ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0870 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW293.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0870
Datum uitspraak: 31-07-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDW293.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 31 juli 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 293.2012 ingesteld door:

1.                  [     ],

2.                  [     ],

3.                  [     ],

vennoten,

gevestigd en wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 20 maart 2012 (zaaknummer 770.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 26 maart 2012 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 2 april 2012 hebben klagers tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 juni 2012. Klagers sub 2 en 3 zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 juli 2012. Klagers zijn in de gelegenheid gesteld om alsnog te reageren op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder (dat aan hen op de zitting is meegegeven), omdat zij dat niet eerder hadden ontvangen. Deze reactie is op 17 juli 2012 ontvangen. Blijkbaar hadden klagers deze reactie al op 21 juni 2012 aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 27 juni 2012 daarop gereageerd, welke brief met producties volgens de gerechtsdeurwaarder ook aan klagers is verstuurd.

2. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers samengevat aangevoerd dat zij het niet eens zijn met de beslissing van de voorzitter.  

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

4. De feiten

Klagers zijn bij vonnis van 29 maart 2011 veroordeeld tot ontruiming van gehuurde bedrijfsruimte en betaling van achterstallige- en toekomstige huurtermijnen. De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis ten uitvoer gelegd. Naast achterstallige termijnen, zijn ook de huurtermijnen tot en met juni 2011 ingevorderd, omdat de verhuurder pas met ingang van 1 september 2011 een nieuwe huurder had gevonden. De huurovereenkomst met klager expireerde op 31 oktober 2014.

4. De inleidende klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze ten onrechte tot tweemaal toe beslag heeft gelegd terwijl de daaraan ten grondslag liggende vordering niet juist is. De gerechtsdeurwaarders hebben de vordering niet willen toelichten.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.  

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Het verzet is dan ook ongegrond.      

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 27 juni 2012 gereageerd op een brief van klagers van 21 juni 2012 waarin zij aan de gerechtsdeurwaarder alsnog hun reactie op het verweerschrift hebben kenbaar gemaakt. De bezwaren van klagers komen erop neer dat te veel huur is gevorderd en de vordering niet is gespecificeerd. In zijn brief heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw zijn standpunt uiteengezet. Het standpunt van de gerechtdeurwaarder dat er voor hem geen aanleiding was om aan de juistheid van de door zijn opdrachtgever opgegeven vordering te twijfelen is ook met de reactie van klagers van 17 juli 2012 niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat betekent dat de gerechtsdeurwaarder geen verwijt valt te maken van de wijze waarop hij het vonnis heeft geëxecuteerd. Een gerechtsdeurwaarder mag bij de executie van een titel namelijk uitgaan van de vordering die hem wordt opgegeven door zijn opdrachtgever, tenzij hij redenen heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Klagers hadden hun bezwaren tegen de executie en de beslagleggingen aan de gewone rechter moeten voorleggen in kort geding.

6.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mrs. C.W. Inden en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.