ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0821 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet613.3011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0821
Datum uitspraak: 22-05-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet613.3011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Nakosten. Verzet ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 22 mei 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 613.2011 ingesteld door:

1. [     ],

2. [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 23 augustus 2011 (zaaknummer 298.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 25 augustus 2011 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 29 augustus 2011 hebben klagers tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 april 2012.

De gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager sub 1 is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 mei 2012.

2. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers samengevat aangevoerd dat zij het niet eens zijn met de beslissing van de voorzitter. De overweging van de voorzitter dat klagers geen nadeel hebben geleden, doordat door de gerechtsdeurwaarder is afgezien van het verhalen van bepaalde kostenposten op klagers, is niet juist. De gerechtsdeurwaarder heeft deze kosten niet vergoed.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebbent het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze in zijn brief van 27 april 2011 ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht die niet in het vonnis (waarop de brief betrekking had) waren opgenomen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De gerechtsdeurwaarder heeft in verzet aangevoerd dat de informatiekosten terecht zijn berekend maar per abuis niet in de inleidende dagvaarding die tot het vonnis heeft geleid, waren gevorderd. Deze kostenpost is dus niet bij vonnis toegewezen, terwijl die kosten wel zijn gemaakt. De post nasalaris is bij aanvang van de executie terecht in rekening gebracht en bij betwisting geschrapt, aldus de deurwaarder. Ook de aanvankelijk in rekening gebrachte informatiekosten zijn na betwisting door klager meteen door de deurwaarder geschrapt.

6.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

6.3 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft bij de betekening van het vonnis nasalaris, ook nakosten genoemd, in rekening gebracht zonder dat de hoogte van deze kosten in het vonnis was bepaald, dan wel zonder dat daarvoor een bevelschrift was afgegeven. Tot voor kort was dit op grond van de uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam (LJN AV5233, d.d. 9 maart 2006) niet toegestaan. Volgens het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 maart 2010, (RvdW 2010, 434) is het thans echter toegestaan dat een partij, die beschikt over een vonnis waarin te zijner gunste een proceskostenveroordeling is uitgesproken, bij aanvang van de executie nakosten in rekening in rekening brengt, zonder dat de nakosten bij voorbaat in het vonnis of nadien bij bevelschrift, door de rechter zijn begroot. Alleen in het geval de geëxecuteerde de hoogte van de nakosten betwist (daarvan is geen sprake), dient de executant deze alsnog te laten begroten. De gerechtsdeurwaarder heeft dus niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door deze kosten in rekening te brengen.

6.4 De gerechtsdeurwaarder heeft de informatiekosten meteen nadat klagers daartegen bezwaar hadden gemaakt, laten vallen. Het in rekening brengen daarvan wordt door de Kamer aangemerkt als een vergissing, die niet tuchtrechtelijk laakbaar is, temeer nu de gerechtsdeurwaarder, nadat klagers zich op 3 mei 2011 hadden beklaagd, al bij brief van 5 mei 2011 aan klagers heeft laten weten dat aan het vonnis was voldaan en dat het dossier gesloten werd.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.