ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0226 Accountantskamer Zwolle 11/1298 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0226
Datum uitspraak: 23-01-2012
Datum publicatie: 24-01-2012
Zaaknummer(s): 11/1298 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   NOvAA-klacht inzake niet naleven van PE-verplichting. Het schrijven van een organisatiehandboek kwalificeert in de gegeven omstandigheden niet als een PE-activiteit. Gegronde klacht leidend tot de maatregelen van waarschuwing en geldboete.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 23 januari 2012

in de zaak met nummer 11/1298 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,            

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder;

-  het op 4 juli 2011 ingekomen klaagschrift van 1 juli 2011 met bijlagen;

-  het op 1 augustus 2011 ingekomen verweerschrift van 29 juli 2011.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 5 september 2011, op welke zitting aan de zijde van klager aanwezig waren: diens raadsvrouw mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA en aan de zijde van betrokkene, betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te [plaats]

2.2 Op 3 maart 2010 heeft een hertoetsing als bedoeld in artikel 12 van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT) plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. Bij brief van 12 maart 2010 heeft betrokkene de toetsers een gespecificeerd, chronologisch overzicht toegezonden waarin uren, besteed aan PE-activiteiten in de jaren 2007, 2008 en 2009 zijn opgenomen. Volgens dit overzicht heeft betrokkene 80 uur aan zelfstudie besteed en daarnaast in het jaar 2007 37,5 uur, in het jaar 2008 19 uur en in het jaar 2009 27 uur PE-activiteiten verricht. In dit overzicht heeft betrokkene drie nieuwjaarsbijeenkomsten van de Kamer van Koophandel à 3 PE-punten per bijeenkomst opgevoerd, die hij heeft bijgewoond op ‘10 januari 2007’, ‘9 januari 2008’ en ‘7 januari 2008’. Deze laatste vermelding volgt op een PE-activiteit in december 2008 en wordt gevolgd door de vermelding van een PE-activiteit op 17 februari 2009.

2.3 Aan betrokkene is geen vrijstelling verleend van zijn verplichtingen tot permanente educatie.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat drie onderdelen, te weten dat betrokkene:

- niet heeft voldaan aan de verplichting in een periode van drie kalenderjaren minimaal 120 PE-punten te behalen en

- niet heeft voldaan aan de verplichting in elk kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen en voorts

- de voor 2007 verplicht gestelde cursus ‘Wta’ niet heeft gevolgd.

3.2 Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Het in deze zaak aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten is vastgesteld na ontvangst van de brief van betrokkene van 12 maart 2010. Dit handelen en/of nalaten moet onder meer worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 geldende VGC en in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Met betrekking tot wat betrokkene in de klachtonderdelen wordt verweten, te weten het niet voldoen aan de (jaarlijkse) PE-verplichting dan wel het niet volgen van de verplicht gestelde Wta-cursus, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.3.1 Het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-l00.4, onder c, en hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. De accountant-administratieconsulent handelt bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van permanente educatie; op grond van deze bepaling zijn de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE) uitgevaardigd. In artikel 3, eerste lid, NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. Hoe de periode van drie jaren wordt berekend, is niet aan de betrokken accountant-administratieconsulent (en/of de NOvAA) om te bepalen, maar volgt uit de datum van inwerkingtreding van de NVPE. In deze zaak dient derhalve te worden uitgegaan van de periode van 2007 tot en met 2009, zoals ook uiteengezet in de toelichting op artikel 3 van de NVPE. De uitzonderingen van het tweede lid van artikel 2 van de NVPE zijn in dit geval niet van toepassing.

4.3.2 PE-punten kunnen worden behaald met gestructureerde vormen van educatie, waarvan in artikel 4 NVPE een opsomming wordt gegeven. In de toelichting bij dat artikel 4 staat uitdrukkelijk vermeld dat ongestructureerde vormen van educatie die voortvloeien uit het fungeren als accountant en uit de zelfwerkzaamheid van de individuele accountant-administratieconsulent niet als permanente educatie in de zin van de NVPE worden beschouwd. Op grond van artikel 6, eerste lid NVPE kan het bestuur van de NOvAA een minimaal te behalen aantal PE-punten voor een bepaald kennisgebied of onderwerp vaststellen. Onbetwist is dat op deze grondslag voor 2007 een verplichting was vastgesteld ten aanzien van de cursus VGC en de cursus Wta. Artikel 7, eerste lid NVPE tenslotte, verplicht de accountant-administratieconsulent tot het voeren van een registratie van de door hem behaalde PE-punten ter voldoening aan de verplichting van artikel 3 NVPE.

