ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0855 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet147.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0855
Datum uitspraak: 26-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet147.2012
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 januari 2012 met zaaknummer 781.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 147.2012 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 7 november 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 15 december 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 24 januari 2012 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 1 februari 2012 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 3 februari 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 10 mei 2012 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012 waar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 juni 2012.

2. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat deze geen duidelijke en valide specificatie kan geven van het door hem geclaimde bedrag. Er is geen correspondentie aan de vordering vooraf gegaan, of deze is naar het verkeerde adres verzonden en bovendien niet per aangetekende post. Klager wijst op een bestaande betalingsregeling die hij met de VVE heeft getroffen en die pas per 31 december 2011 eindigt. Er worden bedragen genoemd die niet nader worden verklaard. Klager is van mening dat de VVE haar rechten heeft verspeeld omdat het bestuur wordt verdacht van frauduleuze handelingen, verduistering, diefstal en oplichting dan wel een poging daartoe. Hiervan is aangifte gedaan en het bestuur van de VVE is in gebreke gesteld. Bovendien stelt klager een tegenvordering op de VVE te hebben.

3. De beslissing van de voorzitter

3.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat als een schuldenaar bij een gerechtsdeurwaarder inhoudelijk bezwaar maakt tegen de (hoogte van de) vordering, de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan dient door te sturen naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Indien daarna nog verschil van mening blijft bestaan over de hoogte van de vordering is het niet aan de gerechtsdeurwaarder verder inhoudelijk met klager in discussie te blijven wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Als de VVE in haar vordering volhardt en klager blijft het daarmee oneens dan dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om verder op het geschil en de hoogte van de vordering in te gaan.

3.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat niet de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten of er al dan niet voorgaande correspondentie is geweest. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat een aanmaning per aangetekende brief moet worden verzonden. Als al een brief naar een verkeerd adres is verzonden, is dat niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat er een betalingsconvenant bestaat is door de gerechtsdeurwaarder bevestigd bij brief van 15 december 2011 aan klager.

3.3 De voorzitter heeft als laatste overwogen dat de stellingen van klager ten aanzien van de vermeende frauduleuze handelingen van het bestuur van de VVE buiten beschouwing worden gelaten. Het tuchtrecht is niet bedoeld om daar onderzoek naar te verrichten. Voor zover klager meent een tegenvordering op de VVE te hebben, dient hij een beroep op verrekening te doen of zelf stappen te ondernemen om die vordering te innen. In de tuchtprocedure kan die vordering niet aan de orde komen.

3.4 Op grond van het voorgaande is de voorzitter tot de conclusie gekomen dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken.

4. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat in de Nederlandse wet duidelijk staat omschreven dat als een partij bij een andere partij geld claimt, deze dat enkel mag doen indien de claimende partij een deugdelijke specificatie kan overleggen. De gerechtsdeurwaarder die namens een partij claimt dient daarom een valide onderbouwing van het gevorderde bedrag te geven. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder twee verschillende bedragen geclaimd. Ondanks herhaaldelijk verzoek is klager daarover nimmer correct geïnformeerd. De gerechtsdeurwaarder wordt door de opdrachtgever gebruikt om haar duistere praktijken kracht bij te zetten. Een gerechtsdeurwaarder dient eerst te onderzoeken of er een gegronde reden is om te claimen, aldus klager.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder mag in de incassofase in eerste instantie afgaan op het bedrag dat hem door de opdrachtgever wordt opgegeven. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat door de gerechtsdeurwaarder verschillende bedragen zijn geclaimd. Dit neemt niet weg dat indien een vordering wordt verhoogd, een specificatie op zijn plaats is. Uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder volgt echter dat de opdrachtgever hem het door klager per 31 december 2011 verschuldigde, en op de betalingsafspraak berustende, bedrag heeft opgegeven met het verzoek dat aan klager mede te delen. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 15 december 2011 gedaan.

6.2 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet kan daarom niet slagen. Het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.