zijn hoedanigheid van compliance-officer op korte termijn met een (nadere) reactie zou komen dan wel met een uitnodiging voor een gesprek.

2.11 Op 3 februari 2011 en 15 maart 2011 hebben gesprekken plaatsgehad tussen Accountants1 en de familie E, bijgestaan door A van B.V.1, een bedrijf voor administratieve, fiscale en bedrijfseconomische dienstverlening te [plaats]. Naar aanleiding van deze gesprekken is ter afhandeling van de klacht op 14 april 2011 door mr. P. FB namens Accountants1 per e-mail aan genoemde A een conceptovereenkomst tussen Accountants1 en E gezonden. Hierop is per e-mail van 5 mei 2011 door genoemde A gereageerd met voorstellen tot wijziging en aanvulling van de overeenkomst, die voor Accountants1 niet acceptabel waren.

2.12 Per brief van 20 juni 2011 is Accountants1 door mr. B. van Leeuwen te [plaats], de advocaat van E, verzocht om toezending van stukken.

Per brief van 23 juli 2011 heeft A aan de directie van Accountants1 “een laatste kans” gegeven om voor 31 augustus 2011 akkoord te gaan met een overeenkomst waarbij (ook) nadrukkelijk wordt vastgelegd dat Accountants1 op verzoek alle stukken uit het dossier ter beschikking zal stellen, “te beginnen met alle stukken die betrekking hebben op alle financieringsovereenkomsten waarbij de Accountants1 is betrokken”.

Per brief van 19 september 2011 van E aan de directie van Accountants1 heeft E verzocht “het dossier direct en volledig ter inzage te geven. En verder een bedrag te storten van € 60.000,-- om de lopende kosten te kunnen betalen om de schade zoveel mogelijk te kunnen beperken”. Daarbij werd gesteld dat zou worden afgezien van een klacht bij de Accountantskamer en van een verzoek om een onderzoek door de AFM, indien voor 1 oktober 2011 aan dit verzoek zou worden voldaan.

Per brief van 19 oktober 2011 heeft A van B.V.1 de directie van Accountants1 het volgende medegedeeld:

“Betreft: Klacht familie J.M. E en F, [adres]  tegen de Accountants1

Geachte directie,

Zoals u bekend help ik de familie E-Fbij de afhandeling van de hun klacht

tegen u. De familie E is nu in het stadium gekomen om de in te dienen klacht te

gaan uitwerken ,

Op basis van de aanwezige stukken en uw wijze van handelen in de klachtprocedure zal de

voltallige directie in de klachtprocedure worden betrokken. Tevens zullen de heren C AA en de heer Y AA direct als persoon in de procedure worden

opgenomen. Op basis van feiten kunnen ook nog andere personen in persoon in de een

klachtprocedure worden opgenomen.

Het verdient niet mijn voorkeur om nog geruime tijd negatieve energie en geld in deze zaak

te stoppen. Inmiddels hebben we van derden in deze zaak voldoende informatie ontvangen om

met derden tot (schade beperkende) regelingen te komen

Mijn voorkeur gaat er naar uit om de vaststellingsovereenkomst die door de heer F A

P. namens de Accountants1 op 14 april 2011 aan mij is toegemaild te ondertekenen

De uitleg van de familie E is dat: .

- de familie E geen klacht indient of procedure jegens de Accountnats1 start, ook niet tegen

individuele personen in deze zaak

- de Accountants1 de familie E niet zal aanspreken op de openstaande vorderingen in deze

zaak

- de Accountants1 zal na ondertekening van de overeenkomst het door haar gelegde beslag op de

woning aan de [adres]opheffen

Met klem verzoek ik u deze keer wel te reageren en aan mij schriftelijk te bevestigen voor 1

november 2011 dat de overeenkomst door u ondertekent gaat worden.

Het uitblijven van een reactie zal worden geïnterpreteerd dat u niet bereid bent om de

overeenkomst te onder tekenen

Met vriendelijke groeten

A

Op deze brief is namens Accountants1 door haar advocaat mr. S.M.W.L. van Boven gereageerd met een brief van 27 oktober 2011, inhoudende:

“Geachte heer A,

Namens de maatschap Accountants1 te [plaats] bevestig ik de ontvangst

van uw brief van 19 oktober 2011 aan de directie, verzonden namens de familieE en F, wonende te [plaats].

