ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0256 Accountantskamer Zwolle 11/2251 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0256
Datum uitspraak: 16-04-2012
Datum publicatie: 17-04-2012
Zaaknummer(s): 11/2251 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klager vreest dat door een reorganisatie van twee gemeenschappelijke in een stichting georganiseerde activiteiten zijn inbreng in die stichting teloor zal gaan. Klager verwijt vervolgens vergeefs aan betrokkene dat deze de stichting had moeten waarschuwen dat deze handelde in strijd met het verbod van artikel 2:285 lid 3 BW, dat betrokkene in strijd met zijn objectiviteit positie had gekozen terwijl hij zijn werkzaamheden voor de stichting had moeten weigeren, dat betrokkene ten onrechte weigert klager volledige inzage te geven in de jaarrekeningen en dat de jaarrekening 2008 niet aansluit op de jaarrekening 2007.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 16 april 2012 in de zaak met nummer 11/2251 Wtra AK van

drs. X,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. J.G.L. Bruins-Uneken,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: H.E. van Berckel-Dekker.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-           het op 31 oktober 2011 ingekomen klaagschrift van 28 oktober 2011 met bijlagen;

-           het op 7 november 2011 ingekomen vervangend klaagschrift van 4 november 2011 met bijlagen;

-           het op 14 december 2011 ingekomen verweerschrift van betrokkene.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 23 januari 2012 waar zijn verschenen: klager in persoon, bijgestaan door mw. mr. J.G.L. Bruins-Uneken, belastingadviseur te Apeldoorn, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mw. mr. H.E. van Berckel-Dekker, werkzaam bij A.  

1.3 Klager en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (beiden aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is openbaar accountant en verbonden aan A Accountants & Belastingadviseurs B.V., vestiging [plaats].

2.2 Enige apotheken hebben op basis van vrijwilligheid in de jaren negentig twee activiteiten gemeenschappelijk georganiseerd, te weten avond-, nacht- en zondags-diensten in de vorm van de Dienstapotheek (hierna: de B) en transmurale medicatiebewaking in de vorm van een Steunpunt (het C). Daartoe is in 1997 de Stichting [plaats] en omstreken (hierna: D) opgericht.

2.3 Klager is een van de aan de B, het C en D deelnemende apothekers. Conform de statuten van D heeft klager bijgedragen in het startkapitaal van de B en het C.

2.4 Met ingang van het boekjaar 2008 verleent betrokkene administratieve diensten aan D en verricht hij voor D samenstellingswerkzaamheden betreffende de jaarrekening. In deze jaarrekening zijn de financiële resultaten van de B en het C verwerkt.

2.5 Tot en met het boekjaar 2009 heeft D vanwege exploitatietekorten aan de deelnemende apothekers om bijdragen gevraagd in de vorm van bevoorschotting. Vanaf het boekjaar 2009 wordt vanwege de exploitatieresultaten geen voorschot meer aan de aangesloten apothekers in rekening gebracht.

2.6 Vanaf 2010 wordt door D en de aangesloten apothekers gesproken over een wijziging in de rechtsvorm van de uitgeoefende activiteiten. Klager heeft bezwaren tegen de door D voorgestane wijzigingen.

2.7 Ten tijde van de indiening van de klacht waren de jaarrekeningen van D over de jaren 2008 en volgende nog niet vastgesteld.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         betrokkene had het bestuur van D erop moeten wijzen dat D in strijd handelt met het verbod van artikel 2:285 lid 3 BW om winst uit te keren aan oprichters of bestuursleden en dat het daardoor niet mogelijk was om de jaarrekeningen van de B en het C op naam van D te zetten;

b.         betrokkene heeft meegewerkt aan het met de wet strijdig handelen van het bestuur van D door de vanaf 2008 gerealiseerde winst in de jaarrekening te verhullen;

c.         betrokkene ondersteunt zonder enige grond het standpunt van het bestuur van D dat zij autonoom is ten aanzien van de B en het C, waardoor de rechten van klager worden ontkend;

d.         betrokkene belet, door klager inzage te onthouden in de definitieve jaarrekeningen van D vanaf 2008, klager een financieel onderbouwde vordering bij D in te dienen.

3.2 Klager heeft betrokkene samengevat verweten dat deze de voor hem geldende fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit en deskundigheid en zorgvuldigheid heeft geschonden.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Wat betreft de ter zitting nader overgelegde stukken geldt dat die buiten de inhoudelijke beschouwing van de klacht dienen te blijven. Door eerst op dat moment die nadere stukken in het geding te brengen, terwijl niet is gebleken dat klager daartoe niet eerder dan tien dagen voor de zitting in staat was, is betrokkene niet in de positie geweest om adequaat op de nadere stukken te reageren.

4.2 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.3 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu het plaatshad ná 17 januari 2007, aan de sinds die datum vigerende VGC en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountant-administratieconsulenten geldende) deel A en het (voor openbaar accountant-administratieconsulenten geldende) deel B1.

