ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0223 Accountantskamer Zwolle 11/745 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0223
Datum uitspraak: 09-01-2012
Datum publicatie: 09-01-2012
Zaaknummer(s): 11/745 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over een accountant die als lid van een kascommissie van een vereniging van eigenaren van een Frans vakantiepark is opgetreden. Niet aannemelijk is geworden dat betrokkene enig fundamenteel beginsel heeft overtreden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 11/745 Wtra AK van 9 januari 2012 van

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 11 april 2011 binnengekomen klaagschrift van 8 april 2011, met als bijlagen 22 producties;

-         het op 17 mei 2011 ingekomen verweerschrift van betrokkene van 16 mei 2011, met als bijlagen 5 producties;

-         de op 17 oktober 2011 binnengekomen brief van klager van 16 oktober 2011, met als bijlagen de producties 23 t/m 33.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 31 oktober 2011, waar klager en betrokkene beiden in persoon zijn verschenen.

1.3 Klager en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klager en betrokkene zijn ieder eigenaar van een woning op het vakantiepark ‘A’ in de [streek] te [land]. Alle eigenaren van een woning op dit vakantiepark zijn lid van een Vereniging van Eigenaren (VvE) en daarnaast, samen met de onroerendgoedvennootschap naar Frans recht “Euro Quality Project IV” (EQP), de eigenaar van de algemene voorzieningen (zoals receptie en restaurant), lid van één van de vier Verenigingen van Mede-eigenaren (VVM; naar Frans recht diende een VVM per één of meer bouwfasen te worden opgericht). Klager is lid van VVM-2.

2.2 De VvE ziet in het bijzonder toe op de belangen van de eigenaren van het privébezit (de eigen woning waaronder het beheer, de eigenaarslasten en de verhuur). De VVM ziet volgens artikel 51 van het Reglement van mede-eigendom en beschrijving van de verdeling (hierna: het Reglement) in het bijzonder toe op het behoud van het complex en het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten (de wegen, groenvoorzieningen en leidingen en netten).

2.3 Beoogd wordt dat - overeenkomstig artikel 51 van het Reglement - de 4 VVM’s, na afronding van de bouw in alle fasen, zich verenigen in een Unie van Vereniging van Mede-eigenaren (UVVM), dan wel fuseren, zulks mede omdat de wegen, groenvoorzieningen, leidingen en netten niet zijn op te delen naar de verschillende fasen en iedere eigenaar na de eenwording van de 4 VVM's voor 1/l63e deel eigenaar zal zijn van die gemeenschappelijke voorzieningen. Tot op heden is het echter nog niet tot een oprichting van een UVVM dan wel een fusie van de 4 VVM’s gekomen.

2.4 Volgens artikel 75 van het Reglement benoemt de Algemene Ledenvergadering (ALV) van VVM-2 een beheerder van de gemeenschappelijke voorzieningen voor de duur van maximaal 3 jaar. Ingevolge artikel 76 van het Reglement is Euro Quality Trading 1 (EQT), een zustermaatschappij van EQP (beide deel uitmakend van de Deurwaardergroep), als beheerder van VVM-2 aangesteld. De ALV) van VVM-2 heeft tot op heden geen andere beheerder aangewezen. Bij de overige VVM's is de situatie niet anders.

2.5 De beheerder (EQT) van VVM-2 dient jaarlijks aan de ALV de Verlies en Winstrekening, de Balans alsmede een rapport over het beleid en beheer van het complex over te leggen. Verder dient zij een begroting voor het nieuwe boekjaar over te leggen (artikel 86 van het Reglement). De ALV besluit in meerderheid over het contract van de beheerder, het gebruik van de gelden van de Vereniging van Mede-eigenaren en over dat van de daaruit ontstane interesten. Volgens artikel 93 van het Reglement is een Raad van de Vereniging van Mede-Eigenaren (RVME) ingesteld om een permanente communicatie tussen de mede-eigenaren en de beheerder te verzekeren en deze laatste te ondersteunen en diens beleid te controleren.

2.6 De ALV’s van de (vier) VVM’s functioneren al enkele jaren alsof er al een UVVM bestaat. Elke VVM heeft een of meer vertegenwoordigers in wat wordt genoemd de Raden van de Vereniging van de gezamenlijke VVM’s (RVME’s). Uit praktische overwegingen, vanwege de ondeelbaarheid van de gemeenschappelijke voorzieningen en vooral ook om een beter inzicht te verkrijgen in de gezamenlijke kosten van het beheer van de gemeenschappelijke voorzieningen is door de beheerder een pro forma gecombineerde financiële verantwoording opgesteld van de VVM’s. Zonder daartoe statutair verplicht te zijn, is in 2008 besloten een aparte kascommissie in te stellen voor de controle van deze financiële verantwoording van de VVM’s, zulks met ingang van het boekjaar 2009. Betrokkene heeft in die kascommissie (hierna: de kascommissie) plaatsgenomen.