1.      Naast uw brief ontving ik van cliënte een groot aantal stukken, die ik nog niet heb kunnen doornemen. Ik hoop daartoe op de kortst mogelijke termijn te kunnen overgaan. Vervolgens zal ik de stukken met cliënte bespreken en kom ik bij u op de zaak terug.

2.      Al met al zal het niet lukken om voor 1 november te reageren, hetgeen u blijkens uw brief wenst. Ik vertrouw erop dat u mij wat langer de tijd geeft. Ik verwacht u binnen circa tien dagen te kunnen berichten.

3.      In verband met de beantwoording van uw brief heb ik nog een aantal vragen, waarop u misschien tussentijds reeds kunt antwoorden:

-          U schrijft dat u namens de familie E optreedt. Welke personen zijn exact uw cliënten?

-          Namens de heer E heeft mr. B. van Leeuwen, advocaat te [plaats], cliënte ook aangeschreven. Om te voorkomen dat we over meerdere schijven communiceren, verzoek ik u met mr. Van Leeuwen kort te sluiten wie van u beiden namens uw cliënten zal optreden, waarna ik mij met de gekozen vertegenwoordiger zal verstaan. In verband hiermee zend ik een fotokopie van deze brief aan mr. Van Leeuwen met het verzoek om de hier bedoelde vraag eveneens te beantwoorden.

Graag verneem ik van u, waarna u spoedig van mij verneemt.

Hoogachtend,

S.M.W.L. van Boven” .

Intussen had Incasso & Gerechtsdeurwaarders1 per brief van 24 oktober 2011 (inzake Accountants1 / D-E v.o.f.) aangekondigd bij E over te gaan tot beslaglegging op roerende zaken als niet binnen 5 dagen een bedrag van € 33.711,21 zou worden overgemaakt. Die beslaglegging heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene - en diens collega’s - misleiding, intimidatie en bedreiging van E en diens echtgenote F en aldus, zo begrijpt de Accountantskamer, handelen en/of nalaten in strijd met de voor hen als accountant-administratieconsulent geldende Verordening Gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

3.2 De onderdelen van de klacht, zoals de Accountantskamer deze begrijpt en - zoals blijkt uit het verweerschrift - ook betrokkene deze heeft begrepen, luiden dat betrokkene en/of zijn hiervoor genoemde collega’s:

1)      erop hebben aangedrongen te kiezen voor de rechtsvorm van een vennootschap onder firma;

2)      op hun aandringen E “een behoorlijk bedrag” in de vennootschap onder firma hebben doen storten;

3)      op hun advies en aandringen E hebben doen tekenen voor oude schulden van D;

4)      actief hebben bemiddeld in te verstrekken financieringen;

5)      op hun advies en aandringen E en F een hypotheek hebben doen verstrekken op hun huis voor - naar later is gebleken - oude schulden van D;

6)      hebben (mede)geweten van het door D storten van bedrijfsopbrengsten op diens privérekening;

7)      in samenspraak met de bank, die helemaal geen geld heeft verstrekt maar oude schulden van D afloste, bezig zijn een mooi onderpand te krijgen;

8)      actief op zoek blijven naar extra geld waarvoor E moet tekenen, terwijl het steeds gaat om oude schulden van D;

9)      de aangiften BTW vanaf 2009 niet hebben verzorgd;

10)  op vragen van E en diens echtgenote naar stukken zoals jaarverslagen, vreemde stukken hebben verstrekt;

11)  nota’s hebben gestuurd, waarvan door de nieuwe boekhouder wordt betwijfeld of zij werkelijk voor de VoF of D bestemd zijn;

12)  een overeenkomst, die door hun eigen kantoor Accountants1 is opgesteld, niet willen (laten) ondertekenen.

4. De gronden van de beslissing

De Accountantskamer overweegt met betrekking tot de klacht en het daartegen gevoerde verweer het volgende.

