ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0878 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet149.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0878
Datum uitspraak: 21-08-2012
Datum publicatie: 14-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet149.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Ontruiming. Onjuist handelen bij het aan de openbare weg plaatsen van zaken? Wraking van de voorzitter in het verzetschrift. Warking niet mogelijk van tuchtrechter die geen zaak in behandeling heeft. Verder onderschrijft de Kamer wat de voorzitter heeft overwogen. In de aan klager gezonden brieven en in het exploot waarmee het vonnis van de kantonrechter aan klager is betekend, staat duidelijk vermeld dat klagers woning bij niet tijdige voldoening zal worden ontruimd op de daarin vermelde dag. De gerechtsdeurwaarder heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen, door ervoor te zorgen dat de spullen van klager in de door de gemeente aan de openbare weg geplaatste container werden gezet. Op geen enkele wijze is aangetoond of vast komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder schade aan de goederen heeft veroorzaakt of goederen heeft ontvreemdt zoals klager stelt. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 21 augustus 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van

24 januari 2012 met nummer 810.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 149.2012 ingesteld door:

  [     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 1 februari 2012 aan klager verzonden.

Op 8 februari 2012 is het door klager ingestelde verzet tegen de beslissing van de voorzitter bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 mei 2012. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder gemakkelijk aan een vonnis is gekomen en dat deze nooit kritische vragen heeft gesteld. Zo heeft hij niet onderzocht of klager de stukken in kwestie wel heeft ontvangen. Klager was niet veel thuis in de periode voorafgaande aan de ontruiming en een en ander is dan ook buiten zijn medeweten gebeurd. Hoor en wederhoor is nooit toegepast. Klager neemt het de gerechtsdeurwaarder het meest kwalijk dat deze de goederen van klager onjuist heeft behandeld. Veel zaken zijn kapot, niet netjes verpakt, er zijn oude en vieze dozen gebruikt en alles is in een gemeentelijke container gegooid. Er zijn ook zaken verdwenen en gestolen. Klager mist zijn laptop, verschillende mobiele telefoons, MP3spelers en bepaalde gereedschappen. Klager heeft van diefstal en vernieling van zijn zaken aangifte gedaan bij de politie. De gerechtsdeurwaarder weigert opheldering te geven en maakt misbruik van de zwakke positie van klager.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.5 Bij een ontruiming van een woning geeft een gerechtsdeurwaarder uitvoering aan een hem bij wet voorgeschreven taak voor de uitvoering waarvan op hem een ministerieplicht rust. Op grond van de wet art. 556 Rv en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder gerechtigd de inboedel uit de woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen. De ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg plaatsen van de inboedel. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de gerechtsdeurwaarder behoudens zeer bijzondere omstandigheden, die hier niet zijn gesteld noch gebleken, geen zorgplicht meer ten aanzien van de ontruimde boedel.

4.4 De huurder (in dit geval klager) is als eigenaar van de inboedel de eerst aangewezen persoon om de inboedel voor de ontruiming uit de woning te halen of de na de ontruiming aan de openbare weg geplaatste inboedel af te voeren en op te slaan. In dit geval heeft de gemeente de inboedel afgevoerd en opgeslagen. De gemeente heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht ook de bevoegdheid om zaken die aan bederf onderhevig zijn of al stuk zijn direct voor vernietiging af te voeren. De gerechtsdeurwaarder kan hierop niet worden aangesproken omdat zoals hiervoor is opgemerkt, zijn taak eindigt bij het op de openbare weg plaatsen van de ontruimde boedel. Op grond van het voorgaande valt niet in te zien wat er tuchtrechtelijk aan de gerechtsdeurwaarder valt te verwijten. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg hier verder op in te gaan. Indien klager meent dat hij schade heeft geleden, zal hij zich moeten wenden tot de gewone rechter.

4.5 Dat er nooit hoor en wederhoor is toegepast, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Klager is vanaf 3 mei 2011 door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven, hij is gedagvaard en het gewezen vonnis is aan hem betekend. Klager heeft nergens op gereageerd. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat brieven aangetekend moeten worden verzonden. Het is ook niet gebruikelijk dat te doen met elke sommatie wegens een huurachterstand.’

5. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – kort samengevat – dat de voorzitter onvoldoende is ingegaan op wat hij in zijn klachtschrift heeft aangevoerd. Klager is van mening dat hier sprake is van partijdigheid en corruptie (c.q. vriendjespolitiek). Klager meent dat het hier om ernstige strafbare feiten gaat waardoor hij veel schade heeft geleden. Hij wraakt de voorzitter dan ook.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Klager heeft in het verzetschrift de voorzitter gewraakt. Een verzoek tot wraking kan echter op grond van het in artikel 37, vierde lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 512 van het Wetboek Strafvordering, slechts worden ingediend tegen een rechter die een zaak in behandeling heeft. Wraking is er immers op gericht om die rechter van verdere deelname aan de behandeling van de zaak af te houden. Dat is niet meer aan de orde als er - zoals hier - al uitspraak is gedaan en de betreffende rechter de zaak niet meer in behandeling heeft. Dit betekent dat het verzoek van klager tot wraking van de voorzitter geen doel treft.

6.2       De Kamer onderschrijft wat de voorzitter heeft overwogen en merkt daarbij nog het volgende op. In beginsel dient iemand die voor langere tijd niet op zijn vaste adres verblijft, zelf maatregelen te nemen opdat zijn post desondanks kan worden behandeld. Gevolgen van het niet treffen van zodanige maatregelen dienen dan ook voor zijn rekening en risico van de betrokkene te komen.

6.3       In de aan klager gezonden brieven en in het exploot waarmee het vonnis van de kantonrechter aan klager is betekend, staat duidelijk vermeld dat klagers woning bij niet tijdige voldoening zal worden ontruimd op de daarin vermelde dag. Zoals de voorzitter al heeft overwogen heeft de gerechtsdeurwaarder voldaan aan de op hem rustende verplichtingen, door ervoor te zorgen dat de spullen van klager in de door de gemeente aan de openbare weg geplaatste container werden gezet. Op geen enkele wijze is aangetoond of vast komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder schade aan de goederen heeft veroorzaakt of goederen heeft ontvreemdt zoals klager stelt. Zo aan klagers goederen nadien schade is ontstaan, dan kan dat de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

6.4       Gelet op vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Niet gebleken is dat de voorzitter, zoals klager stelt,  onvoldoende is ingegaan op wat in het klachtschrift is aangevoerd, laat staan dat er sprake is van partijdigheid. Voorts geeft wat klager in verzet heeft aangevoerd geen aanleiding om de motivering van de beslissing van de voorzitter aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.S.R.M. Marres, voorzitter, mr. E.C. Smits en

J.C.M. van der Weijden , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

21 augustus 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.