ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0863 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet19.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0863
Datum uitspraak: 24-07-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet19.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Beslagvrije voet. Verstrekken van inlichtingen. Ook in verzet is niet gebleken dat klager heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting om de gerechtsdeurwaarder te informeren over zijn inkomsten en uitgaven. Het kan om praktische redenen aangewezen zijn dat een gerechtsdeurwaarder ook bij een collega informatie inwint, zoals bij de eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder of diens waarnemer. Er is echter onvoldoende gebleken dat hier ten tijde van de beslaglegging voor de gerechtsdeurwaarders aanleiding voor was. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 24 juli 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 19.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde; [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 november 2011 (zaaknummer 702.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht. Bij brief van 6 december 2012 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 16 december 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Op 15 mei 2012 hebben de gerechtdeurwaarders een verweerschrift in verzet ingediend. Op 28 mei 2012 heeft klager nog gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 juni 2012. Partijen hebben laten weten niet ter zitting te verschijnen.  Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 juli 2012.

2. De feiten

Op 5 oktober 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd op diens AOW-uitkering. Zij hebben aanvankelijk een beslagvrije voet bepaald van € 769,44. Echter, nadat hen was gebleken dat de eerst beslagleggend gerechtsdeurwaarder een beslagvrije voet hanteerde van € 1.305,57 hebben zij zich daaraan geconformeerd.

3. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat deze bij de beslaglegging een te lage beslagvrije voet hebben bepaald, namelijk € 796,44 ondanks de informatie van klager dat een andere gerechtsdeurwaarder als eerste beslagleggend gerechtsdeurwaarder kort daarvoor een beslagvrije voet van

€ 1.305,57 had toegepast. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders ook dat zij geen inzicht wilden verschaffen op welke wijze zij de beslagvrije voet hebben bepaald. Zij hebben slechts meegedeeld dat zij waren uitgegaan van de bij hen bekende gegevens.  

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders niet in strijd hebben gehandeld met de tuchtrechtelijke norm, omdat het de gerechtsdeurwaarders niet verweten kan worden dat zij aanvankelijk niet tot aanpassing van de beslagvrije voet bereid waren. Klager wilde in eerste instantie immers zelf geen opgave doen van zijn inkomsten. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat klager in eerste instantie zelf geen opgave aan de gerechtsdeurwaarders heeft gedaan van zijn inkomsten. Zoals in de klacht al vermeld, heeft klager in januari 2011 in een telefoongesprek de gerechtsdeurwaarders erop attent gemaakt dat bij de eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder alle informatie over zijn inkomen aanwezig was. De gerechtsdeurwaarders hadden dus bij die gerechtsdeurwaarder (of bij de waarnemer) informatie kunnen inwinnen om zo een juiste beslagvrije voet te kunnen bepalen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. Het verweer in verzet

In verzet hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd dat klager inderdaad in januari 2011 na betekening van de titel telefonisch contact heeft opgenomen. Klager wenste zelf geen informatie over zijn inkomen te verstrekken. Hij volstond met een verwijzing naar de eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder. Hij heeft het bij het exploot bijgevoegde inkomsten- en uitgavenformulier niet ingevuld. De gerechtsdeurwaarders hebben in hun verweerschrift in verzet gesteld dat zij op 21 september 2011 informatie hebben ingewonnen bij de Sociale Verzekeringsbank. Uit die informatie (die als bijlage bij dat verweerschrift is gevoegd) bleek niet van een eerdere beslaglegging. Ook daarom was er voor de gerechtsdeurwaarders geen aanleiding om informatie bij de eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder op te vragen. De gerechtsdeurwaarders zijn er van uitgegaan dat de andere vordering volledig was afgelost. Omdat informatie over de inkomsten en uitgaven ontbrak, zijn de gerechtsdeurwaarders uitgegaan van de algemene informatie en mochten zij dat ook doen. Voor het bepalen van de hoogte van de beslagvrije voet is de schuldenaar verplicht om aan de beslagleggende gerechtsdeurwaarder desgevraagd te informeren over zijn bronnen van inkomen. Ondanks meerdere verzoeken daartoe heeft klager dat niet gedaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De Kamer acht het verzet ongegrond. Ook in verzet is niet gebleken dat klager heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting om de gerechtsdeurwaarder te informeren over zijn inkomsten en uitgaven. Het kan om praktische redenen aangewezen zijn dat een gerechtsdeurwaarder ook bij een collega informatie inwint, zoals bij de eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder of diens waarnemer. Er is echter onvoldoende gebleken dat hier ten tijde van de beslaglegging in oktober 2011 voor de gerechtsdeurwaarders aanleiding voor was. Voor het overige heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

8.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing  en A.M. Maas (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.