ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0893 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet480.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0893
Datum uitspraak: 30-10-2012
Datum publicatie: 25-01-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet480.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij een getroffen betalingsregeling eenzijdig hebben opgezegd en beslag hebben gelegd. De betalingsregeling bevatte geen clausule dat de regeling op termijn zou worden herzien en klager heeft zich altijd netjes aan de afspraak gehouden. De voorzitter wijst de klacht als zijnde kennelijk ongegrond af. De Kamer vernietigt de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht klachtwaardig dat de gerechtsdeurwaarders er kritiekloos aan hebben meegewerkt dat de opdrachtgever eenzijdig terugkwam op een afbetalingsregeling die was afgesproken zonder enige clausule dat de regeling op termijn zou worden herzien. De gerechtsdeurwaarders hadden in de gegeven omstandigheden geen beslag mogen leggen. Maatregel van berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 oktober 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 april 2012 met zaaknummer 72.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 480.2012 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] EN [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 31 januari 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief van 21 februari 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 24 april 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 1 mei 2012 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 mei 2012 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 september 2012 waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 oktober 2012.

2. De feiten

Op 15 maart 2002 heeft de voorzieningenrechter een vonnis ten nadele van klager gewezen. Op 25 februari 2003 heeft het gerechtshof een arrest ten nadele van klager gewezen. Op 9 juli 2004 hebben de gerechtsdeurwaarders, ter tenuitvoerlegging van de ten laste van klager gewezen titels, beslag gelegd onder de toenmalige werkgever van klager. Op 12 januari 2005 zijn de gerechtsdeurwaarders een regeling met klager overeengekomen, inhoudende dat akkoord werd gegaan met betaling van de vordering in termijnen van € 50,00 per maand en dat bij gebreke van tijdige betaling de regeling zou komen te vervallen. Op 2 mei 2005 is de betalingsregeling herbevestigd. Bij brief van 6 april 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders klagers geschreven dat hun opdrachtgever tot beslaglegging wenste over te gaan en een aanbod tot finale kwijting gedaan. Klager heeft een tegenaanbod gedaan dat niet door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders is geaccepteerd. Bij brief van 7 november 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders klagers geschreven dat, gelet op zijn inkomsten, de maandelijkse aflossingen in de ogen van de opdrachtgever zouden kunnen en moeten worden verhoogd naar €450,00 per maand teneinde verdere executiemaatregelen te voorkomen. Omdat op die brief geen reactie van klager is gekomen, hebben de gerechtsdeurwaarders ten laste van klager beslag gelegd onder diens werkgever.

3. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders - kort samengevat - dat zij een getroffen betalingsregeling eenzijdig hebben opgezegd en beslag ten laste van klager hebben gelegd. De betalingsregeling bevatte geen clausule dat de regeling op termijn zou worden herzien en klager heeft zich altijd netjes aan de afspraak gehouden. Door het beslag is ook de dertiende maand getroffen.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 Voor zover van belang heeft de voorzitter op de klacht overwogen dat klager zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarders ten onrechte de betalingsregeling, zoals neergelegd in de brief van 12 januari 2005, hebben herzien, omdat hij al jarenlang trouw de aflossing betaalde. De gerechtsdeurwaarders stellen zich op het standpunt dat er op die betalingsregeling geen enkele betaling volgde. Uit de brief van 10 mei 2005 en 26 september 2011 blijkt dat de gerechtsdeurwaarders klager hebben aangemaand om tot betaling over te gaan. Nu klager geen betalingsbewijzen heeft overgelegd, waaruit kan worden opgemaakt dat de betalingsregeling stipt is nagekomen, kan niet worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld.

4.2 Op grond van het voorgaande heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen omdat hij vanaf 13 mei 2005 tot en met mei 2012 elke keer heeft voldaan aan de afspraak die bij brief van 2 mei 2005 is gemaakt. Klager vindt het niet terecht dat de gerechtsdeurwaarders eenzijdig op de afspraak kunnen terugkomen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De Kamer is van oordeel dat de in verzet aangevoerde gronden doel treffen en de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

8. De beoordeling van de klacht

8.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt.

8.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Kamer voorop dat op de gerechtsdeurwaarder weliswaar een ministerieplicht rust, maar dat deze wel een eigen verantwoordelijkheid heeft om te beoordelen of de opdracht kan worden uitgevoerd. De ministerieplicht gaat immers niet zo ver dat de gerechtsdeurwaarder als willoos werktuig van zijn opdrachtgever moet handelen. De gerechtsdeurwaarder is een zelfstandig ambtenaar die dient te beoordelen of de uitvoering van een aan hem gegeven opdracht niet in strijd komt met de wet. Is de opdracht in strijd met de wet, dan geldt de ministerieplicht niet. Bij twijfel staat hem de weg van artikel 438 lid 4 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ter beschikking.

8.3 Weliswaar is hier niet in strijd met de wet gehandeld maar naar het oordeel van der Kamer wel in strijd met hetgeen een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. De Kamer acht klachtwaardig dat de deurwaarder er kritiekloos aan heeft meegewerkt dat zijn opdrachtgever eenzijdig terugkwam op een afbetalingsregeling die was afgesproken zonder enige clausule dat de regeling op termijn zou worden herzien. De gerechtsdeurwaarders hadden in de gegeven omstandigheden geen beslag mogen leggen.

8.4 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

9. Beslist wordt daarom als volgt. De Kamer acht termen aanwezig om tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op;

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen de beslissing kan klager/klager binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.