4.4 Volgens het overzicht bedoeld onder 2. van betrokkene heeft hij in de jaren 2007, 2008 en 2009 jaarlijks meer dan 20 PE-punten behaald en in de gehele periode 2007-2009 83,5 nader gespecificeerde PE-punten en 80 PE-punten in verband met zelfstudie. Volgens betrokkene heeft hij deze 80 uren besteed aan het vervolmaken van een organisatiehand-boek in verband met een fusie met een accountantspraktijk waaraan een registeraccountant was verbonden.

4.4.1 Klager heeft betoogd dat 9 punten van de 83,5 punten niet meetellen omdat het daaraan ten grondslag liggende bijwonen van nieuwjaarsbijeenkomsten van de Kamer van Koophandel niet is aan te merken als PE-activiteit. Ter zitting echter is door klager bevestigd dat het bijwonen van een zodanige bijeenkomst, afhankelijk van spreker en/of onderwerp, daartoe wel kan kwalificeren. Het mag zo zijn dat betrokkene zijn opgaven op dit punt niet heeft gespecificeerd, maar dat alleen rechtvaardigt naar het oordeel van de Accountantskamer niet klagers standpunt dat het bijwonen om die reden niet als PE-activiteit kan worden bestempeld. Gelet op wat betrokkene daarover ter zitting heeft verklaard, houdt de Accountantskamer het er derhalve voor dat de drie punten per nieuwjaarsbijeenkomst in de jaren 2007, 2008 en 2009 dienen mee te tellen.

4.4.2 Met klager is de Accountantskamer van oordeel dat het schrijven van een organisatiehandboek, hoe nuttig wellicht ook, niet althans  zonder  nadere toelichting over de inhoud van dit handboek en betrokkenes aandeel daarin, die ontbreekt, kan worden beschouwd als een PE-activiteit in het kader van de NVPE.

4.4.3 Klager heeft voorts gesteld dat betrokkene in het jaar 2008 te weinig PE-punten heeft behaald. Uit het overzicht van betrokkene d.d. 12 maart 2010 blijkt inderdaad dat hij in 2008 niet meer dan 19 punten heeft behaald, nu de Accountantskamer aanneemt dat betrokkene met de vermelding ‘7 januari 2008, 3 punten, Kamer van Koophandel, Lezing Nieuwjaar’ heeft bedoeld op te geven het bijwonen van een lezing tijdens een nieuwjaarsbijeenkomst die heeft plaatsgevonden op 7 januari 2009, nu deze opgave volgt op een PE-activiteit op 12 december 2008 en betrokkene in ditzelfde overzicht een dergelijke bijeenkomst heeft opgenomen met als datum ‘9 januari 2008’. In zoverre is de klacht dan ook gegrond.

4.5 Niet gebleken of aannemelijk geworden is aldus, dat betrokkene in de periode 2007-2009 meer dan 83,5 PE-punten als bedoeld in artikel 3, eerste lid NVPE heeft behaald. Betrokkene heeft zodoende over de driejaarscyclus 2007-2009 niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, tweede lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren, terwijl betrokkene over 2008 niet het vereiste minimum aantal PE-punten heeft behaald. Evenmin heeft betrokkene de voor 2007 verplicht gestelde cursus Wta gevolgd. Hij heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.6 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft door 36,5 PE-punten te weinig te behalen aan dit vereiste in onvoldoende mate voldaan. Ook de overige vastgestelde verzuimen duiden op onvoldoende besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Betrokkene heeft aangevoerd  dat hij  in 2008 een forse  achterstand  in  werkzaamheden heeft moeten wegwerken die was ontstaan vanwege de ziekte van zijn  assistent en daardoor minder tijd heeft kunnen besteden aan permanente educatie. Naar het oordeel van de Accountantskamer is in deze omstandigheid geen reden gelegen om betrokkene zijn verzuimen niet of minder zwaar aan te rekenen. Juist bij een grote werkdruk is het des te belangrijker om te waarborgen dat deskundigheid en vaardigheid op peil worden gehouden. Betrokkene had bovendien ten tijde van belang gebruik kunnen maken van de mogelijkheid het bestuur van de NOvAA te verzoeken hem (gedeeltelijk) vrij te stellen van zijn verplichtingen op grond van artikel 3 van de NVPE.

4.7 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen waarschuwing en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,- per niet behaald PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.8 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot ten uitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM en de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register worden opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.9 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·        legt ter zake aan betrokkene op:

-         een waarschuwing,

en

-         een geldboete van € 1.825,00 (achttienhonderdvijfentwintig euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 11/1298 Wtra AK;

·        verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. M.J. van Lee en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2012 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.