ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0248 Accountantskamer Zwolle 11/1800 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0248
Datum uitspraak: 16-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 11/1800 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: NOvAA-kantoortoetsing; PE-verordening.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) v an 16 maart 2012

in de zaak met nummer 11/1800 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

voorheen accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 1 september 2011 ingekomen klaagschrift van 30 augustus 2011, met bijlagen. Door of namens betrokkene is geen verweerschrift ingediend.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 25 november 2011, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA, en - aan de zijde van betrokkene - de heer Y in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht en doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer. De raadsvrouw van klager heeft daarbij pleitnotities overgelegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene was tot 1 juli 2011 ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent.

2.2 Op 11 april 2005 heeft een toetsing (hierna: de eerste, reguliere toetsing) van de praktijk van betrokkene als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing AA’s (hierna: VPPT) plaatsgevonden. De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) heeft betrokkene bij brief van 28 juli 2005 zijn eindoordeel toegezonden, waarin werd bepaald dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldeed aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. De accountantspraktijk kreeg een termijn van twee jaren om het stelsel van kwaliteitsbeheersing aan te passen.

2.3 Op 4 november 2008 heeft een hertoetsing plaatsgehad van de accountantspraktijk van betrokkene, waarin vanaf 1 januari 2007 naast betrokkene ook de heer E.R. Eijgelaar AA werkzaam was. De praktijk was toen genaamd Vendeloo Accountants en Belastingadviseurs (hierna: Vendeloo). Het verslag van de hertoetsing is bij brief van 2 december 2008 aan de praktijk toegezonden en het formulier hertoetsingen is bij brief van 22 december 2008 nagezonden. De toetsers zijn tot de conclusie gekomen dat de accountantspraktijk nog steeds niet voldeed aan de geldende normen.

2.4 De Raad heeft Vendeloo per brief van 27 februari 2009 medegedeeld dat de praktijk alsnog de gelegenheid kreeg binnen zes weken een verbeterplan in te dienen. Per brief van 25 september 2009 heeft de Raad Vendeloo medegedeeld dat het op 6 april 2009 ingediende en op 6 augustus 2009 aangevulde verbeterplan werd goedgekeurd onder de voorwaarden a) dat het verbeterplan direct zou worden geïmplementeerd, rekening houdend met alle negatieve bevindingen en de aanbevelingen van het toetsingsteam en b) dat alle maatregelen moesten worden genomen die het uitvoeren van een aanvullende tussentijdse hertoetsing in het eerste kwartaal van 2010 mogelijk maakten.

2.5 Op 24 augustus 2010 heeft de aanvullende hertoetsing bij Vendeloo plaatsgehad. De toetsers zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing nog immer niet voldeed aan de geldende normen. Van de zijde van betrokkene werd, ondanks een uitnodiging daartoe, niet op het toetsingsverslag gereageerd.

2.6 De Raad heeft daarop bij brief van 23 februari 2011 zijn eindoordeel aan Vendeloo gezonden. Dit eindoordeel luidt dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. De Raad heeft in deze brief tevens aangekondigd een klacht ter kennis van de tuchtrechter te brengen.

3. De klacht

3.1 De klacht, zo begrijpt de Accountantskamer, is gebaseerd op het gegeven dat de toetsers in de praktijk van betrokkene hebben geconstateerd dat betrokkene:

I. niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen inzake permanente educatie op grond van artikel 3 lid 1 van de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE) en

II. in zijn accountantspraktijk niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de VPPT.

3.2 Betrokkene heeft daarbij enige fundamentele beginselen van de Verordening gedragscode AA’s (hierna: VGC) geschonden, te weten “deskundigheid en zorgvuldig-heid” als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC en “professioneel gedrag” als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A‑150 van de VGC.

3.3 De Accountantskamer merkt op dat klager de klacht dat de praktijk niet beschikt over een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing tegen beide aan de onderhavige accountantspraktijk verbonden accountants heeft ingediend. Gelijktijdig met onderhavige uitspraak zal tevens uitspraak worden gedaan in de klachtzaak tegen de collega-accountant (zaaknummer 11/1798 Wtra).

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (Wet AA) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten op 24 augustus 2010 is gebleken bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en dat dit daarom onder meer moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot het eerste, hiervoor bij 3.1 onder I. vermelde klachtonderdeel betreffende het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4.1 Het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-l00.4, onder c, en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. De accountant-administratieconsulent handelt bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van permanente educatie; op grond van deze bepaling zijn de NVPE uitgevaardigd. In artikel 3, eerste lid, NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald.

PE-punten kunnen worden behaald met gestructureerde vormen van educatie, waarvan in artikel 4 NVPE een opsomming wordt gegeven. Artikel 7, eerste lid NVPE verplicht de accountant-administratieconsulent tot het voeren van een registratie van de door hem behaalde PE-punten ter voldoening aan de verplichting van artikel 3 NVPE.

4.4.2 Bij de aanvullende hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene op 24 augustus 2010 is gebleken dat betrokkene in de periode van 2007 tot en met 2009 geen kwalificeerbare PE-punten heeft behaald. Betrokkene heeft de bevindingen inzake zijn tekort aan PE-punten niet betwist.

