ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0896 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 777.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0896
Datum uitspraak: 20-11-2012
Datum publicatie: 25-01-2013
Zaaknummer(s): GDW 777.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster, een gerechtsdeurwaarderskantoor, verwijt de collegagerechtsdeurwaarder dat hij ten onrechte de beslagkosten als preferente executiekosten heeft aangemerkt. Daarnaast beklaagt zij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder voormelde brieven niet heeft beantwoord. De Kamer oordeelt dat indien een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot enige rechtsvraag handelt conform een op zichzelf verdedigbare juridische opvatting, dan is het oordeel of die opvatting juist is, niet aan de tuchtrechter maar aan de gewone rechter. Ook wanneer die opvatting nadien door de rechter zou worden afgewezen, zou dat op zichzelf geen grond opleveren voor een tuchtrechterlijk verwijt aan de deurwaarder. Dit onderdeel van de klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard. Het klachtonderdeel dat brieven niet worden beantwoord is terecht voorgesteld. Geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  20 november 2012 zoals bedoeld in artikel 43, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 777.2011 ingesteld door:

[     ] ,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 31 oktober 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 14 december 2011 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 4 september 2012. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

Bij brief van 22 oktober 2012 zijn partijen geïnformeerd dat de uitspraak op een latere datum zal worden gedaan dan aan hen ter zitting was meegedeeld.

1. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft in een zaak waarin hij eerste beslaglegger was, en klaagster tweede beslaglegger, aan klaagster meegedeeld: “Het kan zijn dat er voorlopig nog geen gelden worden afgeboekt in uw zaak in verband met de uitwinningskosten van het eerste beslag.’ Vervolgens hebben partijen over en weer gecorrespondeerd over de vraag of de door de eerste beslaglegger gemaakte beslagkosten, executiekosten zijn in de zin van artikel 3:277 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op brieven van klaagster van 22 juni 2011, 6 juli 2011 en 3 augustus 2011.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - onder verwijzing naar de aanbeveling die de beroepsorganisatie dienaangaande heeft gepubliceerd - kort samengevat dat hij ten onrechte de beslagkosten als preferente executiekosten heeft aangemerkt. Daarnaast beklaagt zij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder voormelde brieven niet heeft beantwoord.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het duiden en/of herinterpreteren van artikel 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en andere ter zake relevante wettelijke bepalingen niet tot de taak van de Kamer van Gerechtsdeurwaarders of tot de bevoegdheden van een gerechtsdeurwaarder behoort. Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover hier van belang zal nader op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Ter zitting heeft klaagster expliciet meegedeeld dat zij zich er niet over beklaagt dat klager anders handelt dan door de beroepsorganisatie wordt aanbevolen. Dit behoeft dan ook geen bespreking.

4.2 Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft kort gezegd, in de eerste plaats tot doel om in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, een maatregel kan worden opgelegd.

4.3 Indien een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot enige rechtsvraag handelt conform een op zichzelf verdedigbare juridische opvatting, dan is het oordeel of die opvatting juist is, niet aan de tuchtrechter maar aan de gewone rechter. Ook wanneer die opvatting nadien door de rechter zou worden afgewezen, zou dat op zichzelf geen grond opleveren voor een tuchtrechterlijk verwijt aan de deurwaarder. Gelet daarop zal dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.4 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel overweegt de Kamer als volgt.

4.5 Vast staat dat niet is gereageerd op de hiervoor onder 1. vermelde brieven van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder. Dit is strijdig met het uitgangspunt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze brieven binnen een redelijke termijn beantwoordt. Dit geldt temeer indien daarna, zoals hier, in nadere brieven nog expliciet om een reactie is verzocht. Gelet daarop is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld.

4.6 Gelet op de omstandigheden en omdat de gerechtsdeurwaarder zijn standpunt al uiteen had gezet in een brief aan klaagster van 26 mei 2011, is de Kamer van oordeel dat de onder 4.5 vermelde gedraging niet dermate ernstig is, dat dit de oplegging van een maatregel rechtvaardigt.

5. BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht voorzover die ziet op de vraag of de kosten van executie van de eerste beslagleggende gerechtsdeurwaarder als preferente kosten kunnen worden aangemerkt, niet-ontvankelijk;

-                     verklaart de klacht ten aanzien van het niet beantwoorden van brieven gegrond;

-                     ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mrs. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan klager/klaagster binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.