4.1 Betrokkene heeft in het verweerschrift primair aangevoerd dat de klacht “procedureel onjuist” en derhalve niet-ontvankelijk is, omdat in het klaagschrift niet is vermeld of de klacht is voorgelegd aan de accountantsorganisatie waarbinnen betrokkene werkzaam is en al evenmin waarom dat wel of niet is gebeurd, zulks in strijd met het procesreglement van de Accountantskamer (en met het bepaalde in artikel 22 lid 3 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, zo begrijpt de Accountantskamer). Voorts worden - aldus betrokkene - de feiten waarvoor oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel wordt gevraagd weliswaar benoemd door te stellen dat sprake is van misleiding, intimidatie en bedreiging, maar worden deze verder niet gericht gemotiveerd, zodat het verweer daartegen wordt bemoeilijkt.

4.1.1 Klager heeft in zijn op 8 december 2011 binnengekomen reactie dit verweer van betrokkene betwist en gesteld dat het hem onzinnig voorkomt een klacht in te dienen bij Accountants1, terwijl betrokkene zelf de klachtprocedure van E en diens echtgenote bij Accountants1 weigert af te handelen. Voorts heeft klager in genoemde reactie de onderdelen van zijn klacht nader geadstrueerd.

4.1.2 De Accountantskamer verwerpt het onder 4.1 weergegeven verweer van betrokkene. Het niet vermelden of de klacht is voorgelegd aan de accountantsorganisatie waarbinnen betrokkene werkzaam is en waarom dat niet is gebeurd, kan, wat daar verder ook van zij, niet tot niet-ontvankelijkheid van de klacht leiden. Voorts hebben betrokkene en diens collega’s volgens de overige inhoud van hun verweerschrift begrepen wat hun wordt verweten. Zij hebben zich daartegen behoorlijk kunnen verdedigen en ook, zowel in hun verweerschrift als mondeling ter zitting, daadwerkelijk verdedigd.

4.2 De Accountantskamer heeft vastgesteld dat het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, heeft plaatsgevonden ná 1 januari 2007 zodat het moet worden getoetst aan de sindsdien vigerende VGC en in het bijzonder deel A (de gedragscode voor iedere accountant-administratieconsulent) daarvan.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht wordt vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Betrokkene heeft als verweer tegen de hiervoor onder 3.2 vermelde klachtonderdelen 1 tot en met 12 ‑ zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.

ad 1) Klager heeft gesteld dat op aandrang van Accountants1 gekozen is voor de rechtsvorm van een vennootschap onder firma.

Dit is alleszins merkwaardig te noemen, daar klager niet bij de vele besprekingen aanwezig is geweest. Gezien de resultaten uit de exploitatie en de fiscale voordelen van het zelfstandig ondernemerschap is de keuze van de heren D en E voor de rechtsvorm vennootschap onder firma een logische te noemen. Voorts noopte de manier van verkrijgen van de exploitatie, de boedelverdeling en het daarbij behorende voordeel in de overdrachtsbelastingsfeer, tot het drijven van een onderneming in de persoonlijke onderneming sfeer. Dit is meerdere malen besproken met de heren E en D. Ook is mij onduidelijk welk belang Accountants1 zou kunnen hebben bij het aandringen op een bepaalde rechtsvorm. Bij een keuze voor een B.V. zouden de heren overigens in privé hoofdelijk verbonden worden als schuldenaar door de bank. Bovendien zou dan de overdrachtsbelasting een lastig te financieren hobbel zijn geweest.

ad 2) Klager heeft gesteld dat zijn schoonzoon op aandrang van Accountants1 een behoorlijk bedrag heeft gestort in de vennootschap onder firma.

De heer E heeft op 7 juli 2008 respectievelijk 5 augustus 2008 € 25.000 en € 15.000 gestort op rekening van de vennootschap onder firma omdat in april 2008 was afgesproken dat hij gelden zou inbrengen en deze gelden op dat moment cruciaal waren om de exploitatie gaande te houden. Gebleken is echter dat de heer E de in april 2008 gedane toezegging (de storting van € 30.000) niet waar kon maken en zelfs een restschuld had uit de staking van zijn onderneming in de transportsector. Wat klager verzuimt te melden is dat op 3 september 2008 door de heer E € 30.000 onttrokken is aan de vennootschap en dat bij de uiteindelijke herfinanciering per 3 oktober 2008 nog eens € 34.948,84 is aangewend ter aflossing van zakelijke schulden van de heer E. Per saldo is dus door de heer E geen € 30.000 gestort maar € 24.948,84 onttrokken. De stelling van klager is onvolledig en schetst daardoor een onjuist beeld van de werkelijkheid. Gelet op het enthousiasme van de heer E (blijkens een brief van Witte & Partners van 7 september 2011) was aandrang van Accountants1 bij het aangaan van de samenwerking ook helemaal niet nodig. De heer E stond te popelen om samen te gaan werken met de heer D. Overigens is van enige aandrang door Accountants1 geen sprake geweest.

ad 3) Klager heeft gesteld dat op advies en aandrang van Accountants1 door zijn schoonzoon is getekend voor oude schulden van zijn vriend (de heer D).

