ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0247 Accountantskamer Zwolle 11/1297 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0247
Datum uitspraak: 16-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 11/1297 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:  PE-verplichting NOvAA

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 16 maart 2012 in de zaak met nummer 11/1297 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats},

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. G. van Atten.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 4 juli 2011 ingekomen klaagschrift van 1 juli 2011, met bijlagen;

-          het op 6 september 2011 ingekomen verweerschrift van 5 september 2011;

-          de op 13 februari 2012 ingekomen brief van klager van 10 februari 2012 met bijlage;

-          de op 20 februari 2012 ingekomen (fax)brief van betrokkene van 17 februari 2012.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 16 september 2011, op welke zitting aan de zijde van klager aanwezig waren: diens raadsvrouw mr. M.L. Batting en mr. A. C. Palmboom, beiden advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA en aan de zijde van betrokkene, betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. G. van Atten, advocaat te Amsterdam

1.3 Klager en betrokkene hebben op de zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 Na een schorsing van de behandeling ter zitting is de behandeling aangehouden omdat klager betrokkene opnieuw de mogelijkheid van een hertoetsing heeft geboden en betrokkene daarvan gebruik wenste te maken. Bij brief van 10 februari 2012 heeft klager het eindoordeel daarvan aan de Accountantskamer verstrekt en de klacht voor zover die betrekking heeft op de tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing in de accountantspraktijk van betrokkene ingetrokken.

1.5 Na ontvangst van de reactie van betrokkene bij brief van 17 februari 2012 heeft de Accountantskamer de behandeling van de klacht, ook voor wat betreft het onderdeel als hiervoor onder 1.4 weergegeven, gesloten.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te [plaats].

2.2 Op 18 september 2008 heeft een toetsing als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (VPPT) plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. Bij brief van 26 november 2008 heeft de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) het naar aanleiding van het verslag van deze toetsing vastgestelde eindoordeel aan betrokkene gezonden. In deze brief heeft de Raad verder onder meer opgemerkt dat bij de toetsing is gebleken dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen inzake permanente educatie (PE) en hem verzocht de richtlijnen dienaangaande vanaf 26 november 2008 na te leven.

2.3 Bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene op 27 oktober 2010 heeft het toetsingsteam vastgesteld dat betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 in het geheel geen PE-punten heeft behaald. Gelet op het feit dat deze tekortkomingen niet herstelbaar zijn, heeft klager besloten de bevindingen ter zake in de vorm van een klacht aan de Accountantskamer voor te leggen. Ter zitting is aan de orde gesteld dat betrokkene volgens zijn opgave gevoegd bij het verweerschrift in 2009 13 PE-punten heeft behaald. Klager heeft, eveneens ter zitting, deze opgave geaccepteerd.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat twee onderdelen, te weten dat betrokkene:

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in een periode van drie kalenderjaren, van 2007 tot 2009, minimaal 120 PE-punten te behalen

en

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in elk kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.

zulks in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Nadere voorschriften permanente educatie (AA’s) (hierna: NVPE).

3.2 Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten voor wat betreft de PE-verplichting over het jaar 2007 op 18 september 2008 en voor wat betreft de PE-verplichtingen over de periode 2007 tot en met 2009 op 27 oktober 2010 is vastgesteld bij de (her-)toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene. Dit dient derhalve onder meer te worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in beide klachtonderdelen wordt verweten, te weten het niet voldoen aan PE-verplichtingen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4 Betrokkene heeft allereerst betoogd dat hij erop heeft mogen vertrouwen dat hem dienaangaande geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt zou worden. Dat leidt hij af uit het ontbreken van een reactie van klager op zijn telefonische melding naar aanleiding van de brief van de Raad van 26 november 2008, inhoudende dat het hem niet mogelijk was over de periode 2007 tot en met 2009 alsnog de vereiste PE-punten te behalen en uit het feit dat in het eindoordeel van de Raad, zijnde een besluit waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar gemaakt had kunnen worden, geen enkel gewag wordt gemaakt van tekortkomingen in behaalde PE-punten.

Naar het oordeel van de Accountantskamer is echter niet dan wel onvoldoende gebleken dat door het uitblijven van een reactie zijnerzijds, klager zou hebben ingestemd met het behalen van onvoldoende punten door betrokkene in de periode 2007-2009 of dat betrokkene redelijkerwijze van een dergelijke instemming heeft mogen uitgaan.

De omstandigheid voorts dat de Raad in zijn eindoordeel van 26 november 2008 geen gewag maakt van een tekort in behaalde PE-punten heeft naar het oordeel van de Accountantskamer niet tot gevolg dat betrokkene ervan mocht uitgaan dat dit hem niet meer (tuchtrechtelijk) zou worden tegengeworpen. Weliswaar is de tekortkoming in behaalde PE-punten aan het licht gekomen in het kader van de kwaliteitstoetsing door de Raad maar voor deze tekortkoming blijft op grondslag van de NVPE gelden dat de PE-punten in de periode van 2007 tot en met 2009 moeten zijn behaald. Een mogelijkheid tot  herstel of tot het inhalen van PE-punten ontbreekt in die voorschriften. Aldus bezien heeft de Raad, op grondslag van de VPPT zijn eindoordeel op goede gronden beperkt tot de tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing en het daarvoor bieden van een hersteltermijn.

4.5 De beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid zijn neergelegd in artikel A-100.4, onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de NVPE. Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de accountant-administratieconsulent dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden en de registratie daarvan. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de accountant minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. In artikel 7, eerste lid NVPE is de registratie van de punten voorgeschreven.

4.6 Vast is komen te staan dat betrokkene over 2007 en 2008 geen kwalificeerbare PE-punten en over 2009 13 punten heeft behaald. Betrokkene heeft aldus in de periode 2007-2009 in totaal 13 kwalificeerbare PE-punten geregistreerd.

Betrokkene heeft aldus zowel over de driejaarscyclus 2007-2009 als over de jaren 2007, 2008 en 2009 niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, tweede lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren, respectievelijk 20 PE-punten per kalenderjaar. Hij heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom in beide onderdelen gegrond worden verklaard.

4.7 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fout van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft door 107 PE-punten te weinig te behalen aan dit vereiste slechts ten dele voldaan. Het vastgestelde verzuim duidt op onvoldoende besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene dit verzuim niet aan te rekenen, zijn niet gebleken.

4.8 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten – het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen – hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,- per niet behaald PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.9 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot ten uitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register worden opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.10 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op:

-          een berisping,

en

-          een geldboete van € 5.350,-- (vijfduizenddriehonderd en vijftig euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 11/1297 Wtra AK;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van der Lee en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden), drs. R.G. Bosman RA en A.M.H. Homminga AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2012.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen/kan klager en/of  betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.