ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0253 Accountantskamer Zwolle 11/1594 wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0253
Datum uitspraak: 23-03-2012
Datum publicatie: 05-04-2012
Zaaknummer(s): 11/1594 wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegronde declaratieklacht. Retentierecht.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van

23 maart 2012 in de zaak met nummer 11/1594 Wtra AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

raadsman: mr. M.W. Renes,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. V. Bakker.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 1 augustus 2011 binnengekomen klaagschrift van 28 juli 2011, met bijlagen;

-          het op 14 oktober 2011 ingekomen verweerschrift;

-          de op 22 november 2011 ingekomen brief van 21 november 2011 van de raadsman van betrokkene aan de Accountantskamer, met als bijlage een tweetal producties;

-          de op 29 november 2011 ingekomen brief van 28 november 2011 van de raadsman van klager aan de Accountantskamer, met als bijlage een tweetal (nadere) producties.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 2 december 2011, waar zijn verschenen - aan de zijde van klager - X in persoon, tot bijstand vergezeld van zijn raadsman mr. M.W. Renes, advocaat te Amsterdam, en - aan de zijde van betrokkene - Y in persoon, tot bijstand vergezeld van zijn raadsman mr. V. Bakker, advocaat te Amsterdam.

1.3 Klager en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht en doen toelichten aan de hand van pleitaantekeningen (die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is openbaar accountant-administratieconsulent en houdt kantoor te [plaats] onder de naam Y & Co B.V.

2.2 Klager heeft een makelaarskantoor te [plaats] onder de naam X Makelaars en heeft met zijn bedrijf meer dan 20 jaar gebruik gemaakt van diensten van (het kantoor van) betrokkene in de vorm van het verzorgen van de administratie, het opmaken van de jaarrekeningen en het verzorgen van belastingaangiften.

2.3 In het jaar 2010 is een geschil over de declaraties van betrokkene aan klager zodanig opgelopen, dat klager zijn betalingen aan betrokkene heeft opgeschort en uiteindelijk (in 2011) de dienstverlening bij betrokkene heeft opgezegd en deze bij een ander kantoor heeft gezocht.

2.4 De briefwisseling tussen klager en betrokkene omvatte onder meer:

o       een brief van 17 februari 2011 van klager aan betrokkene, inhoudende:

“Via mijn nieuwe fiscalist heb ik begrepen dat u niet goedschiks wenst mee te werken aan een nette overdracht van mijn dossier.

Langs deze weg geef ik u 5 dagen de tijd, dus vóór 25 februari 2011, om alsnog aan dit verzoek te voldoen.

Mocht U in gebreke blijven dan zal ik een klacht indienen bij de tuchtcommissie van uw beroepsorganisatie NOvAA. Tevens zal ik een begrotingsprocedure opstarten inzake de door u ingediende declaraties; na controle van de door u achteraf op mijn verzoek geleverde urenspecificaties, is mij gebleken dat deze niet stroken met voornoemde declaraties.

Ook zijn de door u gestuurde aanmaningen niet conform. U maant mij aan voor een aanzienlijk hoger bedrag dan welk ik u in werkelijkheid schuldig ben, dit is nog afgezien van de litigieuze nota’s tegen welke ik zo wie zo bezwaar maak.

Tevens stel ik u nu reeds aansprakelijk voor de eventuele schade welke voortvloeit uit uw handelen.

Om veel gezeur en onnodige kosten te voorkomen, adviseer ik om in ieder geval de stukken netjes over te dragen binnen de door mij gestelde termijn, dan ben ik bereid om te onderhandelen over de hoogte van het restant bedrag dat u nog claimt.

Hoor op korte termijn van u.”

o       als reactie hierop een brief van 25 februari 2011 van betrokkene aan klager, inhoudende:

“In antwoord op uw schrijven van 17 februari 2011 inzake de overdracht van onze producties, delen wij u mee, dat wij hieraan ons volle medewerking zullen verlenen, nadat de openstaande declaraties, waarvan de betaaltermijn, van sommige zelfs lang, is overschreden (uw gemiddelde betaalgedrag de afgelopen drie jaar is 158 dagen), zijn betaald. Uiteraard kunt u uw eigen stukken wel op komen halen, wij verzoeken u hiertoe een afspraak te maken, zodat wij uw bescheiden klaar kunnen zetten.

