ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0843 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet803.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0843
Datum uitspraak: 12-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet803.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Tenuitvoerlegging vonnis. Afgifte van (het chassis van) een caravan De Kamer is anders dan de voorzitter van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder zich te veel heeft laten leiden door het standpunt van zijn opdrachtgever. Uit het dictum in het licht van overweging 4.17 van het vonnis van de voorzieningenrechter kan niet worden afgeleid dat klager de gehele caravan dient af te geven, behalve wellicht in het geval dat dit chassis niet van de rest van de caravan zou zijn te scheiden. Dat bleek wel mogelijk te zijn. De gerechtsdeurwaarder had jegens zijn opdrachtgever moeten vasthouden aan de evidente betekenis van het dictum van het vonnis, dan wel een deurwaarderskortgeding moeten starten. De Kamer acht het verzet en de klacht daarom alsnog gegrond. Maatregel van berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 12 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 803.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 11 oktober 2011 (zaaknummer 459.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 31 oktober 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 4 november 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2012. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 juni 2012.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, omdat zijn klacht door de voorzitter niet juist is weergegeven. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder verweten dat deze het vonnis tegen hem niet op de juiste wijze heeft geëxecuteerd. Klager dient een onderdeel van de caravan terug te geven en niet de gehele caravan. Klager heeft hieraan voldaan. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder is wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar. Hij heeft zich te veel vereenzelvigd met zijn opdrachtgever.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De feiten

4.1 Bij vonnis in kort geding van 16 mei 2011 is klager veroordeeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom, tot teruggave aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder (zijn tegenpartij in de procedure) binnen zeven dagen na betekening van het vonnis van (het chassis van) de lichtgewicht caravan zoals weergegeven op een door de tegenpartij in het geding gebrachte foto.

4.2 In rechtsoverweging 4.17 is overwogen dat klager heeft verklaard dat hij geen gebruik zal maken van het chassis/de caravanbodem en dat hij zich voor het overige niet heeft verzet tegen teruggave van het chassis van de caravan, zodat die vordering zal worden toegewezen.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis betekend en daarna bevel gedaan tot betaling van dwangsommen, omdat klager niet de gehele caravan heeft afgegeven. Klager heeft na de betekening van het vonnis aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder het chassis aangeboden, maar ontvangst daarvan is geweigerd. Daarna is tussen klager en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd, omdat klager van mening was dat hij aan het vonnis had voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft klager geadviseerd om een executiegeschil aanhangig te maken, maar heeft zich  achter de opvatting van zijn opdrachtgever geschaard.

5. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze zich heeft vereenzelvigd met het onjuiste standpunt van zijn tegenpartij dat klager is veroordeeld tot afgifte van de gehele caravan. Dit standpunt is volgens klager niet juist. Klager heeft in dit verband een beroep gedaan op rechtsoverweging 4.17 van het vonnis. Klager is veroordeeld tot afgifte van een onderdeel van de caravan, niet tot afgifte van de gehele caravan. De gerechtsdeurwaarder blijft zich op het standpunt stellen dat klager de dwangsom heeft verbeurd, omdat niet tijdig de gehele caravan is teruggegeven. De gerechtsdeurwaarder heeft klager geschreven dat het vonnis niet zo duidelijk is als klager doet voorkomen. Weliswaar wordt in rechtsoverweging 4.17 telkens gesproken over het  chassis van de caravan, maar in zijn beslissing heeft de voorzieningenrechter gesproken over het (chassis van) de lichtgewicht caravan. Deze omschrijving lijkt ruimer dan de omschrijving van rechtsoverweging 4.17. Daar komt volgens de gerechtsdeurwaarder nog bij dat uitdrukkelijk wordt verwezen naar de foto waarop de volledige caravan staat afgebeeld. Volgens de gerechtsdeurwaarder is het door zijn opdrachtgever ingenomen standpunt dat klager niet alles heeft teruggegeven waartoe hij volgens het vonnis verplicht is, niet op voorhand onjuist of onredelijk. Het vonnis laat minimaal ruimte voor meerdere interpretaties. De gerechtsdeurwaarder ziet daarom geen aanleiding zijn opdracht tot het opeisen van de dwangsommen te weigeren. Klager is het met dit standpunt niet eens.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is, met een verwijzing naar de ministerieplicht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder zich te veel heeft laten leiden door het standpunt van zijn opdrachtgever. Uit het dictum in het licht van overweging 4.17 van het vonnis van de voorzieningenrechter kan ten ene male niet worden afgeleid dat klager de gehele caravan dient af te geven, behalve wellicht in het geval dat dit chassis niet van de rest van de caravan zou zijn te scheiden. Dat dit wel mogelijk was, blijkt uit de foto’s van klager bij de klacht. De gerechtsdeurwaarder had jegens zijn opdrachtgever moeten vasthouden aan de evidente betekenis van het dictum van het vonnis, zeker nadat klager protest had aangetekend. Hooguit had de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt kunnen stellen dat hij alvorens de executie voort te zetten, op de voet van art. 438, lid 4 Rv het oordeel van de voorzieningenrechter wilde vragen. De Kamer acht het verzet en de klacht daarom alsnog gegrond.

6.2 De Kamer ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om na te noemen maatregel op te leggen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en J. C.M. van der Weijden (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.