4.4.3 Betrokkene heeft aldus over die driejaarscyclus niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, tweede lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren. Hij heeft daarmee in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom in het eerste onderdeel gegrond worden verklaard.

4.5 Met betrekking tot het tweede, hiervoor bij 3.1 onder II. weergegeven klachtonderdeel, te weten dat betrokkene niet heeft voldaan aan het vereiste in zijn accountantspraktijk te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1 De toetsers hebben bij de aanvullende hertoetsing van 24 augustus 2010 geconstateerd dat de door betrokkene verrichte werkzaamheden niet gedocumenteerd zijn. In het besprekingsverslag van die toetsing hebben de toetsers dienaangaande - naar de Accountantskamer begrijpt en zakelijk weergegeven - vermeld:

De dossiers van de heer Vendeloo zijn geheel afgekeurd en voldoen in geen enkel opzicht aan NVCOS 4410. Samenstelverklaringen worden afgegeven zonder dat sprake is van een aanwezig dossier of enige dossiervorming. Alle fundamentele zaken ontbreken. Geconcludeerd kan worden dat de heer Vendeloo in het geheel niet overeenkomstig het handboek werkt en dat de afgegeven samenstellingsverklaring deugdelijke grondslag ontbeert.

4.5.2 Een dossier is van cruciaal belang om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de afgifte van een samenstellingsverklaring geldende vereisten. Als leidraad - volgend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en ook zo opgenomen in Leidraad 11 - voor de informatie die in ieder geval in de dossiers dient te worden opgenomen, geldt dat de dossiers overdraagbaar dienen te zijn aan een opvolgende accountant of waarnemer. Daar is in het onderhavige geval geenszins sprake van. Op geen enkele wijze hebben de toetsers inzicht kunnen krijgen in de werkzaamheden die door betrokkene in de getoetste dossiers zijn verricht, laat staan dat inzicht kon worden verkregen in hoe de werkzaamheden zijn uitgevoerd en/of op basis van welke overwegingen. Er zijn geen aantekeningen, (risico)analyses, gespreksverslagen, cijferbeoordelingen, plannen van aanpak, en bedrijfsverkenningen. Ook permanente dossiers ontbraken geheel. Bij gebreke van documentatie van de werkzaamheden is evenmin vast te stellen of bij het aanvaarden of continueren van de opdracht beoordeeld is of sprake is van bedreigingen in de zin van de VGC. Ook kan niet worden vastgesteld of betrokkene zijn praktijk wat betreft de rapportering op een zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd. Zonder documentatie kan de accountant bovendien de - verplichte - naleving van de fundamentele beginselen niet waarborgen. Een en ander is onder meer in strijd met het conceptueel raamwerk van de VGC en de daarin opgenomen paragrafen A-130, A-150, B1-210 en B1-291, de artikelen 7, 8, 10, 11, 13 en 14 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav) en het bepaalde onder 7 tot en met 16A van de NVCOS 4410.

4.5.3 Gezien de aard en omvang van de vastgestelde omissies, moet worden vastgesteld dat betrokkene in zijn accountantspraktijk niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende eisen als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de VPPT. Het tweede klachtonderdeel is daarom eveneens gegrond te achten.

4.6 De Accountantskamer is van oordeel dat het niet naleven van voormelde verordeningen en nadere voorschriften, die de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, gelet op het maatschappelijk belang dat met naleving is gemoeid, zware overtredingen van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag opleveren. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de toetsingen hebben uitgewezen dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van betrokkene ver onder de maat was.

4.7 Het schenden v an de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid door niet te voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), wordt in het algemeen gesanctioneerd met een berisping en een geldboete (vanwege ten opzichte van collega-accountants met het niet volgen van permanente educatie behaald economisch voordeel). Betrokkene dient daarnaast te worden aangerekend dat hij bij de hertoetsing zijn stelsel van kwaliteitsbeheersing nog steeds, en in zeer ernstige mate niet op orde had en in dat verband volstrekt niet heeft voldaan aan de vereisten voor documentatie en uitvoering van de werkzaamheden, terwijl daarvoor sedert de eerste toetsing (bijna) een jaar en tien maanden lang de gelegenheid had bestaan en betrokkene schriftelijk had toegezegd hieraan te zullen gaan werken. Ook is niet gebleken dat de praktijk van betrokkene inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Betrokkene heeft ter zitting geen blijk gegeven zich ervan bewust te zijn dat hij fouten heeft gemaakt en niet aannemelijk is geworden dat hij alsnog bereid is voornoemde verordeningen en nadere voorschriften te gaan naleven. In tegendeel, betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij zich per 1 juli 2011 uit het NOvAA-register heeft doen uitschrijven.

4.8 Dit alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene als accountant in het register bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra passend en geboden. Gelet op het bepaalde in artikel 8 Wtra zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op 10 jaren. De Accountantskamer ziet geen aanleiding om ‑ naast deze ultieme maatregel ‑ betrokkene ook nog een geldboete op te leggen in verband met het door hem behaalde economisch voordeel door het niet volgen van permanente educatie.

4.9 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM en de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-          verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond in voege als hiervoor weergegeven;

-          legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

-          bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 jaren;

-          verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel het NIVRA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers (secretaris) en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2012.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en/of  betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.