ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0832 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet66.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0832
Datum uitspraak: 05-06-2012
Datum publicatie: 07-09-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet66.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 5 juni 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 3 januari 2012 met nummer 594.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 66.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [    ],

klager,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 9 januari 2012 aan klager verzonden.

Bij brief van 11 januari 2012 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 april 2012. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarders de uitspraak van deze Kamer, waarin is vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar handelen, negeren, door te volharden in hun standpunt dat klager de kosten verschuldigd is die samenhangen met een door hen verrichtte zinloze betekening.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarders ten onrechte volharden in hun weigering de door klager betaalde kosten voor de betekening van een titel aan hem terug te betalen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen - voor zover hier van belang - :

‘De gerechtsdeurwaarders hebben terecht gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt als aan de klacht die in een eerdere procedure met nummer zaaknummer 823.2010 aan de orde is gesteld. Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Inderdaad is onder meer in de uitspraak van deze Kamer van 30 maart 2010 vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld hebben door het uitbrengen van een zinloze betekening. Nadien heeft het gerechtshof te Amsterdam in zijn uitspraak van 21 februari 2012 onder 6.2 overwogen:

‘6.2 Beslissingen van de kamer roepen geen terugbetalingsverplichting in het leven. Het stond de gerechtsdeurwaarders vrij gebruik te maken van een onherroepelijk en voor executie vatbaar vonnis. De tuchtrechtelijke procedure kan niet worden gebruikt als een verkapt hoger beroep tegen een klager onwelgevallig vonnis. De weigering tot terugbetaling van de door klager betaalde kosten is onder deze omstandigheden niet als tuchtrechtelijk laakbaar aan te merken. De klacht is derhalve ongegrond.’

6.2       Gelet op vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuwe licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Voorts bieden deze gronden geen aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen.  Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mrs. M.S.F. Voskens en J.J.L. Boudewijn , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.