2.7 Deze kascommissie heeft alle uitgaven vergeleken met de bijbehorende facturen, bezien of deze uitgaven in overeenstemming waren met de goedgekeurde begroting en is voorts nagegaan of alleen uitgaven zijn verantwoord voor het behoud en het onderhoud van de gemeenschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in artikel 30 van het Reglement. Waar nodig werd om toelichting van de beheerder gevraagd. Verder is de kascommissie nagegaan of alle eigenaren hun bijdrage hebben betaald conform de vastgestelde bijdrage. De standen van de liquide middelen zijn aangesloten met de dagafschriften van de bank en de schuld aan de beheerder is aangesloten met de administratie van de beheerder. Tevens is het verslag van de beheerder omtrent het beheer en de financiële verantwoording met toelichting besproken met de beheerder. De opmerkingen van de kascommissie zijn verwerkt in de definitieve verslagen van de beheerder.

2.8 De kascommissie heeft op basis van haar werkzaamheden op 20 maart 2010 respectievelijk in februari 2011 de ALV’s voorgesteld de beheerder en de Raden van de Vereniging van de VVM’s decharge te verlenen voor de financiële verantwoording en het gevoerde beleid in de boekjaren 2009 en 2010. De ALV’s hebben deze decharge telkens verleend.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt in dat  betrokkene met zijn werkzaamheden voor de kascommissie heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen ‘integriteit’, ‘objectiviteit’, ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ en ‘professioneel gedrag’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder a., b., c. en e. van de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC).

 3.2 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door klager ter zitting gegeven toelichting én naar de Accountantskamer begrijpt, de verwijten:

- betreffende schending van het fundamentele beginsel ‘integriteit’ -

  1. dat betrokkene niet eerlijk en oprecht is opgetreden door de vigerende juridische structuur te negeren;
  2. dat betrokkene voorts de waarheid geweld heeft aangedaan door geen stelling te nemen tegen door EQT verstrekte verkeerde informatie over het vennootschappelijke organogram van de Deurwaarder Bouwgroep aan de Rechtbank van [plaats] en aan de Préfecture van de [streek];

- betreffende schending van het fundamentele beginsel ‘objectiviteit’ -

  1. dat betrokkene zich als kascommissielid onvoldoende objectief heeft opgesteld omdat hij zelf kandidaat was voor bestuursposities bij VVM-2 en in de RVME’s;

- betreffende schending van het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ -

  1. dat betrokkene ten onrechte het naar rato van het aantal leden verdelen van een vordering op een debiteur van VVM-2 (klager zelf) over de vier VVM’s heeft geaccordeerd;
  2. dat betrokkene ten onrechte de ALV’s heeft geadviseerd de RVME’s en de beheerder te dechargeren;

- betreffende schending van het fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’ -

  1. dat betrokkene zich niet heeft verzet tegen de al vele jaren op het villapark plaatsvindende overtredingen van de statuten en de wet- en regelgeving;
  2. dat betrokkene op onzuivere, onjuiste en dus op onprofessionele wijze heeft gehandeld door toe te staan dat de jaarrekening over 2009 op 12 juli 2010 werd ingebracht in een kortgedingprocedure van klager tegen EQT, terwijl die jaarrekening eerst later in juli (samen met notulen van de ALV’s van 20 maart 2010, waarop die versie van die jaarrekening nog niet voorhanden was) aan de leden werd verstuurd;
  3. dat betrokkene kennelijk andere principes hanteert voor kleinere niet-professionele organisaties dan voor grotere professionele organisaties, nu hij de VVM heeft vergeleken met “een kleine amateurvoetbalclub, waarbij leden het bestuur vormen”, hetgeen zeer onprofessioneel en ontoelaatbaar is;
  4. dat betrokkene op onprofessionele wijze namens VVM-2 een incassoprocedure tegen klager is opgestart, omdat daarbij verkeerd cijfermateriaal werd ingebracht.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds die datum geldende Verordening Gedragscode (RA's) (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en, nu de klacht betrekking heeft op het handelen van betrokkene als lid van een kascommissie van een vereniging en zo feitelijk op fungeren van betrokkene als accountant in business, het (voor accountants in business geldende) deel C.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Voor alle onderdelen van de klacht geldt dat zij uitvoerig en gemotiveerd door betrokkene zijn weersproken. Samengevat heeft betrokkene aangevoerd:

-         dat de kascommissie goed werk heeft geleverd, waarvoor zij door vele eigenaren is bedankt;

-         dat het niet de taak van de kascommissie is geweest om de standpunten van klager in haar verslagen op te nemen;

-         dat veel van de door klager aangehaalde punten niet relevant waren voor de kascommissie en overigens ook vaak onjuist en/of onvolledig zijn weergegeven;

-         dat veel van die punten ook zien op het jarenlange conflict van klager met de beheerder en de daarmee samenhangende juridische strijd, waarin de andere eigenaren klager niet hebben gevolgd.