Door de keus voor een activa/passiva transactie is er overleg geweest met de zakelijke schuldeisers van onderneming1 over overname van de schulden door de nieuwe vennootschap onder firma. Dit resulteerde in nieuwe contractspartijen en in bijna alle gevallen nieuwe voorwaarden waarbij de heer E als vennoot van de vennootschap onder firma uiteraard de nieuwe overeenkomsten moest ondertekenen. Door de keuze van de heren D en E om op 30 april 2008 te starten, terwijl de onderhandelingen en financiering van de onderneming nog niet waren geregeld, is in een later stadium een aantal momenten ontstaan waarop wellicht ge voelsmatig nog weinig keus was voor het wel of niet tekenen van overeenkomsten. Dit is veroorzaakt door de keuze van de heren D en E en niet onder dwang of op aandrang van Accountants1. De bank heeft ook gesteld dat zij door E eigenlijk ook voor een voldongen feit werd geplaatst. Verder dient nog te worden opgemerkt dat het tekort, dat ontstond door de onder het vorige punt vermelde onttrekkingen door de heer E ten behoeve van de oude schulden, en het niet voldoen aan de afspraak terzake de storting van € 30.000 zijn meegenomen in de nieuw verkregen financieringen. Er is door de heer E dan ook niet getekend voor oude schulden van de vriend, maar voor overname en uitbreiding van zakelijke langlopende schulden van onderneming1 door de vennootschap onder firma, waarbij direct rekening is gehouden met de aflossingen die nog plaats dienden te vinden van oude zakelijke schulden van zijn onderneming hoewel deze schulden niets met de nieuwe vennootschap van doen hadden. De heer E heeft telkens de vrije keuze gehad om niet te tekenen maar is door Accountants1 in de persoon van B AA wel gewezen op de gevolgen daarvan.

ad 4) Klager heeft gesteld dat in de afgelopen maanden is gebleken dat de Accountants1 actief bemiddeld heeft in te verstrekken financieringen.

Dat bij klager pas recentelijk bekend is geworden dat Accountants1 betrokken is geweest bij verkrijging van financieringen kan, maar is dan geheel toe te schrijven aan de communicatie met zijn schoonzoon. De heer E was, net als de heer D, volledig op de hoogte van de gesprekken die door Accountants1 zijn gevoerd met financiers/schuldeisers. Deze gesprekken vielen ook volledig binnen de opdracht van het regelen van de overname van de onderneming, omdat het verkrijgen van financiering hiervan een cruciaal onderdeel uitmaakte. Ik merk hierbij op dat tegen geen van de door Accountants1 aan de heren D en E uitgereikte facturen - waarop staat dat werkzaamheden terzake van financieringen zijn verricht - is gereclameerd.

ad 5) Klager heeft gesteld dat zijn dochter en schoonzoon op aandrang en advies van Accountants1 bereid zijn geweest hypotheek te verstrekken op hun huis voor naar later blijkt oude schulden van de vriend.