4.4 Het is in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5 Wat betreft klachtonderdeel a. geldt dat daaraan kennelijk de veronderstelling ten grondslag ligt dat het D als stichting niet is toegestaan een geobjectiveerde winstverwachting te hebben en/of een commerciële onderneming ten behoeve van een commercieel doel te drijven. Anders dan klager meent, volgt uit lid 3 van artikel 2:285 BW geenszins een verbod voor een stichting tot het maken van winst of anders gezegd het drijven van een onderneming. Genoemd artikellid verbiedt slechts het doen van uitkeringen aan oprichters en zij die deel uitmaken van organen van de stichting. Er is daardoor geen grond voor een waarschuwing door betrokkene aan het bestuur van D als door klager is gesteld. Er is daardoor evenmin een beletsel voor betrokkene om de jaarrekening van D samen te stellen. Het onderdeel faalt.

4.6 Met onderdeel b. van de klacht stelt klager aan de orde dat de jaarrekening 2008 niet aansluit op de jaarrekening 2007, waarmee volgens klager de indruk wordt gewekt dat de B en het C in 2008 geen winst hebben behaald, wat echter wel het geval is gebleken. Klager voert in dat kader aan dat er in 2008 een voorziening dubieuze debiteuren ad € 55.808 is gevormd, welke post niet nader is toegelicht, zodat er in feite in 2008 een winst is behaald van ruim € 10.000 in plaats van een verlies van € 44.888, zoals wordt gepresenteerd. Daarnaast wijst klager erop dat in het conceptrapport 2008 het resultaat over 2007 ad € 0 opeens wordt gepresenteerd als een verlies van € 46.666. Een soort van stelselwijziging lijkt daardoor door betrokkene te zijn geïntroduceerd.

Betrokkene heeft ter afwering aangevoerd dat de jaarrekening 2008 weldegelijk aansluit op die over 2007, dat tot en met de jaarrekening 2007 het verlies over het betreffende jaar in de balans werd opgenomen als nog te factureren afrekeningen ‘Steunpunt en Dienstapotheek’ zodat het resultaat van D - zoals ieder jaar - € 0 bedroeg, dat hij bij het opstellen van de jaarrekening 2008 constateerde dat D in de periode 2006 - 2008 achterstanden in debiteuren had laten ontstaan, dat er op dat moment een grote mate van onzekerheid bestond of de openstaande bedragen nog geïncasseerd zouden kunnen worden, zodat er in overleg met de penningmeester van D een voorziening dubieuze debiteuren is gevormd, en dat het ongebruikelijk is om een dergelijke voorziening in de jaarrekening toe te lichten.

Tegenover deze betwisting en toelichting op de jaarrekeningen 2007 en 2008 heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende concrete feiten en omstandig-heden aangevoerd op basis waarvan tot de conclusie kan worden gekomen dat door betrokkene is gehandeld in strijd met de van hem te vergen deskundigheid en zorgvuldigheid. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

4.7 Met onderdeel c. van de klacht verwijt klager aan betrokkene dat deze het bestuur van D ondersteunt in haar standpunt dat D autonoom is inzake de B en het C. Klager heeft ter onderbouwing daartoe aangevoerd dat zolang er geen verkoop / overdracht van het juridisch en/of economisch eigendom van klagers aandelen in de B en het C aan D heeft plaatsgevonden, het standpunt van D voor onjuist moet worden gehouden, zodat betrokkene zijn werkzaamheden had moeten weigeren.

Betrokkene heeft daartegen ingebracht dat hij geen enkel standpunt heeft ingenomen omtrent de autonomie van D of klagers aanspraken dienaangaande, dat hij op geen enkele wijze betrokken is bij de door het bestuur van D en het merendeel van de aangesloten apothekers voorgenomen reorganisatie, dat D ter zake wordt bijgestaan door andere adviseurs en dat de ondernemingsvorm tot op heden niet is gewijzigd, zodat hij zich conform de aan hem verleende opdracht heeft gericht op het samenstellen van de jaarrekening van D.

Tegenover deze betwisting heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan tot de conclusie kan worden gekomen dat door betrokkene is gehandeld in strijd met de van hem te vergen objectiviteit. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

4.8 Aan onderdeel d. van de klacht ligt ten grondslag de stelling dat betrokkene aan klager volledige inzage in de jaarrekeningen van D (en de B en het C) vanaf 2008 dient te verstrekken. Voor zover klager deze positie doet steunen op de stelling dat hij als mede-opdrachtgever moet worden aangemerkt omdat in de jaarrekeningen de kosten van de accountant zijn verwerkt, is dat zonder succes. Het staat vast dat het bestuur van D de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening aan betrokkene heeft verstrekt, zodat klager zich dienaangaande tot (het bestuur van) D dient te wenden. Daarnaast is het niet aan betrokkene om een door hem samengestelde jaarrekening ‘definitief vast te stellen’, waar klager kennelijk vanuit gaat. Dit onderdeel van de klacht houdt evenmin stand.

4.9 De klacht dient dan ook - in al haar onderdelen - ongegrond te worden verklaard.

4.10 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) in aanwezigheid van mr. W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klagerdan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.