ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0246 Accountantskamer Zwolle 11/1798 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0246
Datum uitspraak: 16-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 11/1798 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: NOvAA-kantoortoetsing en overtreding PE-verordening

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) v an 16 maart 2012

in de zaak met nummer 11/1798 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

thans kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 1 september 2011 ingekomen klaagschrift van 30 augustus 2011, met bijlagen. Door of namens betrokkene is geen verweerschrift ingediend.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 25 november 2011, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA, en - aan de zijde van betrokkene - de heer Y AA in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht en doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer. De raadsvrouw van klager heeft daarbij pleitnotities overgelegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent.

2.2 Op 11 april 2005 heeft een toetsing als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing AA’s (hierna: VPPT) van de accountantspraktijk van A AA plaatsgevonden. Betrokkene is sedert 1 januari 2007 ook aan deze praktijk verbonden. De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) heeft A bij brief van 28 juli 2005 zijn eindoordeel toegezonden, waarin werd bepaald dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldeed aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. De accountantspraktijk kreeg een termijn van twee jaren om het stelsel van kwaliteitsbeheersing aan te passen.

2.3 Op 4 november 2008 heeft een hertoetsing plaatsgehad van de praktijk, die toen was genaamd A Accountants en Belastingadviseurs B.V (hierna: A) Het verslag van de hertoetsing is bij brief van 2 december 2008 aan de praktijk toegezonden en het formulier hertoetsingen is bij brief van 22 december 2008 nagezonden. De toetsers zijn tot de conclusie gekomen dat de accountantspraktijk nog steeds niet voldeed aan de geldende normen.

2.4 De Raad heeft A per brief van 27 februari 2009 medegedeeld dat de praktijk alsnog de gelegenheid krijgt binnen zes weken een verbeterplan in te dienen. Per brief van 25 september 2009 heeft de Raad A medegedeeld dat het op 6 april 2009 ingediende en op 6 augustus 2009 aangevulde verbeterplan werd goedgekeurd onder de voorwaarden a) dat het verbeterplan direct moest worden geïmplementeerd, rekening houdend met alle negatieve bevindingen en de aanbevelingen van het toetsingsteam en b) dat alle maatregelen moesten worden genomen die het uitvoeren van een aanvullende tussentijdse hertoetsing in het eerste kwartaal van 2010 mogelijk maakten.

2.5 Op 24 augustus 2010 heeft de aanvullende hertoetsing bij A plaatsgehad. De toetsers zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing nog immer niet voldeed aan de geldende normen. Van de zijde van betrokkene werd, ondanks een uitnodiging daartoe, niet op het toetsingsverslag gereageerd.

2.6 De Raad heeft daarop bij brief van 23 februari 2011 zijn eindoordeel aan Agezonden. Dit eindoordeel luidt dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. De Raad heeft in deze brief tevens aangekondigd een klacht ter kennis van de tuchtrechter te zullen brengen.

2.7 A AA heeft zich ingaande 1 juli 2011 laten uitschrijven uit het accountants-register van de NOvAA.

2.8 Betrokkene heeft inmiddels het samenwerkingsverband met A verbroken en voert zijn eigen accountantspraktijk.

3. De klacht

3.1 De klacht, zo begrijpt de Accountantskamer, is gebaseerd op het gegeven dat de toetsers in de praktijk van betrokkene hebben geconstateerd dat betrokkene:

I. niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen inzake permanente educatie op grond van artikel 3 lid 1 van de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE), en

II. in zijn accountantspraktijk niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de VPPT.

3.2 Betrokkene heeft daarbij enige fundamentele beginselen van de Verordening gedragscode AA’s (hierna: VGC) geschonden, te weten “deskundigheid en zorgvuldig-heid” als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC en “professioneel gedrag” als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A‑150 van de VGC.

3.3 De Accountantskamer merkt op dat klager de klacht dat de praktijk niet beschikt over een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing tegen beide aan de onderhavige accountantspraktijk verbonden accountants heeft ingediend. Gelijktijdig met onderhavige uitspraak zal tevens uitspraak worden gedaan in de klachtzaak tegen de collega-accountant (zaaknummer 11/1800 Wtra).