Wij kunnen aan uw verzoek om onze producties over te dragen vóór 25 februari 2011 dus niet voldoen, omdat tot vandaag uw betalingen ons niet bereikt hebben. Derhalve wijzen wij ook elke aansprakelijk af voor eventuele gevolgen, die dit voor u zou kunnen hebben.

Indien u meent, dat er op onze openstaande postenlijst declaraties voorkomen, die u reeds betaald zou hebben, dan verzoeken wij u ons hiervan bewijs te overleggen.

Over de hoogte van onze declaraties hebben wij reeds eerder uitvoerig gecorrespondeerd (e-mails), specificaties en toelichtingen verstrekt. Indien u verschillen constateert tussen de declaraties en de specificaties, dan verzoeken wij u ook dit gespecificeerd aan te geven.”

2.5 De nieuwe (fiscaal) adviseur van klager, mr. A, heeft betrokkene per e-mail van 9 juni 2011 en herhaald per brief van 29 juni 2011 vragen gesteld over een aantal negatieve actiefposten op de balans in de door betrokkene op 26 juli 2010 afgegeven jaarrekening 2009 van het bedrijf van klager. Hierop is door betrokkene gereageerd met een toezending bij e-mail van 21 juli 2011 van een jaarrekening 2009, waarin enige wijzigingen ten opzichte van de eerder afgegeven versie waren aangebracht. De tekst van laatstgenoemde e-mail luidde - zakelijk weergegeven -:

“Geachte heer A,

Bijgaand zend ik u de definitieve jaarrekening 2009. De cijfers in het fiscaalrapport IB-2009 zijn op deze cijfers gebaseerd. Om de u wel bekende reden is dit rapport achtergehouden.”

3. De klacht

3.1 De klacht bestaat - volgens het klaagschrift en naar de Accountantskamer begrijpt - uit twee onderdelen, te weten:

a.       dat betrokkene onduidelijk heeft gedeclareerd, zonder bijbehorende urenspecificatie, terwijl de achteraf door betrokkene geproduceerde urenstaten niet conform de werkelijkheid en - naar het gevoel van klager - “pour le besoin de la cause” zijn geconstrueerd en

b.      dat betrokkene financiële stukken van klager, die klager nodig had voor het opmaken van zijn aangifte en de balans 2010, heeft achtergehouden dan wel niet heeft overgedragen, zijnde een buitenproportionele actie die niet in verhouding stond met het door klager betwiste bedrag van betrokkenes declaraties, noch met de schade die klager door het achterhouden van die stukken leed.

3.2 Beide gedragingen zijn volgens klager in strijd met de fundamentele beginselen van “integriteit”,  “deskundigheid en zorgvuldigheid” en “professioneel gedrag” als bedoeld in de Verordening Gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de accountants-administratieconsulenten (Wet AA) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds die datum vigerende VGC .

4.3 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als deze in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en ‑ in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Tegenover het eerste klachtonderdeel, dat betrekking heeft op onduidelijke declaraties die niet waren voorzien van urenspecificaties, dan wel van achteraf geproduceerde onjuiste urenstaten, heeft betrokkene - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende doen aanvoeren:

Ten onrechte wordt door klager gesteld dat er onduidelijk zou zijn gedeclareerd. De wijze van declareren is sinds jaar en dag dezelfde en tot voor kort nimmer aanleiding geweest voor klager om zich hierover te beklagen, laat staan dat de declaraties (om die reden) niet werden betaald. Alle declaraties die door het kantoor van betrokkene worden verzonden, zijn uiteraard gebaseerd op de achterliggende urenverantwoording voor de verrichte werkzaam-heden en de geleverde diensten. Klager heeft in het verleden nimmer om urenspecificaties verzocht, maar deze zijn op enig moment ‑ naar aanleiding van zijn verzoek om toezending hiervan - uiteraard verstrekt. Deze urenspecificaties zijn voldoende duidelijk en geven inzicht in de verrichtingen van de desbetreffende medewerker(s) van het kantoor. Van het achteraf opstellen van urenspecificaties is uiteraard geen sprake. Alle declaraties zijn te herleiden tot de urenadministratie en op de urenverantwoording gebaseerd.

