ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0913 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW691.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0913
Datum uitspraak: 18-12-2012
Datum publicatie: 31-01-2013
Zaaknummer(s): GDW691.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard waarbij de Kamer de overwegingen van de voorzitter nuanceert. De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager beslag op een uitkering gelegd. Een collega van de gerechtsdeurwaarder, niet behorend tot de organisatie van de gerechtsdeurwaarder, heeft het beslag te laat aan klager overbetekend. De Kamer is van oordeel dat een gerechtsdeurwaarder die werkzaamheden aan een collega uitbesteedt een zekere verantwoordelijkheid behoudt. Als de collega bijvoorbeeld de zaak te lang laat liggen dan kan de gerechtsdeurwaarder daarvan soms een verwijt gemaakt worden. In deze zaak kon de gang van zaken niet meer worden achterhaald.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 december 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 14 augustus 2012 met nummer 383.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 691.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 20 augustus 2012 aan klager toegezonden. Op 28 augustus 2012 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 november 2012. Klager heeft bij e-mail van 8 oktober 2012 laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen. De gerechtsdeurwaarder is bij zijn gemachtigde verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 december 2012.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

3. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Het ging hem erom in zijn klacht dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet opnieuw en daarbij onjuist had bepaald, al is het verschil met de juiste beslagvrije voet thans niet zo groot meer. Voorts heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de te late overbetekening, als hij die werkzaamheden aan een andere gerechtsdeurwaarder uitbesteedt. Hij had toezicht moeten houden op diens werkzaamheden.

4. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klager gewezen vonnis. Hij heeft ten laste van klager beslag gelegd op een uitkering. Een collega van de gerechtsdeurwaarder, die niet tot de organisatie van de gerechtsdeurwaarder behoort, heeft het beslag aan klager buiten de wettelijke termijn overbetekend. 

5. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze de beslagvrije voet verkeerd heeft bepaald en het beslag te laat heeft overbetekend. 

6. Het oorspronkelijke verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij de beslagvrije voet heeft bepaald op basis van de bekende gegevens. Klager heeft daarover nooit geklaagd. Pas in de klacht heeft hij voor het eerst bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft toegezegd dat hij buiten de behandeling van de klacht daarover in overleg met klager zal treden. Het is immers niet aan de Kamer om te oordelen over de hoogte van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts aangevoerd dat uitsluitend de gerechtsdeurwaarder die het exploot heeft overbetekend daarvoor ter verantwoording kan worden geroepen.

7. De beslissing van de voorzitter

7.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Indien klager het niet eens is met de hoogte van de beslagvrije voet, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder een verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast.

7.2 De voorzitter heeft voorts geoordeeld in overweging 4.4 dat uit de door klager overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de overbetekening van het derdenbeslag is uitgevoerd door een collega gerechtsdeurwaarder die niet verbonden is aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder kan derhalve niet verantwoordelijk worden gehouden voor de te late overbetekening van het derdenbeslag.

7.3 Tot slot heeft de voorzitter in 4.5 opgemerkt dat de collega gerechtsdeurwaarder de termijn waarbinnen de overbetekening plaats had moeten vinden weliswaar heeft overschreden, maar dat klager daardoor niet zodanig in zijn belang is geschaad dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen sprake is.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

9.2 Klager heeft ook in verzet niet aangetoond dat hij de gerechtsdeurwaarder eerder dan bij de klacht op de hoogte heeft gesteld van zijn financiële omstandigheden, waarna de gerechtsdeurwaarder eventueel tot aanpassing van de beslagvrije voet had kunnen overgaan. Een gerechtsdeurwaarder mag daarbij uitgaan van de gegevens die bij hem bekend zijn omtrent de financiële situatie van een debiteur. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder bewust een evident onjuiste beslagvrije voet heeft bepaald.

9.3 De Kamer acht het verzet op dit punt daarom ongegrond.

9.4 Wel merkt de kamer op dat een gerechtsdeurwaarder wel een zekere verantwoordelijkheid behoudt indien hij bepaalde werkzaamheden aan een collega uitbesteedt. Hij moet er bijvoorbeeld op toezien dat de collega tijdig over de stukken kan beschikken, zodat een overbetekening binnen de wettelijke termijn kan worden uitgevoerd. Als die collega de zaak vervolgens te lang zou laten liggen, hangt het van de omstandigheden af of de gerechtsdeurwaarder daarvan een verwijt valt te maken. Hoe de gang van zaken hier is geweest, laat zich nu niet meer vaststellen. Van stelselmatig te laat overbetekenen is in elk geval niet gebleken. De overwegingen 4.4. en 4.5 van de voorzitter behoeven dus enige nuancering.   

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter (leden) en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.