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten op 24 augustus 2010 is gebleken bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en dat dit daarom onder meer moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3. Met betrekking tot het eerste, hiervoor bij 3.1 onder I. vermelde klachtonderdeel betreffende het niet voldoen aan PE-verplichtingen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.3.1 Het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-l00.4, onder c., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. De accountant-administratieconsulent handelt bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van permanente educatie; op grond van deze bepaling zijn de NVPE uitgevaardigd. In artikel 3, eerste lid, NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. PE‑punten kunnen worden behaald met gestructureerde vormen van educatie, waarvan in artikel 4 NVPE een opsomming wordt gegeven. Artikel 7, eerste lid NVPE verplicht de accountant-administratieconsulent tot het voeren van een registratie van de door hem behaalde PE-punten ter voldoening aan de verplichting van artikel 3 NVPE.

4.3.2 Bij de aanvullende hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene op 24 augustus 2010 is gebleken dat betrokkene in de periode van 2007 tot en met 2009 de volgende aantallen kwalificeerbare PE-punten heeft behaald:

-          over het jaar 2007: 4 punten;

-          over het jaar 2008: 16,5 punten;

-          over het jaar 2009: 83 punten.

Betrokkene heeft aldus in de periode 2007-2009 in totaal geen 120 doch 103,5 PE-punten behaald. Bovendien heeft hij in 2007 en 2008 niet voldaan aan het vereiste dat elk jaar minimaal 20 punten moeten worden behaald.

4.3.3 Betrokkene heeft de bevindingen inzake zijn PE-punten niet betwist. Betrokkene heeft aldus zowel over de driejaarscyclus 2007-2009 als over de jaren 2007 en 2008 niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, tweede lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren, respectievelijk 20 PE-punten per kalenderjaar. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom in het eerste onderdeel gegrond worden verklaard.

4.4 Met betrekking tot het tweede, hiervoor bij 3.1 onder II. weergegeven klachtonderdeel, te weten dat betrokkene niet heeft voldaan aan het vereiste in zijn accountantspraktijk te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de VPPT, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1 De toetsers hebben bij de aanvullende hertoetsing van 24 augustus 2010 met betrekking tot de dossiers van betrokkene geconstateerd:

-          dat daarin niet is vastgelegd op welke wijze met potentiële bedreigingen voor de voor accountants geldende normen wordt omgegaan;

-          dat in het werkprogramma niet is opgenomen hoe de accountant met bedreigingen om dient te gaan;

-          dat geen beoordeling heeft plaatsgevonden van de voor de accountant aan de opdrachten verbonden risico's;

-          dat van cliëntenonderzoek evenmin sprake lijkt te zijn;

-          dat tussen de cliënt en betrokkene niet duidelijk is wat de aan de opdracht verbonden voorwaarden en verantwoordelijkheden zijn.

In het besprekingsverslag staat bovendien vermeld dat de opdrachtbevestigingen  in beide getoetste dossiers liggen na de datum van de vaststelling van de jaarrekeningen.

4.5.2 Om bedreigingen voor de integriteit of het professioneel gedrag te voorkomen, dient de accountant bij het aanvaarden of continueren van opdrachten te beoordelen welke risico's aan een opdracht verbonden zijn. Daarbij zal de accountant moeten kijken naar de integriteit van de cliënt en controleren of zijn objectiviteit gewaarborgd is. Als onderdeel van de toets naar de integriteit van de cliënt dient diens identiteit te worden vastgesteld. Op deze punten is betrokkene tekortgeschoten. Daarmee heeft hij zich niet gehouden aan het op de accountantspraktijk ingevoerde handboek. Gebleken is dat van “formulier C” als checklist geen gebruik is gemaakt en dat evenmin op een andere wijze de overwegingen omtrent continuering zijn vastgelegd. Dat betekent dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de artikelen Bl-210.1 tot en met Bl-210.7 van de VGC, de artikelen B1-291.2 juncto 11, eerste lid juncto 13, eerste lid en 14 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav) en het bepaalde onder 10 van de NVCOS 4410. Daarnaast is van belang dat in de dossiers weliswaar schriftelijke opdrachtbevestigingen zijn opgenomen, maar deze zijn gedateerd ruim na de vaststelling van de jaarrekeningen. Dat betekent dat op het moment van het aangaan van de opdrachten geen duidelijkheid bestond over de aan de opdrachten verbonden voorwaarden en daarmee is gehandeld in strijd met het bepaalde onder 7 en 8 van de NVCOS 4410. Betrokkene heeft gelet op het voorgaande onvoldoende aandacht besteed aan de afwegingen die dienen te worden gemaakt bij de aanvaarding en continuering van opdrachten. Daarnaast heeft hij geen zorg gedragen voor het creëren van duidelijkheid over de omvang van de opdracht bij zijn cliënten.