4.5 Aangaande dit klachtonderdeel stelt de Accountantskamer voorop dat zij in beginsel niet oordeelt over declaratiegeschillen, tenzij het gaat om zodanig buitensporige declaraties van de accountant, dat sprake zou zijn van het in diskrediet brengen van het accountantsberoep. Dit laatste is niet aannemelijk geworden. Voorts heeft klager de hiervoor onder 4.4. weergegeven weerspreking van de klacht niet althans onvoldoende betwist. Daarom is de Accountantskamer, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3 is vooropgesteld, van oordeel dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene onduidelijk en zonder bijbehorende urenspecificatie heeft gedeclareerd en al evenmin, dat betrokkene achteraf urenstaten heeft geproduceerd, laat staan dat die niet conform de werkelijkheid en “pour le besoin de la cause” waren geconstrueerd. Het eerste klachtonderdeel is dan ook ongegrond te achten.

4.6 Als verweer tegen het tweede klachtonderdeel, te weten dat betrokkene financiële stukken van klager, die klager nodig had voor het opmaken van zijn aangifte en de balans 2010, heeft achtergehouden dan wel niet heeft overgedragen (aan klagers nieuwe adviseur, zo begrijpt de Accountantskamer) heeft betrokkene - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende doen aanvoeren:

De stelling van klager dat betrokkene stukken zou hebben achtergehouden is onjuist. Betrokkene heeft de stukken, voor zover deze van klager zelf zijn, uiteraard aan klager geretourneerd. Ten aanzien van de door het kantoor van betrokkene opgestelde stukken geldt echter dat een beroep wordt gedaan op het recht van retentie. Betrokkene komt dit beroep toe nu klager ondanks herhaald verzoek weigert de openstaande bedragen te voldoen.

4.7 Vast is komen te staan dat klager een aantal declaraties van betrokkene niet heeft betaald. Onder zulke omstandigheden is het uitoefenen van het retentierecht op door de accountant vervaardigde stukken en gedane bewerkingen, waar het ook in dit geval om gaat, in beginsel toelaatbaar te achten, onder de voorwaarde dat daarbij een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt tussen het belang van de accountant bij het achterhouden van stukken of bescheiden en anderzijds het - voor de accountant kenbare - belang dat de cliënt heeft bij de afgifte daarvan.

4.8 Door betrokkene is onweersproken gesteld dat de stukken die van klager zelf waren zijn geretourneerd. Voorts heeft betrokkene naar aanleiding van de hem door klagers nieuwe fiscaal adviseur per e-mail van 9 juni 2011 en per brief van 29 juni 2011 (herhaald) gestelde vragen over een aantal negatieve actiefposten op de balans in de door betrokkene op 26 juli 2010 afgegeven jaarrekening 2009 van het bedrijf van klager, bij e-mail van 21 juli 2011 (en aldus binnen een - naar het oordeel van de Accountantskamer - aanvaardbare termijn nadat hem het belang van klager daarbij kenbaar was geworden) een gecorrigeerde jaarrekening 2009 aan klagers nieuwe fiscaal adviseur doen toekomen . En ten slotte is namens betrokkene ter zitting onweersproken gesteld dat klager ook wel wist dat de hem eerder afgegeven versie van die jaarrekening onjuiste getallen bevatte. Het tweede klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond te achten.

4.9 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelen ongegrond moet worden verklaard en dat als volgt dient te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. E.W. Akkerman, rechterlijke leden, S.L.J. Graafsma RA en P. van de Streek AA, accountantsleden, in tegenwoordigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan klagerdan wel de voorzitter van het NIVRA of de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.