Het verstrekken van hypothecaire zekerheid op het woonhuis van de heer E was één van de verstrekkingvoorwaarden van Rabobank voor de financiering. Uit een e-mail van 3 september 2008 van de heer Kerkhove aan de heer B blijkt dat op 2 september 2008 een accountmanager Private Banking van Rabobank een gesprek heeft gehad over de hypotheekstelling door de heer en mevrouw E in het kader van de bancaire zorgplicht. Ondanks dit gesprek, waarbij namens Accountants1 niemand aanwezig is geweest, heeft mevrouw F de financieringsovereenkomst waarin de voorwaarden zijn gesteld ondertekend, zonder daarover nog nader te overleggen met Accountants1. Overigens zie - ik los van dit alles - niet in wat het motief van Accountants1 zou kunnen zijn om op bepaalde zaken aan te dringen. Ook hier geldt dat de heer en mevrouw E de keuze hebben gehad wel of niet te tekenen, met daarbij de kanttekening dat, als er niet getekend zou worden, de zaak niet gedaan zou worden. Dit kan niet worden gezien als aandrang van de zijde van Accountants1, maar was het gevolg van de positie waarin men zichzelf had gemanoeuvreerd (het starten van de onderneming zonder dat o.a. de financiering rond was). Op het deel van de klacht met betrekking tot "voor naar later blijkt oude schulden van de vriend" wil ik reageren met verwijzing naar punt 3, waarin reeds is opgemerkt dat het geen oude schulden van de vriend betrof, maar schulden uit de overname van de exploitatie van onderneming1, uitgebreid met gelden ten behoeve van Es oude schulden uit de transportonderneming en dat de heer E hiervan volledig op de hoogte was. De bestemming van de te verkrijgen gelden is vanaf april 2008 meermalen duidelijk gemaakt aan de heer E en blijkt ook uit het overnamevoorstel (bijlage 1).

ad 6) Klager heeft gesteld dat de vriend (de heer D) met medeweten van Accountants1 bedrijfsopbrengsten op zijn privérekening stortte.

Deze stelling wordt ten zeerste bestreden. Klager baseert zich hierbij uitsluitend op een kopie van een bericht van de Rabobank aan Accountants1 met daarbij kopie afschriften van de heer D zijn privé rekening, zonder dat het kader waarbinnen dit is te plaatsen is meegenomen. Vanaf de start van de onderneming is de administratieve opzet bijzonder moeizaam geweest. Mede omdat al was gestart zonder het verkrijgen van de benodigde financiering, bleek het bijzonder moeilijk om binnen het beschikbare kader van financiële middelen te opereren. De chaotische manier van administreren van in het bijzonder de heer D deed daar zeker geen goed aan. Na verloop van tijd bleek dat de heer D zijn toevlucht had gezocht tot het s torten van zakelijke gelden op zijn privé rekening (bij de Rabobank) om op die manier aan verplichtingen te kunnen voldoen. Bij afstorting op de zakelijke rekening kon dit niet omdat deze rekening over de ter beschikking staande limiet stond. Overigens dient hierbij gemeld te worden dat ook de heer E was gestopt met het doen van stortingen vanuit de exploitatie van onderneming1 om diezelfde reden. Om de administratie toch volledig te krijgen is door Accountants1 rechtstreeks bij de Rabobank verzocht om inzage in de afschriften van de heer D en ook om afschriften van de zakelijke rekeningen die ontbraken. Daarnaast is bij grotere leveranciers (in overleg met de heer E) verzocht om informatie uit hun systemen.

ad 7) Klager heeft gesteld dat is gebleken dat de bank helemaal geen geld heeft verstrekt, maar in samenspraak met de AccountantsS1 oude schulden van de vriend afloste om zo een mooi onderpand te krijgen.

Gezien de getekende financieringsovereenkomst waaruit blijkt dat aan de vennootschap onder firma financieringen zijn verstrekt, kunnen wij de stelling van de klager niet volgen. Dat de gelden direct gebruikt zijn voor aflossing van schulden die waren overgenomen van onderneming1 houdt niet in dat de bank geen geld heeft verstrekt. Wat betreft het deel van de klacht dat dit in samenspraak met Accountants1 is gebeurd, kan nog worden opgemerkt dat dit onmogelijk is daar de bank volledig autonoom financieringen verstrekt en dit niet in samenspraak met Accountants1 doet.

ad 8) Klager heeft gesteld dat Accountants1 actief op zoek blijft naar extra geld waarvoor zijn schoonzoon moet tekenen, terwijl het steeds gaat om oude schulden van de vriend.

Kortheidshalve verwijs ik naar de eerder gemelde punten dat het ging om herfinanciering van overgenomen zakelijke langlopende schulden en niet om schulden van de vriend. Verder meld ik nogmaals dat het blijven zoeken naar geld vooral ingegeven was door de herfinanciering van de restschuld van de heer E. Ook de nijpende l iquiditeitspositie, ontstaan door tegenvallende exploitatie, veroorzaakte een aanvullende financieringsbehoefte. Dat de heer E hiervoor moet tekenen omdat financiering wordt verstrekt aan de vennootschap is gebruikelijk.

ad 9) Klager heeft gesteld dat Accountants1 simpelweg de BTW-aangiften niet heeft verzorgd vanaf 2009.

