ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0901 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet672.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0901
Datum uitspraak: 20-11-2012
Datum publicatie: 31-01-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet672.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De stelling van klager is dat de gerechtsdeurwaarder als algemeen directeur van het gerechtsdeurwaarderskantoor waar de waarnemend gerechtsdeurwaarder werkzaam is, verantwoordelijk is voor alle vestigingen en de daarin toepasselijke mandatering en daardoor verantwoordelijk is voor het handelen van de waarnemend gerechtsdeurwaarder. De Kamer oordeelt dat de tuchtrechtelijk verantwoordelijkheid voor het handelen en nalaten van een gerechtsdeurwaarder of kandidaat- gerechtsdeurwaarder uitsluitend bij hem zelf is gelegen. Alleen indien het laakbaar handelen of nalaten van een gerechtsdeurwaarder mede is terug te voeren op verwijtbaar handelen of nalaten van een collega-gerechtsdeurwaarder, kan ook hij tuchtrechtelijk worden aangesproken. Maar ook dan alleen op zijn eigen handelen of nalaten. Nu niet is gesteld of gebleken dat aan de gerechtsdeurwaarder zelf enig handelen kan worden verweten dat tuchtrechtelijk laakbaar is, heeft de voorzitter de onderhavige klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard. Verzet wordt ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 november 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 672.2012 ingesteld door:

[    ]

wonende te [    ],

klagers,

tegen:

[    ],

gerechtsdeurwaarder te [    ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 24 juli 2012 (zaaknummer 400.2012) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 25 juli 2012 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 26 augustus 2012 hebben klagers tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2012, alwaar klagers zijn verschenen. Klagers hebben pleitnotities overgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 november 2012.

Klagers hebben tegen een kantoorgenoot van de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder [    ] te [    ], een annexe klacht ingediend (zaaknummer 184.2012). Die klacht is bij beslissing van de voorzitter op 15 mei 2012 kennelijk ongegrond verklaard. Tegen die beslissing hebben klagers verzet ingesteld (zaaknummer 530.2012). Dat verzet is ook behandeld ter terechtzitting van 9 oktober 2012. 

2. De gronden van het verzet

2.1 In verzet hebben klagers samengevat aangevoerd dat zij het niet eens zijn met de beslissing van de voorzitter.

2.2 De gerechtsdeurwaarder is als algemeen directeur van het gerechtsdeurwaarderskantoor waar de waarnemend gerechtsdeurwaarder werkzaam is, verantwoordelijk voor alle vestigingen en de daarin toepasselijke mandatering. Ten onrechte is overwogen dat de gerechtsdeurwaarder op de door klagers genoemde grondslagen niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van de voornoemde waarnemend gerechtsdeurwaarder.  Alle lokale vestigingsmanagers hebben verantwoording af te leggen aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor de naleving van de rechtsregels en wetten in zijn organisatie. Hij was ook volledig op de hoogte van het handelen van de waarnemend gerechtsdeurwaarder. Als de gerechtsdeurwaarder niet op grond van zijn directeurschap aansprakelijk is, dan is hij persoonlijk aansprakelijk.

2.3 Ter zitting hebben klagers zich voor hun standpunt dat de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig zou hebben gehandeld binnen zijn bestuurdersverantwoordelijkheid, met nadruk gebaseerd op de statuten van diens kantoor waarin volgens klagers in dit verband staat vermeld: “Het uitoefenen of doen uitoefenen van de praktijk door een of meer Gerechtsdeurwaarders, in vrijheid en onafhankelijkheid, in overeenstemming met alle op het beroep van de Gerechtsdeurwaarder toepasselijke wet-en regelgeving, het deelnemen in en het voeren van beheer over een praktijkvennootschap, het belegen van haar vermogen en dat van andere praktijkvennootschappen en houdster-vennootschappen waarmee zij in een groep is verbonden”.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

4. De feiten

a)      In hun voormelde annexe klacht verwijten klagers de waarnemend gerechtsdeurwaarder kort gezegd dat deze vonnissen heeft betekend waaraan gebreken kleven.

b)      De gerechtsdeurwaarder is directeur-eigenaar en bestuurder van de besloten vennootschappen [ ] en [   ] van het gerechtsdeurwaarderskantoor [   ] Hij is de werkgever van de waarnemend gerechtsdeurwaarder. Klagers hebben de gerechtdeurwaarder aansprakelijk gesteld voor het handelen van die gerechtsdeurwaarder.

5. De oorspronkelijke klacht

5.1 Klagers beschouwen de onderhavige klacht te liggen in het verlengde van hun eerdere klacht tegen de waarnemend gerechtsdeurwaarder (zaaknummer 184.2012).

5.2 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij als directeur-eigenaar van de organisatie waar de waarnemend gerechtsdeurwaarder werkzaam is en als voorzitter en bestuurder van de Holding waartoe de organisatie behoort, verantwoordelijk is voor het handelen van de waarnemend gerechtsdeurwaarder. Klagers hebben deze verantwoordelijkheid gegrond op de Gerechtsdeurwaarderswet, de Wet op de ondernemersaansprakelijkheid, de statuten van de organisatie van de gerechtdeurwaarder en de inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Als directeur en bestuurder draagt de gerechtsdeurwaarder de volledige verantwoordelijkheid voor de juiste gang van zaken als bij wet voorgeschreven.

6. Het oorspronkelijke verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht weersproken. Hij heeft inhoudelijk met het handelen van zijn collega niets te maken gehad. Het feit dat hij tevens directeur is, betekent nog niet dat hij daarom tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor het handelen van die gerechtsdeurwaarder.

7. De beslissing van de voorzitter

7.1 De voorzitter heeft overwogen dat een gerechtsdeurwaarder kan worden aangesproken voor zijn eigen handelden of nalaten of dat van zijn personeel voor wie hij de verantwoordelijkheid draagt.  Elke gerechtsdeurwaarder is in beginstel verantwoordelijk voor zijn eigen handelen. Met dit uitgangspunt valt niet te verenigen dat de gerechtsdeurwaarder op de door klagers genoemde grondslagen verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van de waarnemend gerechtdeurwaarder. Bovendien was nog niet gebleken dat de waarnemend gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld.

7.2 De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De tuchtrechtelijk verantwoordelijkheid voor het handelen en nalaten van een gerechtsdeurwaarder of kandidaat- gerechtsdeurwaarder is uitsluitend bij hem zelf gelegen. Alleen indien het laakbaar handelen of nalaten van een gerechtsdeurwaarder mede is terug te voeren op verwijtbaar handelen of nalaten van een collega-gerechtsdeurwaarder, kan ook hij tuchtrechtelijk worden aangesproken. Maar ook dan alleen op zijn eigen handelen of nalaten.

8.2 Nu niet is gesteld of gebleken dat aan de gerechtsdeurwaarder zelf enig handelen kan worden verweten dat tuchtrechtelijk laakbaar is, heeft de voorzitter de onderhavige klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard.

8.3 De Kamer acht het verzet daarom ongegrond.

9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.   

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.