ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0879 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet173.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0879
Datum uitspraak: 21-08-2012
Datum publicatie: 14-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet173.2012
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Incasseren vordering. De Kamer is met de voorzitter van oordeel dat het de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk bezien niet verweten kan worden dat hij weigert om een volgens hem oninbare vordering te innen.  Geen (ministerie)plicht voor het incasseren van een vordering. Het verzet wordt ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 21 augustus 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van

7 februari 2012 met nummer 753.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 173.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager, in persoon verschenen,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 8 februari 2012 aan klager verzonden.

Op 14 februari 2012 is het door klager ingestelde verzet tegen de beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 mei 2012. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder te verwijten valt dat hij weigert om een vordering van € 2.125,00 te innen. Het betreft een aanspraak wegens onverschuldigde betaling.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

4.3 De gerechtsdeurwaarder kan niet worden verplicht om over te gaan tot het innen van een vordering wegens onverschuldigde betaling. Het betreft hier de incasso van een vordering waarvoor geen ministerieplicht bestaat. De gerechtsdeurwaarder heeft de vordering van klager op zijn juridische haalbaarheid onderzocht en is van mening dat een procedure geen kans van slagen heeft. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5. De gronden van het verzet

Klager heeft in het verzetschrift zijn standpunt dat de gerechtsdeurwaarder de vordering dient te innen, nader toegelicht. Hiertoe heeft hij redenen aangevoerd op grond waarvan hij van oordeel is dat het hier wel degelijk om een inbare vordering gaat.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1  Klager heeft in verzet opnieuw - met redenen omkleed - aangevoerd op grond waarvan hij van mening is dat de vordering die hij stelt te hebben op de weduwe van zijn vader, wel degelijk inbaar is. De Kamer is met de voorzitter van oordeel dat het de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk bezien niet verweten kan worden dat hij weigert om een volgens hem oninbare vordering te innen.

6.2  Ter voorlichting van klager wordt opgemerkt dat een gerechtsdeurwaarder gelet op de door de wetgever aan hem verleende monopoliepositie, wettelijk verplicht is om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van zogeheten ambtshandelingen, zoals het betekenen van een vonnis en het leggen van een beslag. Dit is de ‘ministerieplicht’. Het incasseren van vorderingen als de onderhavige zijn echter geen op de wet gebaseerde ambtshandelingen van de deurwaarder.

6.3 Gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat hetgeen klager in verzet heeft aangevoerd, niet kan leiden tot vernietiging van de beslissing van de voorzitter, welke door de Kamer wordt onderschreven. Gelet daarop kan het verzet niet slagen en dient dit ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. E.C.Smits en J.C.M. van der Weijden, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.