De laatste door Accountants1 ingediende aangifte omzetbelasting betreft de aangifte van het 2e kwartaal 2009, die op 28-07-2009 digitaal is ingediend en in kopie aan cliënt is verzonden. De aangifte over het 1e kwartaal 2009 is niet ingediend in verband met ontbreken van de kasadministratie over die periode. Na het 2e kwartaal 2009 is door Accountants1 geen administratie meer ontvangen om een volledige boekhouding te voeren. In tegendeel zelfs: door de heer E is Accountnats1 in oktober 2009 verzocht alle bij Accountants1 aanwezige administratie aan hem af te geven. Op dat moment was Accountants1 dan ook niet in staat om een juiste en volledige aangifte te doen. De gedrags- en beroepsregels, de 4e tranche AWB en het strafrecht verbieden het Accountants1 op basis van schattingen aangifte te doen. Zowel de heer E als de heer D is meermalen gewezen op het ontbreken van gegevens in de administratie. Dat de heer E door de belastingdienst aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden is het gevolg van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid als vennoot en is Accountants1 niet aan te rekenen.

ad 10) Klager heeft gesteld dat zijn dochter en schoonzoon op vragen om stukken van Accountants1 vreemde stukken hebben ontvangen.

Alle door klager in de bijlagen opgenomen stukken zijn prognoses, die zijn gebruikt ten behoeve van het verkrijgen van de bancaire financiering. Al deze stukken heeft de schoonzoon gezien, zijn met hem besproken en kunnen voor hem dan ook niet vreemd zijn. Dit blijkt mede uit de brief van Partners1 waarin staat: "Hij had er zelf alle vertrouwen in dat hij de horeca onderneming tot een succes kon maken en uiteindelijk meer kon verdienen dan uit de door zijn accountant aangeleverde begroting naar voren kwam". De in het cijfermateriaal opgenomen voorlopige realisaties van 2006 en 2007 betreffen het cijfermateriaal over die jaren van de exploitatie van onderneming1 en Café1 en zijn opgenomen ter onderbouwing van de begrotingen voor 2008 en 2009. Dit was bij de bankier en ondernemers als enige betrokken partijen bekend en behoefde daar dus ook geen nadere uitleg. Zoals door klager wordt opgemerkt, kunnen deze cijfers ook geen betrekking hebben op de vennootschap, omdat deze toen nog niet bestond. Als gevolg van alle administratieve problemen en het betalingsgedrag van cliënten zijn nimmer jaarcijfers over 2008 en 2009 opgesteld en daarom kunnen deze ook niet worden verstrekt.

ad 11) Klager heeft gesteld dat zijn huidige boekhouder bij de nota's van Accountants1 twijfels heeft of deze werkelijk voor de VoF of voor de vriend zijn.

Zoals uit alle stukken blijkt is door Accountants1 enorm veel inspanning verricht om de overname van de onderneming onderneming1 door de heer E en de heer D te realiseren. De onderhandelingen met de vorige eigenaresse hebben geduurd van april 2008 tot en met september 2008 en zijn bijzonder intensief geweest, mede omdat er advocaten en andere adviseurs bij betrokken waren, alsmede vanwege de echtscheiding van de heer D. Accountants1 heeft op verzoek van de heren D en E veel tijd geïnvesteerd. Ook het verkrijgen en het verhogen van de financiering als gevolg van het wegvallen van de inbreng van E heeft Accountants1 op zich genomen en heeft tot zeer veel inspanningen van de zijde van Accountants1 geleid, dit ondanks dat onze declaraties niet werden voldaan. Tevens bleek de verwerking van de administratie van de vennootschap bijzonder arbeidsintensief omdat telkens veel stukken ontbraken, zoals kasadministratie en facturen. Als gevolg daarvan heeft Accountants1 meermalen de administratie moeten reconstrueren, onder andere met behulp van de bij punt 6 genoemde bankafschriften van de heer D. Meermalen zijn crediteurenlijsten met de heer E doorgelopen op kantoor van Accountants1 om te komen tot een juiste schuldenpositie. Het bevreemdt mij dan ook dat de boekhouder van klager de declaraties van Accountants1 in twijfel trekt zonder ons te horen. Daar komt bij dat de declaraties van Accountants1 aan de VoF nooit eerder zijn bekritiseerd toen daar alle gelegenheid voor was. Accountants1 beschikt over een vonnis (zie bijlage 14) op grond waarvan de nota's ingevorderd kunnen worden; de juistheid van die nota's werd niet betwist door de heren E en D.