Ten slotte heeft betrokkene geconcludeerd dat hij als lid van de kascommissie op generlei wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5 De Accountantskamer acht op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk geworden dat betrokkene zich van zijn - in het kader van deze zaak: primaire - taak als lid van de kascommissie naar behoren heeft gekweten en dat klager, tegenover de weerspreking door betrokkene, er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat betrokkene zich in zijn rol als lid van de kascommissie en/of overigens schuldig heeft gemaakt aan schending van enig fundamenteel beginsel als bedoeld in artikel A-100.4 van de VGC. De Accountantskamer tekent hierbij aan dat klager eraan voorbij heeft gezien dat in deze niet het Nederlands recht doch het Frans recht leidend is en dat hij (mede) daardoor kennelijk ten onrechte is uitgegaan van een ruimere taak van de kascommissie en van betrokkene als lid daarvan.

4.6 Met betrekking tot de in de klacht gestelde schendingen van afzonderlijke fundamentele beginselen overweegt de Accountantskamer hierbij in het bijzonder nog:

- ten aanzien van de onder 3.2 gestelde schending van het beginsel ‘integriteit’ -

ad a.: dat, naar ook klager zelf heeft verklaard, alle betrokkenen wisten, dat er (nog) geen UVVM was en dat naast de “pro forma geconsolideerde” jaarrekening ook jaarrekeningen van de afzonderlijke VVM’s werden opgemaakt, zodat niet valt in te zien wat er op het handelen van betrokkene ter zake als oneerlijk en/of onoprecht zou moeten worden aangemerkt;

ad b.: dat het niet tot de taak van betrokkene als lid van de kascommissie behoorde stelling te nemen tegen door EQT verstrekte  informatie over het vennootschappelijke organogram van de Deurwaarder Bouwgroep aan de Rechtbank van [plaats] en aan de Préfecture van de [streek];

- ten aanzien van de onder 3.2 gestelde schending van het beginsel ‘objectiviteit’ -

ad c.: dat klager heeft nagelaten het verwijt dat betrokkene, omdat hij kandidaat was voor bepaalde bestuursposities, zich als kascommissielid onvoldoende objectief zou hebben opgesteld, van enige feitelijke grondslag te voorzien;

- ten aanzien van de onder 3.2 gestelde schending van het beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ -

ad d. en e.: dat zonder nadere toelichting, die niet door klager is gegeven, niet valt in te zien dat betrokkene met het goedvinden van het naar rato van het aantal leden verdelen van een vordering op een debiteur van VVM-2 over de vier VVM’s en het adviseren van de ALV’s de RVME’s en de beheerder te dechargeren onjuist en/of in strijd met het hiergenoemde fundamentele beginsel zou hebben gehandeld;

- ten aanzien van de onder 3.2 gestelde schending van het beginsel ‘professioneel gedrag’ -

ad f.: dat het niet tot de taak van betrokkene als lid van de kascommissie behoorde zich te verzetten tegen beweerdelijke overtredingen van de statuten en de wet- en regelgeving die op het villapark zouden plaatsvinden;

ad g.: dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene op enigerlei wijze verantwoordelijk is te achten voor het feit dat een jaarrekening op 12 juli 2010 werd ingebracht in een kortgedingprocedure van klager tegen EQT, terwijl die jaarrekening eerst later in juli (samen met notulen van de ALV’s van 20 maart 2010, waarop die versie van die jaarrekening nog niet voorhanden was) aan de leden werd verstuurd;

ad h.: dat niet valt in te zien wat er laakbaar is aan het vergelijken van de VVM met een kleine amateurvoetbalclub, waarbij leden het bestuur vormen;

ad g.: dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene op enigerlei wijze verantwoordelijk is te achten voor het feit dat namens VVM-2 een incassoprocedure tegen klager is opgestart.

4.7 Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. E.W. Akkerman, rechterlijke leden, drs. R.G. Bosman RA en P. van de Streek AA, accountantsleden, in tegenwoordigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2012.

________                                                                                            __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan klagerdan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.