ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0815 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW722.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0815
Datum uitspraak: 15-05-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): GDW722.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Tenuitvoerlegging echtscheidingsconvenant. De aan de gerechtsdeurwaarder ter executie aangeboden titel was - zoals de president in kort geding ook heeft overwogen - gelet op de bewoordingen in het echtscheidingsconvenant niet zo duidelijk dat daaruit concrete bedragen konden worden gedestilleerd. De beschikking noch het convenant boden voldoende grondslag voor de door de gerechtsdeurwaarders becijferde bedragen waarvoor beslag is gelegd. Klacht gegrond. Maatregel van berisping met aanzegging opgelegd. Hoger beroep ingesteld.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 mei 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 722.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ]

tegen:

1. [     ], gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ], gerechtsdeurwaarder te [     ],

3. [     ], kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 5 oktober 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief van 4 november 2011 heeft beklaagde sub 1 de Kamer meegedeeld dat zijn werkzaamheden zich hebben beperkt tot het betekenen van een loonbeslag en een aantal overbetekeningen.

Op 30 januari 2012 is het aangehechte verweerschrift, met bijlagen, van beklaagden sub 2 en 3 ontvangen.

De gemachtigde van klaagster heeft bij brief van 13 maart 2012 om schriftelijke afdoening van de zaak verzocht. De gerechtsdeurwaarders hebben desgevraagd meegedeeld daar geen bezwaar tegen te hebben.

1. De feiten

-           De gerechtsdeurwaarders hebben opdracht gekregen tot executie van een beschikking van de Rechtbank [     ]van 22 oktober 2010, waarin onder meer de echtscheiding van klaagster en haar gewezen echtgenoot is uitgesproken en de tussen partijen in een (aan de beschikking gehecht) echtscheidingsconvenant getroffen regelingen zijn opgenomen.

-           Vervolgens is voormelde beschikking aan klaagster betekend en is ten laste van klaagster beslag gelegd onder ABN AMRO bank, alsmede onder haar werkgever.

-           Klaagster heeft daarop een tweetal kort gedingen aangespannen. Hierop is bij vonnis van 8 juli 2011 bevolen om de beslagen onder de bank en de werkgever op te heffen. Bij vonnis van 14 juli 2011 is onder meer onder 3.6 overwogen dat uit het echtscheidingsconvenant niet ten aanzien van alle bestanddelen van de ontbonden huwelijksgemeenschap concrete bedragen kunnen worden gedestilleerd en dat onder de in deze overweging geschetste omstandigheden geen sprake kan zijn van een voor tenuitvoerlegging vatbare titel.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders - samengevat - dat zij hun medewerking hebben verleend aan de executie door middel van betekening en beslaglegging van een beschikking, waarvan het hen duidelijk had moeten zijn dat die niet voor tenuitvoerlegging vatbaar was. Voorts verwijt klaagster gerechtsdeurwaarders sub 2 en 3 niet te hebben gereageerd op door haar gemachtigde gezonden brieven. Tot slot beklaagt zij zich erover dat exploten zijn uitgebracht door een gerechtsdeurwaarder die niet voorkomt op het briefpapier van het kantoor.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

 De gerechtsdeurwaarders hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2       Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.3       Allereerst wordt opgemerkt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 slechts zogeheten ‘losse opdrachten’ heeft uitgevoerd door op verzoek van gerechtsdeurwaarders sub 2 en 3 het loonbeslag te betekenen en een aantal overbetekeningen te verrichten. Dit is niet ongebruikelijk en ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat zijn naam (dus) niet wordt vermeld op het briefpapier van het kantoor van gerechtsdeurwaarders sub 2 en 3 is gelet op vorenstaande evenmin verwijtbaar. Dit deel van de klacht zal daarom worden afgewezen.

4.4       Het beroep van gerechtsdeurwaarders sub 2 en 3 op hun ministerieplicht faalt in deze zaak. De aan hen ter executie aangeboden titel was - zoals de president in kort geding ook heeft overwogen -  gelet op de bewoordingen in het echtscheidingsconvenant niet zo duidelijk dat daaruit concrete bedragen konden worden gedestilleerd. De beschikking noch het convenant boden voldoende grondslag voor de door de gerechtsdeurwaarders becijferde bedragen waarvoor beslag is gelegd.

4.5              Het had in voormelde omstandigheden op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen een procedure op te starten als bedoeld in artikel 438, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Indien de opdrachtgever dat niet wenste hadden de gerechtsdeurwaarders de opdracht terug kunnen en moeten geven. Nu zij dit hebben nagelaten, zal de klacht gegrond worden verklaard. Voorts ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel.

5.         Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1  ongegrond;

-                     verklaart de klacht ten aanzien van gerechtsdeurwaarders sub 2 en 3 gegrond;

-                     legt aan gerechtsdeurwaarders sub 2 en 3 de maatregel op van berisping met de aanzegging dat indien andermaal door hen een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mr. M.S.F. Voskens en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan klager/klaagster binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.