ad 12) Klager heeft gesteld dat er sprake is van een overeenkomst met de schoonzoon en Accountants1.

Als bijlage in het dossier is opgenomen een conceptovereenkomst die van de zijde van Accountants1 is opgemaakt naar aanleiding van de bespreking tussen mevrouw F(echtgenote van de heer E en dochter van klager), de heer A en de heer C AA van Accountants1. In reactie op deze overeenkomst is door de heer P. een mail ontvangen van de heer A, waarin verzocht is om diverse aanpassingen van het concept. Hieruit is af te leiden dat geen sprake was van overeenstemming. Nadere verzoeken om ondertekening van een overeenkomst dienden dan ook geen enkel doel.

Betrokkene heeft deze weren gestaafd met schriftelijke bescheiden, die als bijlagen bij het verweerschrift zijn overgelegd.

4.5 De Accountantskamer is van oordeel dat klager zijn aan het hiervoor onder 3.1 weergegeven verwijt ten grondslag liggende stellingen niet aannemelijk heeft gemaakt tegenover de uitvoerige, gemotiveerde en met schriftelijke stukken gestaafde betwisting ervan door betrokkene. In het bijzonder is geenszins aannemelijk geworden dat sprake is geweest van herfinanciering van privéschulden van D, zodat alle onderdelen van de klacht die daarvan uitgaan reeds daarom ongegrond zijn te achten.

4.6 Tijdens de zitting is gebleken dat in het dossier van betrokkene geen vastlegging van de besprekingen van hem en zijn collega's met E en D is opgenomen. Dit vormt een tekortkoming in de dossiervorming door betrokkene. In elk geval hadden de belangrijkste afspraken die tijdens de besprekingen zijn gemaakt op enigerlei wijze moeten worden vastgelegd om achteraf verantwoording te kunnen afleggen over de gegeven adviezen en ter voorkoming van misverstanden en/of conflicten. Het ontbreken van zulk een vastlegging levert echter geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt aan betrokkene op, reeds nu omdat het geen onderdeel van de klacht vormt. Klager heeft overigens aan geen van die besprekingen deelgenomen noch is hij daarbij als toehoorder aanwezig geweest.

4.7 Indien en voor zover in de op 8 december 2011 binnengekomen schriftelijke reactie van klager op het verweerschrift van betrokkene moet worden gelezen dat de klacht tevens behelst dat betrokkene en zijn collega’s van Accountants1 hun professioneel of zakelijk oordeel in de onderhavige zaak hebben laten aantasten door een vooroordeel, belangentegenstelling of ongepaste beïnvloeding door een derde (en zodoende het fundamentele beginsel “objectiviteit” als bedoeld in artikel A-100.4 onder b. van de VGC zouden hebben geschonden) omdat D al cliënt van Accountants1 was, overweegt de Accountantskamer dat klager weliswaar heeft gesteld dat D al cliënt van Accountants1 was, maar betrokkene dit heeft betwist en gesteld dat zowel D als E en diens echtgenote voor hun besprekingen met Accountants1 op 27 en 28 maart 2008 cliënt waren bij Administratiekantoor1, hetgeen door klager niet meer is weersproken. Daarmee is de grond aan dit onderdeel van de klacht komen te ontvallen en is het eveneens ongegrond te achten.

4.8 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle aan de klacht over misleiding, intimidatie en bedreiging van E en diens echtgenote F ten grondslag gelegde onderdelen ongegrond zijn, zodat als volgt dient te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. W.M. de Vries, rechterlijke leden, S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2012.

_________                                                                             __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                              

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klager en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift - dat de gronden van het beroep dient te bevatten - bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.