4.6.1 Voorts hebben de toetsers gebreken geconstateerd in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden van betrokkene.

4.6.2 Tijdens de hertoetsing van 4 november 2008 was de dossiervorming van de praktijk waaraan betrokkene toen al verbonden was dermate minimaal, dat de toetsers aan dossiertoetsing niet zijn toegekomen. Er werden door de accountants geen werkprogramma's gebruikt, zo blijkt uit de recapitulatie. Procedures waren in het geheel niet vastgelegd en verifieerbaar. In het (verbeter)plan van aanpak van 6 april 2009 was opgenomen dat de vereiste procedures schriftelijk zouden worden vastgelegd en de invulling van de dossiers geheel conform het handboek zou worden aangepast. Bij de aanvullende hertoetsing van 24 augustus 2010 hebben de toetsers echter wederom tekortkomingen geconstateerd in de planning, uitvoering en documentatie van de werkzaamheden in de dossiers van betrokkene. Betrokkene bleek zonder planning te werken; de planningsfase werd overgeslagen. In de permanente dossiers waren geen bedrijfsverkenningen opgenomen. Aan de hand van de dossiers kon niet de conclusie worden getrokken dat het werkprogramma volledig was uitgevoerd. Er werden geen aantekeningen aangetroffen. De publicatiestukken bevonden zich niet in het dossier. Ook in het permanente dossier werd niet alle informatie aangetroffen die zich daarin hoort te bevinden, terwijl bovendien de uittreksels van de Kamer van Koophandel in de beide dossiers niet van recente datum waren. Daarnaast bleken er verschillende tekortkomingen te zijn bij het samenstellen van de jaarrekening. De onderbouwing van diverse balansstukken was onvolledig. Er waren geen kruisverbanden toegepast. De balansposten waren onvoldoende onderbouwd en er waren enkele fouten gemaakt bij het samenstellen van de jaarrekeningen.

4.6.4 In beide getoetste dossiers van betrokkene ging het zowel om tekortkomingen die voortvloeien uit onvolledigheden als om tekortkomingen van materiële aard. Een dossier is van cruciaal belang om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de afgifte van een samenstellingsverklaring geldende vereisten. Als leidraad - volgend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en ook zo opgenomen in de Leidraad 11 - voor de informatie die in ieder geval in de dossiers dient te worden opgenomen geldt dat de dossiers overdraagbaar dienen te zijn aan een opvolgende accountant. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het rekening houden met het declaratieniveau of het budget van de cliënt mag er uiteraard niet toe leiden dat de opdracht niet kan worden uitgevoerd in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat de accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert.

De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers van betrokkene zijn daarmee in het geheel niet te rijmen. Van een deugdelijke documentatie en uitvoering van de werkzaamheden was geen sprake. Aldus heeft betrokkene gehandeld in strijd met onder meer de artikelen A-130.1 e.v. en A-150.1 van de VGC, de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11, eerste lid van de NVAK-aav en het bepaalde onder 10 tot en met 16A van de  NVCOS 4410.

4.7.1 Ten slotte hebben de toetsers gebreken geconstateerd in de rapportering van betrokkene. Bij de aanvullende hertoetsing van 24 augustus 2010 is geconstateerd dat niet alle verplichte elementen in de samenstellingsverklaring waren opgenomen en dat de samenstellingsverklaring niet op officieel briefpapier was uitgegeven, waardoor ook het adres en een ondertekening van de accountant ontbraken en de accountantsrapportage in het dossier niet volledig was. Betrokkene heeft een en ander niet betwist.

