ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0907 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet809.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0907
Datum uitspraak: 04-12-2012
Datum publicatie: 31-01-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet809.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing in verzet. De inleidende klacht betreft het betekenen van een dagvaarding . Klaagster stelt dat op de dagvaarding die zij van de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen, geen datum van de zitting was vermeld. In verzet stelt klaagster dat het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stuk slechts een kopie van de dagvaarding betreft. In zijn algemeenheid geldt dat een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot van dagvaarding een authentieke akte is waarvan de bewijskracht op voorhand vaststaat. In dit geval heeft klaagster ter zitting echter de envelop, bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering getoond, zoals deze door haar in haar brievenbus werd aangetroffen. Klaagster heeft voorts de door haar in de envelop aangetroffen dagvaarding getoond en een door de advocaat van haar wederpartij aan de gerechtsdeurwaarder gerichte brief. Op grond hiervan moet volgens de Kamer worden aangenomen dat (op het kantoor van de of) door de gerechtsdeurwaarder een vergissing is begaan waarbij in de zojuist bedoelde, voor klaagster bestemde envelop het voor de gerechtsdeurwaarder bestemde concept van de dagvaarding en de bijbehorende brief gedaan is en waarbij die enveloppe vervolgens bij klaagster in de brievenbus is achtergelaten. Hoewel niet elke door een gerechtsdeurwaarder gemaakte fout zonder meer aanleiding is voor een tuchtrechtelijke maatregel, geldt dit wel voor de aan de orde zijnde fout. In deze zaak is immers een dagvaarding uitgebracht waarin de essentiële onderdelen, zoals de datum waarop het exploot wordt uitgereikt, de zittingsdatum en het tijdstip van de zitting ontbreken. Dat heeft er onder meer toe geleid dat klaagster niet ter zitting is verschenen en bij verstek is veroordeeld. Het verzet en de klacht worden op dit onderdeel gegrond verklaard. Maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 december 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 september 2012 met zaaknummer 469.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 809.2012 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 6 juni 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 20 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 11 september 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 19 september 2012 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 1 oktober 2012 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2012 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 december 2012.

2. De feiten

Bij exploot van 22 januari 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster een dagvaarding betekend. Op 10 maart 2010 is door de rechtbank [     ] vonnis gewezen ten laste van klaagster. Dit vonnis is op 16 maart 2010 door de gerechtsdeurwaarder in persoon aan klaagster betekend. Op 30 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de bankrekening van klaagster. Het proces-verbaal van beslag is op 3 augustus 2010 in persoon aan klaagster betekend. Bij exploot van 13 april 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een nieuwe dagvaarding aan klaagster betekend. Bij exploot van 21 mei 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het ten laste van klaagster op 16 mei 2012 gewezen vonnis betekend.

3. De inleidende klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: op de dagvaarding die zij van de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen, geen datum van de zitting was vermeld.

b: de gerechtsdeurwaarder geen specificatie heeft gegeven van de executiekosten.

c: de gerechtsdeurwaarder niet de gerechtelijke uitspraken heeft geciteerd, maar de exploten naar eigen inbreng heeft opgesteld.

d: de gerechtsdeurwaarder een vonnis aan klaagster heeft betekend, dat klaagster al van de rechtbank had ontvangen.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder als bijlage bij het verweerschrift een kopie van de betekende dagvaarding heeft overgelegd waaruit de datum van de zitting blijkt. Nu deze dagvaarding het uiterlijk heeft van een authentieke akte, wordt behoudens tegenbewijs vermoed dat het daadwerkelijk om een authentieke akte gaat. Het is niet aan de Kamer om te beslissen over de authenticiteit van de overgelegde dagvaarding. Het is aan de gewone rechter om te beslissen wie in die discussie het gelijk aan zijn zijde heeft.

4.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de kosten die de gerechtsdeurwaarder heeft berekend, zijn gebaseerd op de wet en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Nu klaagster de grondslag van deze bedragen niet heeft betwist, kan van de juistheid van het standpunt van de gerechtsdeurwaarder uitgegaan worden. De kosten, die zien op het betekenen van de exploten, vallen onder de executiekosten. Deze zijn wettelijk vastgesteld. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder op dit punt blijkt niet.

4.3 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat de gerechtsdeurwaarder heeft betwist dat hij de gerechtelijke uitspraken naar eigen inbreng heeft opgesteld. Klaagster heeft haar standpunt niet nader onderbouwd en niet aannemelijk is dat klaagster, tegenover deze betwisting, haar stelling op dit punt nader zal kunnen onderbouwen. Daarom kan niet worden geoordeeld dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen sprake is geweest.

