ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0244 Accountantskamer Zwolle 11/1705 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0244
Datum uitspraak: 05-03-2012
Datum publicatie: 06-03-2012
Zaaknummer(s): 11/1705 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:  PE-zaak

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van  

in de zaak met nummer 11/1705 Wtra  AK van 5 maart 2012

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting          

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder;

- het op 15 augustus 2011 ingekomen klaagschrift van 12 augustus 2011 met bijlagen;

- het op 24 augustus 2011 ingekomen verweerschrift van 22 augustus 2011;

- de op 29 november 2011 ingekomen brief van betrokkene van 28 november 2011 met bijlagen;

- de op 5 december 2011 binnengekomen reactie van klager van 2 december 2011.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 25 november 2011, op welke zitting aan de zijde van klager aanwezig waren: diens raadsvrouw mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA en aan de zijde van betrokkene, betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te [plaats].

2.2 Op 29 november 2010 heeft een hertoetsing in de zin van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (VPPT) plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. Hierbij heeft betrokkene een overzicht van zijn permanente educatie (PE) activiteiten overgelegd. Op dat overzicht zijn de volgende punten geregistreerd:

- 2007: 44 punten, waarvan 2 aan een interne training actualiteit.

- 2008: 36 punten, waarvan 16 aan een interne training actualiteit.

- 2009: 26 punten, waarvan 14 aan een interne training actualiteit.

Betrokkene heeft derhalve in de periode 2007-2009 volgens zijn eigen registratie 106 PE-punten behaald. Een deel van de punten die betrokkene heeft geregistreerd heeft betrekking op interne training en gelet op de toelichting van betrokkene hierop is de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: RvT) ervan uit gegaan dat er hierbij geen sprake is geweest van een gestructureerde vorm van educatie, maar van een vorm van zelfeducatie. De RvT heeft geconcludeerd dat deze interne training niet kan worden aangemerkt als PE-activiteit en derhalve gesteld dat betrokkene slechts 74 PE-punten heeft behaald in de periode 2007-2009.

2.3 De RvT heeft op 4 mei 2011 zijn eindoordeel over de hertoetsing aan betrokkene toegezonden. In deze brief is medegedeeld dat wat betreft het niet nakomen van de verplichtingen ten aanzien van de permanente educatie (PE) een klacht zal worden voorgelegd aan de Accountantskamer. 

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer de klacht, dat hij niet heeft voldaan aan de verplichting in een periode van drie kalenderjaren minimaal 120 PE-punten te behalen.

3.2 Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten is vastgesteld in het kader van de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene op 29 november 2010 en dat dit handelen en/of nalaten betrekking heeft op gedragingen in de periode 2007-2009 en daarom onder meer moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor de openbaar accountant-administratieconsulent geldende deel B1 daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3  Met betrekking tot hetgeen betrokkene wordt verweten, te weten het niet voldoen aan de PE-verplichting, overweegt de Accountantskamer het volgende.

Het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-l00.4, onder c, en hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. De accountant-administratieconsulent handelt bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van permanente educatie; op grond van deze bepaling zijn de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE) uitgevaardigd. In artikel 3, eerste lid, NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. Hoe de periode van drie jaren wordt berekend, is niet aan de betrokken accountant-administratieconsulent (en/of de NOvAA) om te bepalen, maar volgt uit de datum van inwerkingtreding van de NVPE. In casu dient derhalve te worden uitgegaan van de periode van 2007 tot en met 2009, zoals ook uiteengezet in de toelichting op artikel 3 van de NVPE. De uitzondering van het tweede lid van artikel 3 van de NVPE is in casu niet van toepassing. PE-punten kunnen worden behaald met gestructureerde vormen van educatie, waarvan in artikel 4 NVPE een opsomming wordt gegeven. In de toelichting bij dat artikel 4 staat uitdrukkelijk vermeld dat ongestructureerde vormen van educatie die voortvloeien uit het fungeren als accountant en uit de zelfwerkzaamheid van de individuele accountant-administratieconsulent niet als permanente educatie in de zin van de NVPE worden beschouwd.

4.4 Volgens de opgave van betrokkene heeft hij in de periode 2007-2009 106 PE-punten behaald. Klager heeft betoogd dat 32 punten van de 106 punten niet meetellen omdat betrokkene over de daaraan ten grondslag liggende interne trainingen geen helderheid heeft verschaft. In zijn brief (met bijlagen) van 28 november 2011 heeft betrokkene uiteengezet dat de interne trainingen, die hij heeft verzorgd, wel degelijk gekwalificeerd kunnen worden als gestructureerde vormen van educatie. Bij brief van 2 december 2011 heeft klager medegedeeld de specificatie van betrokkene als voldoende te beoordelen en de klacht in zoverre te laten vervallen.

4.5 Op grond van het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat betrokkene in de periode 2007-2009 106 PE-punten als bedoeld in artikel 3, eerste lid NVPE heeft behaald. Betrokkene heeft aldus over de driejaarscyclus 2007-2009 niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, tweede lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren. Hij heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC en aldus in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

4.6 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het nalaten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft door 14 PE-punten te weinig te behalen aan dit vereiste niet geheel voldaan.

4.7 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten – het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen – hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50, - per niet behaald PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.8 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot ten uitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM en de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register worden opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.9 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op:

-          een geldboete van € 700,-- (zevenhonderd euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 11/1705 Wtra AK.

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA (accountantsleden) in aanwezigheid van W. Welmers (secretaris) en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.