ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0866 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet801.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0866
Datum uitspraak: 24-07-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet801.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Innen kinderalimentatie. Bij convenant overeengekomn dat de alimentatie aan het begin van de maand wordt voldaan. Is dat bij vooruitbetaling? Volgens Kamer is dat verdedigbaar, althans niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 24 juli 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 801.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 11 oktober 2011 (zaaknummer 443.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 20 oktober 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 27 oktober 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 juni 2012. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 juli 2012.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van achterstallige kinderalimentatie op klager. Hij heeft op 13 januari 2011 een beschikking van de rechtbank te Haarlem van 19 juni 2001 aan klager betekend. Op 20 juni 2002 hebben klager en zijn ex-partner een convenant gesloten. Daarbij is onder meer overeengekomen dat klager aan het begin van iedere maand zijn ex-partner een bedrag van € 313,00 zal betalen aan kinderalimentatie.

3. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze bij de inning van de alimentatie alleen van de beschikking is uitgegaan en geen rekening heeft gehouden met hetgeen in het later overeengekomen convenant is bepaald. In het convenant is een lager bedrag aan kinderalimentatie afgesproken en is niet bepaald dat dit bedrag wordt geïndexeerd. De gerechtsdeurwaarder heeft dus een ongeldig geworden titel ten uitvoer gelegd. Voorts verwijt klager de gerechtdeurwaarder dat bij de betekening van de beschikking ten onrechte kosten zijn berekend die voor rekening van de opdrachtgever behoren te blijven. Tot slot verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze heeft geweigerd om de vordering te specificeren.   

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. Door de voorzitter is overwogen dat voor zover de klacht is gericht tegen de executie van de titel, zulks een executiegeschil betreft waarover de Kamer niet kan oordelen. Voorts is overwogen dat de gerechtsdeurwaarder geen redenen had om te twijfelen aan de juistheid van de door zijn opdrachtgever opgegeven hoogte van de betalingsachterstand en dat hij op grond van zijn ministerieplicht de opdracht tot executie van de beschikking niet mocht weigeren. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Er is geen specificatie verstrekt op 31 mei 2011 en de informatiekosten zijn wel degelijk onterecht in rekening gebracht. Het LBIO gaat er bij het berekenen van de vermeende betalingsachterstand ten onrechte van uit dat de alimentatie bij vooruitbetaling is verschuldigd, terwijl in het convenant is bepaald dat dit aan het begin van de maand is. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht daarom niet mogen uitvoeren. De voorzitter heeft daar ten onrechte in zijn beslissing geen gevolgen aan verbonden. De gerechtsdeurwaarder voert geen deugdelijke administratie.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft in verzet aangevoerd dat zijn opdrachtgever wel degelijk rekening heeft gehouden met de later in het convenant gemaakte afspraken, al is uitgegaan van de beschikking. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De Kamer acht het verzet ongegrond. Het handelen van de deurwaarder is gebaseerd op het door hem en zijn opdrachtgever ingenomen standpunt dat de alimentatie gelet op de afspraak in het convenant dat de man aan het begin van iedere maand aan de vrouw een kinderbijdrage zal betalen aan het begin van iedere maand dient te worden voldaan en dus de verplichting inhoudt dat de termijnen bij vooruitbetaling dienen te worden voldaan. Een en ander is alleszins verdedigbaar en derhalve niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. De gerechtsdeurwaarder heeft rekening gehouden met hetgeen in het convenant nader is overeengekomen en de verstrekte specificaties zijn op de gebruikelijke wijze opgesteld. Klager heeft niet onderbouwd dat de gerechtsdeurwaarder had moeten begrijpen dat de verstrekte specificaties voor hem niet voldoende (duidelijk) waren.

8.2 Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, zoals in deze zaak is gebeurd doordat hij aanvankelijk ten onrechte het bedrag van € 23,80 aan kosten heeft vermeld, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. De fout is gecorrigeerd en klager heeft ter zitting toegegeven dat de gerechtsdeurwaarder niet opzettelijk heeft gehandeld.

8.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en A.M. Maas (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.