ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0836 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet175.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0836
Datum uitspraak: 05-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet175.2012
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 5 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van

1 februari 2012 met nummer 510.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 175.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden, gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 10 februari 2012 aan klager verzonden.

Op 20 februari 2012 is het door klager tegen de beslissing van de voorzitter ingestelde verzet ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 april 2012. Klager is daar zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de voorzitter geen rekening heeft gehouden met de door hem in zijn klachtschrift aangevoerde argumenten. Voorts is hij van mening dat de gerechtsdeurwaarders niet inhoudelijk op het door klager aangevoerde is ingaan. Volgens klager heeft de opdrachtgeefster geen opdracht gegeven om de zaak bij de kantonrechter aan te brengen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarders hem hebben aangemaand voor een vordering die te vroeg aan de gerechtsdeurwaarders uit handen is gegeven. Klager stelt zich op het standpunt dat hij er op mocht vertrouwen dat hij door zijn ziektekostenverzekeraar nog in de gelegenheid zou worden gesteld de inschakeling van de gerechtsdeurwaarders vóór te zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft omtrent de vraag of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging oplevert overwogen, voor zover hier van belang:

‘4.2 Daarvan is geen sprake. Klager kan het de gerechtsdeurwaarders niet verwijten dat zijn ziektekostenverzekeraar de vordering uit handen heeft gegeven en zij klager hebben benaderd om de vordering te voldoen. Een gerechtsdeurwaarder aan wie een vordering ter incasso wordt gegeven, moet summier onderzoeken of van een vordering sprake kan zijn. Niet gebleken is dat dit niet is gebeurd. De gerechtsdeurwaarders hebben voorts juist gehandeld door de reactie van klager voor commentaar aan hun opdrachtgever door te sturen. Meer behoefde van de gerechtsdeurwaarders niet te worden verwacht. Klager kan eventueel bij de civiele rechter verweer voeren als hij wordt gedagvaard.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Allereerst merkt de Kamer op dat in verzet geen klachten kunnen worden aangevoerd die niet in eerste instantie zijn aangevoerd. Gelet daarop komt wat klager heeft aangevoerd over de hoofdsom, toepasselijkheid van Rapport Voorwerk II en de hoogte van de incassokosten, niet voor bespreking in aanmerking. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het bedrag van € 37,00 overeenkomt met het laagste tarief dat op grond van dat rapport wordt gehanteerd.

6.2              Dat klager het niet eens is met de vordering moge zo zijn, doch zijn bezwaren daartegen kunnen in een tuchtprocedure als deze niet aan de orde komen. Zoals de voorzitter in iets andere bewoordingen heeft overwogen hebben de gerechts-deurwaarders gehandeld zoals van behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarders verwacht mag worden door het standpunt van klager aan hun opdrachtgever voor te leggen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan dan ook niet worden vastgesteld. Desgewenst kan klager zijn grieven tegen de vordering en het stadium waarin die uit handen is gegeven ter sprake brengen indien de zaak aan de kantonrechter wordt voorgelegd.

6.3       Zoals reeds per e-mail aan klager is meegedeeld is de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing in tuchtrechtprocedures als deze, zodat zijn klacht ten aanzien van het niet versturen van ontvangstbevestigingen van zijn brieven geen doel treft. 

6.4       Gelet op vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mrs. M.S.F. Voskens en J.J.L. Boudewijn , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.