4.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder wettelijk verplicht is om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals hier het executeren van een vonnis. Uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat hij de opdracht had gekregen om het ten laste van klaagster gewezen vonnis aan haar te betekenen. Dat klaagster het vonnis ook van de rechtbank heeft ontvangen, betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.5 Op grond van het voorgaande heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

Klaagster heeft voor zover van belang in verzet als grond aangevoerd dat de vaststelling door de voorzitter, dat de dagvaarding een authentiek stuk betrof, aan alle kanten rammelt. Het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stuk betreft slechts een kopie van de dagvaarding. Klaagster is in het bezit van het authentieke stuk. De gerechtsdeurwaarder heeft geen enkel bewijs dat het stuk dat aan de Kamer is overgelegd ook bij klaagster terecht is gekomen. Klaagster heeft nergens voor getekend.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De Kamer is van oordeel dat de in verzet aangevoerde grond op grond van het navolgende doel treft voor wat betreft de overweging van de voorzitter als hiervoor vermeld onder 4.1. De beslissing van de voorzitter kan daarom op dit punt niet in stand blijven.

8. De beoordeling van de klacht

8.1 In zijn algemeenheid geldt dat een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot van dagvaarding een authentieke akte is waarvan de bewijskracht op voorhand vaststaat.

8.2 In dit geval heeft klaagster ter zitting echter de envelop, bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering getoond, zoals deze door haar in haar brievenbus werd aangetroffen. Klaagster heeft voorts de door haar in de envelop aangetroffen dagvaarding getoond. Het ter zitting getoonde stuk betrof een concept dagvaarding waarin door de gerechtsdeurwaarder nog niet de voor dit stuk vereiste gegevens waren ingevuld. Verder heeft klaagster ter zitting een in die envelop aangetroffen brief getoond, afkomstig van de advocaat van haar wederpartij en gericht aan de gerechtsdeurwaarder. In die brief verzoekt de advocaat de gerechtsdeurwaarder om de zaak op de eerstkomende rechtsdag aan te brengen bij de rechtbank en de dagvaarding aan klaagster te betekenen.

8.3 Door de gerechtsdeurwaarder is daartegen aangevoerd dat hij een afschrift van het exploot heeft gelaten zoals dat bij de rechtbank is aangebracht.

8.4 Tegenover hetgeen door klaagster is aangevoerd en tegenover de ter zitting getoonde stukken acht de Kamer dit verweer onvoldoende. Aangenomen moet worden dat (op het kantoor van de of) door de gerechtsdeurwaarder een vergissing is begaan waarbij in de zojuist bedoelde, voor klaagster bestemde envelop het voor de gerechtsdeurwaarder bestemde concept van de dagvaarding en de bijbehorende brief gedaan is en waarbij die enveloppe vervolgens bij klaagster in de brievenbus is achtergelaten. Het is anders niet te verklaren dat klaagster in het bezit is van een aan de gerechtsdeurwaarder gerichte brief van de advocaat

9. Het verzet en de klacht dienen op dit onderdeel derhalve gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan voor dit deel niet in stand blijven en dient op dit punt te worden vernietigd.

10. Hoewel niet elke door een gerechtsdeurwaarder gemaakte fout zonder meer aanleiding is voor een tuchtrechtelijke maatregel, geldt dit wel voor de aan de orde zijnde fout. In deze zaak is immers een dagvaarding uitgebracht waarin de essentiële onderdelen, zoals de datum waarop het exploot wordt uitgereikt, de zittingsdatum en het tijdstip van de zitting ontbreken. Dat heeft er onder meer toe geleid dat klaagster niet ter zitting is verschenen en bij verstek is veroordeeld. De Kamer wijst er op dat de gerechtsdeurwaarder er persoonlijk op dient toe te zien dat voornoemde essentiële onderdelen goed zijn vermeld. Het uitgangspunt is daarbij dat de gerechtsdeurwaarder het exploot zelf invult en het door hem uit te reiken exploot controleert voordat het wordt achtergelaten.

11. Wat voor het overige door klaagster in verzet en ter zitting is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdelen 3b tot en met 3d dan ook juist en het verzet dient voor wat betreft die klachtonderdelen daarom ongegrond te worden verklaard

12. Op grond van het voorgaande wordt daarom beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet deels gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter voor zover als vermeld onder 4.1;

-       verklaart de klacht als vermeld onder 3a gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-       verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.