ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0851 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW666.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0851
Datum uitspraak: 26-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDW666.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie:   Bood de titel een grondslag voor het gegeven bevel tot betaling en het leggen van loonbeslag? De gerechtsdeurwaarder heeft wel een ministerieplicht maar dient zelfstandig te beoordelen of de titel ten uitvoer kan worden gelegd. Noch in de beschikking noch in het echtscheidings-convenant was een verplichting tot uitkering van een concreet bedrag opgenomen, en dit kon evenmin daaruit worden gedestilleerd. De aan de gerechtsdeurwaarder ter executie aangeboden titel bood - zoals de voorzieningenrechter in kort geding ook heeft overwogen - geen grondslag voor het gelegde beslag. De gerechtsdeurwaarder was aanvankelijk de juiste mening toegedaan, maar heeft zich vervolgens laten leiden door zijn opdrachtgever, daar waar hij zijn rug recht had moeten houden. Klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd vanwege de vervelende consequenties voor klager door het beslag.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 666.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 26 september 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Na rappel heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 3 januari 2012 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 15 mei 2012 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 juni 2012.

1. De feiten

a)      Bij brief van 7 maart 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder van een advocaat (hierna: de opdrachtgever) een beschikking van de rechtbank [     ] van         9 september 2009 met een echtscheidingsconvenant alsmede een beschikking van de rechtbank [     ] van 9 februari 2011 ontvangen met het verzoek het nodige te doen opdat klager tot betaling overgaat van een geldsom.

b)      Bij brief van 3 mei 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever geschreven dat hij op basis van de hem toegezonden stukken niet tot executie van de beschikking over kon gaan.

c)      Bij brief van 20 juni 2011 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder nadere uitleg verschaft, waarna de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 28 juni 2011 de onder 1a vermelde beschikkingen en het convenant aan klager heeft betekend met bevel tot betaling van een bedrag van € 7.284,63.

d)     De advocaat van klager heeft hiertegen bij brief van 5 juli 2011 bezwaar gemaakt, stellende dat klager geen gebruikersvergoeding aan zijn gewezen echtgenote verschuldigd is, en een kort geding aangekondigd bij het nemen van verdere executiemaatregelen.

e)      Bij brief van 14 juli 2011 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder verzocht tot het leggen van loonbeslag over te gaan.

f)       Op 12 augustus 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder diens werkgever.

g)      Bij vonnis van 12 september 2011 heeft de voorzieningenrechter te [     ] het gelegde beslag opgeheven, kort gezegd omdat aan het gelegde beslag geen titel ten grondslag lag.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder in de kern dat hij nalatig is geweest door loonbeslag ten laste van hem te leggen zonder dat daarvoor een titel aanwezig was. De beide beschikkingen en het echtscheidingsconvenant konden daartoe niet dienen. Door het beslag heeft klager kosten gemaakt en heeft hij zich moeten inspannen om te voorkomen dat zijn werkgever (Regiopolitie [     ]) een intern onderzoek zou starten op basis van plichtsverzuim.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft - samengevat - aangevoerd dat hij heeft getwijfeld of hij op basis van de hem toegezonden stukken executiemaatregelen kon treffen. Na nadere uitleg van zijn opdrachtgever heeft hij zijn aanvankelijk afwijzende standpunt herzien. De gerechtsdeurwaarder baseert zijn nadere visie op het feit de rechtbank in de betreffende beschikking partijen expliciet heeft bevolen tot verdeling conform het convenant over te gaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, wanneer hem wordt verzocht een titel te betekenen en te executeren. Van de gerechtsdeurwaarder mag wel worden verwacht dat als hij een titel betekent en bevel tot betaling doet van een bepaald bedrag, hij zich ervan heeft vergewist dat uit de titel zelf afdoende blijkt wat een schuldenaar verschuldigd is en dat die titel een grondslag biedt voor het te geven bevel tot betaling. De enkele mededeling van zijn opdrachtgever dat de titel ten uitvoer kan worden gelegd, is daartoe onvoldoende. De gerechtsdeurwaarder dient zelfstandig te beoordelen of de titel ten uitvoer kan worden gelegd.

4.3 Naar het oordeel van de Kamer is in de beschikking noch in het echtscheidings-convenant een verplichting tot uitkering van een concreet bedrag opgenomen, en dit kan evenmin daaruit worden gedestilleerd. Weliswaar staat in artikel 1 van het convenant onder meer vermeld dat de man de gebruikskosten van de echtelijke woning zal blijven betalen, maar niet tot welk bedrag. De aan hem ter executie aangeboden titel bood - zoals de voorzieningenrechter in kort geding ook heeft overwogen - geen grondslag voor het gelegde beslag. De gerechtsdeurwaarder was aanvankelijk de juiste mening toegedaan, maar heeft zich vervolgens laten leiden door zijn opdrachtgever, daar waar hij zijn rug recht had moeten houden.

4.4 Op grond van het voorgaande dient de klacht gegrond te worden verklaard.

4.5 Klager, werkzaam bij de politie, heeft onweersproken gesteld dat hij last heeft ondervonden van het loonbeslag door de dreiging van een integriteitsonderzoek. Klager diende op last van de Korpsleiding de kwestie zo snel mogelijk te regelen. De gerechtsdeurwaarder had zich ervan bewust moeten zijn dat de debiteur een politiefunctionaris is, en dat het loonbeslag voor een dergelijke ambtenaar bijkomende, vervelende consequenties heeft. Mede om die reden ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel.

5. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan gerechtsdeurwaarder de maatregel op van berisping met de aanzegging dat indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan klager/klaagster binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.