ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0856 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet148.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0856
Datum uitspraak: 26-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet148.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 17 januari 2012 met zaaknummer 661.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 148.2012 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 23 september 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 12 oktober 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 17 januari 2012 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 18 januari 2012 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 25 januari 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 juni 2012.

2. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat hij op basis van een onjuiste vordering beslag heeft gelegd op het loon van klager, de dagvaarding en het vonnis niet aan klager heeft betekend en de brieven van klager niet heeft beantwoord.

3. De beslissing van de voorzitter

3.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat klager zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarder op basis van een onjuiste vordering beslag heeft gelegd op zijn loon. Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de executie van een vonnis, waarover de Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen dienen op grond van het bepaalde in artikel 438 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering aan de voorzieningenrechter in kort geding te worden voorgelegd. Het is niet aan de Kamer daarover een oordeel uit te spreken.

3.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat klager aangeeft dat de dagvaarding en het vonnis niet aan hem betekend zijn. De gerechtsdeurwaarder stelt daar tegenover dat klager met hem contact opgenomen heeft nadat hij de dagvaarding ontvangen had om een betalingsregeling te treffen. Hieruit kan worden opgemaakt dat klager wel degelijk bekend moet zijn geweest met de dagvaarding. Bovendien zou zonder rechtsgeldige betekening geen verstekvonnis zijn gewezen, waar klager blijkbaar niet tegen opgekomen is. Daarnaast kan uit de overgelegde correspondentie opgemaakt worden dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis wel degelijk betekend heeft. Klager heeft zijn standpunt dus niet aannemelijk gemaakt.

4.6 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder zijn brieven niet beantwoord heeft. Op 23 juni 2011 heeft klager de gerechtsdeurwaarder aangeschreven met het verzoek om een afschrift van het verstekvonnis over te leggen. Op 12 juli 2011 doet de gerechtsdeurwaarder een afschrift van het verstekvonnis aan klager toekomen. Op 26 juli 2011 schrijft klager de gerechtsdeurwaarder opnieuw aan met het verzoek om een afschrift van het verstekvonnis over te leggen. Op 2 augustus 2011 doet de gerechtsdeurwaarder opnieuw een afschrift van het verstekvonnis aan klager toekomen. Op 23 augustus 2011 schrijft klager de gerechtsdeurwaarder wederom aan met het verzoek een afschrift van het verstekvonnis over te leggen. Op 25 augustus 2011 doet de gerechtsdeurwaarder wederom een afschrift van het verstekvonnis aan klager toekomen. Op 12 september 2011 schrijft klager de gerechtsdeurwaarder voor de laatste keer aan met het verzoek om een afschrift van het verstekvonnis over te leggen. Op 26 september 2011 doet de gerechtsdeurwaarder voor de laatste keer een afschrift van het verstekvonnis toekomen. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk op de brieven van klager gereageerd heeft.

3.4 Op grond van het voorgaande is de voorzitter tot de conclusie gekomen dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken.

4. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat uit de correspondentie van de gerechtsdeurwaarder kan worden opgemaakt dat het dossier was gesloten. Desondanks is er toch een rechtszaak geweest. De dagvaarding is wel aan klager betekend maar in een telefonisch onderhoud heeft de gerechtsdeurwaarder hem medegedeeld een en ander uit te zullen zoeken en klager mede te delen wanneer de rechtszaak zou plaatsvinden. Dat is niet gebeurd en klager ging er van uit dat de rechtszaak niet door zou gaan. Een vonnis heeft klager niet ontvangen ook niet na herhaald verzoek.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Uit de door de gerechtsdeurwaarder en klager in de inleidende klacht overgelegde stukken blijkt dat de opdrachtgever dezelfde vordering op klager tweemaal bij de gerechtsdeurwaarder heeft ingediend. Deze vorderingen zijn onder de nummers 1044521 en 1084581 in behandeling genomen. In dit laatste dossier heeft de gerechtsdeurwaarder klager op  3 november 2009 geschreven dat een in dat dossier verzonden sommatie als niet verzonden kon worden beschouwd en is het dossier gesloten. In het dossier met nummer 1044512 blijkt uit een brief van 16 april 2009 dat, voordat een dagvaarding werd uitgebracht, een regeling is getroffen. Toen die niet werd nagekomen is een dagvaarding uitgebracht waarvan klager in verzet zelf stelt dat hij die heeft ontvangen. Dat klager twee zaken door elkaar heeft gehaald kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

6.2 Ten aanzien van het verstekvonnis en het beantwoorden van de brieven heeft de voorzitter naar het oordeel van de Kamer terecht overwogen dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken.

6.3 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet kan daarom niet slagen. Het verzet dient met verbetering van de motivering ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.