ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0834 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet170.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0834
Datum uitspraak: 05-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet170.2012
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager is het niet eens met de vordering waarvoor hij wordt aangemaand. Verder stelt klager dat de gerechtsdeurwaarder belang heeft bij de inning van de vordering. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 5 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 7 februari 2012 met nummer 790.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 170.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ] ,

klager, in persoon verschenen,

tegen:

1. [     ]en 2. [     ],

gerechtsdeurwaarder respectievelijk toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 10 februari 2012 aan klager verzonden.

Op 14 februari 2012 is het door klager tegen de beslissing van de voorzitter ingestelde verzet ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 april 2012. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet zijn klacht herhaald.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat hij het niet eens is met de vordering waarvoor hij wordt aangemaand. Daarnaast is hij van mening, althans daar komen zijn in de klachtbrief vermelde punten 7 tot en met 11 op neer, dat gerechtsdeurwaarder sub 1 belang heeft bij de vordering en daarom in strijd handelt met het bepaalde in artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen, voor zover hier van belang:

“4.2 […]. Het tuchtrecht is niet de juiste weg om bezwaar te maken tegen een vordering waarvoor een gerechtsdeurwaarder een schuldenaar tot betaling heeft aangemaand. De inhoudelijke bezwaren van klager tegen die vordering dienen aan de orde te worden gesteld bij de rechter aan wie de zaak eventueel in rechte wordt voorgelegd.

4.3 Al hetgeen door klager verder is aangevoerd komt er samengevat op neer dat hij van mening is dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) welk artikel luidt als volgt:

“1. De gerechtsdeurwaarder is bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland.

2. De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen:

a. zichzelf, zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont;

b. zijn bloed- of aanverwanten, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad.

3. De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen:

a. de bloed- en aanverwanten van een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad;

b. een rechtspersoon waarvan hij weet of had behoren te weten dat een van de personen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, dan wel een van hun bloed of aanverwanten in rechte lijn daarin een meerderheid van de aandelen bezit of de functie van directeur vervult.

4. Ambtshandelingen, verricht in strijd met het tweede of derde lid, zijn nietig.”

4.4 Nu in deze zaak nog geen ambtshandelingen zijn verricht dient de klacht alleen al op grond daarvan als kennelijk ongegrond te worden afgewezen. Artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet mist toepassing. Het gaat niet om een geval als vermeld in artikel 3 lid 2 onder a en b en lid 3 onder a Gdw. Het enkele feit dat kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ] is toegevoegd aan gerechtsdeurwaarder sub 1 maakt niet dat hij valt onder de in artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet genoemde criteria. Het feit dat hij de zoon is van een uit zijn ambt gezette gerechtsdeurwaarder evenmin. De kandidaat –gerechtsdeurwaarder staat slechts in een arbeidsrechtelijke verhouding tot gerechtsdeurwaarder sub 1.

4.5 Gelet op het door de gerechtsdeurwaarders overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel is [      ]B.V. ook geen rechtspersoon waarvan de gerechtsdeurwaarder wist of had behoren te weten dat hijzelf, zijn echtgenoot, geregistreerd partner of een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont, noch een van de bloed of aanverwanten in rechte lijn van voornoemde personen, daarin een meerderheid van de aandelen bezit of de functie van directeur vervult.

5. Nog los van het feit dat daartoe geen aanleiding is, kent de Gerechtsdeurwaarderswet geen bepaling op grond waarvan een proceskostenveroordeling kan worden toegewezen. Voor de overige door klager gedane verzoeken is in het tuchtrecht geen plaats.”

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mrs. M.S.F. Voskens en J.J.L. Boudewijn , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.