ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0826 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet733.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0826
Datum uitspraak: 29-05-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet733.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Rauwelijks beslag. Termijn gelegen tussen de betekening van het vonnis en het leggen van beslag. Die is dermate lang dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen klaagster eerst nog tot betaling aan te schrijven alvorens beslag te leggen. De klacht op dit punt is terecht voorgesteld. Verzet gegrond. Klacht deels gegrond. Maatregel van berisping opgelegd.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 mei 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 september 2011 met zaaknummer 390.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 733.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 29 mei 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 16 augustus 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 13 september 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 19 september 2011 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief van 30 september 2011 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2012 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2012.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat de zaak al sinds 1999 in behandeling is, het bedrag in guldens is gewezen en nu in euro’s even hoog is. De gerechtsdeurwaarder heeft zomaar beslag gelegd op haar uitkering voor een vordering op [     ].

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat door de gerechtsdeurwaarder alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd. Uit die stukken kan niet worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de zaak al lange tijd loopt, maar heeft als reden daarvoor gegeven dat er geruime tijd geen verhaalsmogelijkheden waren, waardoor de executie heeft stilgelegen. Het stilleggen van een executie in verband met het ontbreken van verhaalsmogelijkheden kan de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk aangerekend worden.

4.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder is gebleken dat de rente door is blijven lopen zodat de totale vordering is toegenomen. Niet is gebleken van een onjuiste omzetting van guldens naar euro’s. Klaagster wordt in overweging gegeven om een rentestop te verzoeken. Terecht heeft de gerechtsdeurwaarder opgemerkt dat in 1999 een vonnis is gewezen tegen klaagster dat onherroepelijk is geworden, zodat de enkele stelling dat de vordering een andere persoon betreft klaagster niet kan baten. Nu aan het vonnis niet (volledig) is voldaan kon de gerechtsdeurwaarder rechtens beslag leggen. Tegenover het verweer van de gerechtsdeurwaarder zijn de enkele stellingen van klaagster niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat het een vordering op [     ] betreft en zij niet wenst te worden aangesproken voor zaken die zij nooit heeft ontvangen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De Kamer is van oordeel dat op na te melden gronden de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

7. De beoordeling van de klacht.

7.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

7.2 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zomaar beslag heeft gelegd op haar uitkering. De Kamer vat dit op als dat er zonder nadere aankondiging beslag is gelegd. Op dit onderdeel van de klacht heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder beslag kon leggen omdat nog niet aan het vonnis was voldaan.

Het vonnis is bij exploot van 13 februari 2007 aan klaagster is betekend. Uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat er in augustus 2010 beslag is gelegd. Uit de stukken blijkt niet dat klaagster in de tussen gelegen periode tot betaling is aangeschreven. Ook ter zitting kon daarover geen duidelijk worden verschaft. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting slechts aangevoerd dat het op zijn kantoor niet gebruikelijk is om een debiteur nog tot betaling aan te schrijven in een dergelijk geval omdat het vonnis is betekend.

7.3 Naar het oordeel van de Kamer had het gelet op de periode gelegen tussen de betekening van het vonnis en het leggen van beslag op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen klaagster eerst nog tot betaling aan te schrijven alvorens beslag te leggen. In die zin heeft de gerechtsdeurwaarder niet gehandeld als het een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. De klacht is op dit punt door klaagster terecht voorgesteld.

8. Op grond van het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

9. Beslist wordt daarom als volgt. De Kamer acht termen aanwezig om tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-       verklaart de klacht dat er zonder nadere aankondiging beslag is gelegd gegrond;

-       leg de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.C. Smits en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2012 tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.