4.7.2 Uit artikel 7 van de NVAK-aav volgt dat bij een samenstellingsopdracht een samenstellingsverklaring door de accountant wordt afgegeven indien deze toestaat dat zijn

betrokkenheid bij het financiële overzicht aan derden kenbaar wordt gemaakt. Artikel 1, sub i van de NVAK-aav definieert de samenstellingsopdracht van financiële overzichten als: "de opdracht waarbij de voor de opdracht verantwoordelijke openbaar accountant wordt ingeschakeld vanwege zijn deskundigheid op het gebied van verslaggeving en niet vanwege zijn controledeskundigheid, om financiële informatie te verzamelen, te verwerken, te rubriceren en samen te vatten tot financiële overzichten". Het bepaalde onder 1 van de NVCOS 4410 geeft nadere definities van de begrippen 'financieel overzicht' en 'samenstellen'. Onder 6 van de NVCOS 4410 is bepaald dat de accountant die toestaat dat zijn betrokkenheid bij een door hem samengesteld financieel overzicht aan een derde partij kenbaar wordt gemaakt, bij dit financieel overzicht een samenstellings-verklaring dient uit te brengen. Onder 18 van de NVCOS 4410 wordt opgesomd welke elementen in de samenstellingsverklaring moeten worden opgenomen, waaronder een opschrift, een geadresseerde en het adres van de accountant.

4.7.3 Gelet op het bovenstaande voldoen de samenstellingsverklaringen die betrokkene heeft afgegeven niet aan de toepasselijke vereisten, in het bijzonder niet aan de vereisten als genoemd onder 18 van NVCOS 4410. Deze tekortkomingen kunnen ertoe leiden dat in het maatschappelijk verkeer waarin de jaarstukken worden gebruikt onduidelijkheid ontstaat over de uitgevoerde opdracht, terwijl de vereisten die op grond van het bepaalde onder 18 van de NVCOS 4410 aan een samenstellingsverklaring worden gesteld, er juist toe dienen dat te voorkomen. Dat betekent dat betrokkene niet heeft voldaan aan de vereisten inzake rapportering.

4.8 Gezien de aard en omvang van de hiervoor onder rechtsoverwegingen 4.5.1 tot en met 4.7.3 vastgestelde omissies, moet worden geoordeeld dat betrokkene in zijn accountantspraktijk niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende eisen als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de VPPT, die zijn  neergelegd in hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, NVCOS 4410 en NVAK-aav. Daaruit volgt dat ook het tweede klachtonderdeel gegrond is.

4.9 De Accountantskamer is van oordeel dat het niet behoorlijk naleven van voormelde verordeningen en nadere voorschriften, die de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, gelet op het maatschappelijk belang dat met naleving is gemoeid, overtredingen van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ en ‘professioneel gedrag’ oplevert. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de toetsingen hebben uitgewezen dat de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening onder de maat was.

4.10 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel en bij het bepalen van de soort en zwaarte ervan, houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft door ruim 16 PE-punten te weinig te behalen aan dit vereiste slechts ten dele voldaan. Het vastgestelde verzuim duidt op onvoldoende besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene dit verzuim niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

Betrokkene moet voorts worden aangerekend dat hij bij de aanvullende hertoetsing zijn stelsel van kwaliteitsbeheersing nog steeds geenszins op orde had, terwijl daarvoor sedert de hertoetsing bijna een jaar en tien maanden lang de gelegenheid had bestaan.

Ten gunste van betrokkene zal de Accountantskamer ermee rekening houden dat hij heeft blijk gegeven zich ervan bewust te zijn dat hij fouten heeft gemaakt. Hij heeft zich ook afgescheiden van het kantoor A en aannemelijk is geworden dat hij zich thans professioneel laat begeleiden bij zijn eigen kantoororganisatie. Om ervoor zorg te dragen dat betrokkene op deze goede weg met gepaste snelheid voortgaat, wordt de Raad aanbevolen, in afwijking van het gebruikelijke beleid, op afzienbare termijn wederom de praktijk van betrokkene te toetsen en in het onverhoopte geval te hertoetsen.

4.11 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,-- per niet behaald PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.12 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM en/of de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op:

-          een berisping,

en

-          een geldboete van € 800,-- (achthonderd euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 11/1798 Wtra AK;

·         verstaat dat de AFM en/of de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·         verstaat dat de Raad, in afwijking van het gebruikelijke beleid, op afzienbare termijn wederom de praktijk van betrokkene zal toetsen en in het onverhoopte geval zal hertoetsen.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers (secretaris) en in het openbaar uitgesproken op

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen/kan klager en/of  betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.