ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0814 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW710.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0814
Datum uitspraak: 15-05-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): GDW710.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarders hebben geen duidelijkheid verschaft omtrent de verschuldigdheid van de (na het verstrijken van de gegeven betalingstermijn) via het loonbeslag ingehouden bedragen. Ook hebben de gerechtsdeurwaarders de laatste brief van klaagster niet beantwoord. Klacht gegrond, geen maatregel opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 mei 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 710.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 17 oktober 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Op 11 november 2011 is het aangehechte verweerschrift met bijlagen, van de gerechtsdeurwaarders ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 3 april 2012. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1. De feiten

  1. De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van een executoriale titel ten laste van klaagster.
  2. Uit hoofde van deze titel is beslag gelegd op de uitkering van klaagster.
  3. Bij brief van 18 juni 2009 heeft de Gemeentelijke Kredietbank [     ](GKA) een aanbod tot finale kwijting gedaan, dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders heeft afgewezen.
  4. Bij brief van 18 januari 2010 heeft de schuldhulpverleningsinstelling Centram een aanbod tot finale kwijting gedaan.
  5. Na toestemming van de opdrachtgever hebben de gerechtsdeurwaarders aan de GKA bij brief van 19 januari 2010 meegedeeld dat finale kwijting tegen betaling van € 235,10 akkoord is, mits die betaling binnen vier weken na dagtekening van de brief zou geschieden. Daarbij is meegedeeld dat de instemming met het voorstel vervalt, wanneer geen betaling binnen die termijn wordt ontvangen en dat het volledige resterende verschuldigde opnieuw opeisbaar wordt.
  6. Bij brief van 8 maart 2010 bericht de GKA dat één van de schuldeisers alsnog niet instemt met de regeling, met daarbij het verzoek om uitstel te verlenen.
  7. Omdat de betaling niet tijdig is ontvangen hebben de gerechtsdeurwaarders de via een derdenbeslag ontvangen betalingen in de periode van 19 januari 2010 tot de laatste betaling op 28 mei 2010 doorbetaald aan de opdrachtgever.
  8. Op 26 april 2010 deelt de GKA de gerechtsdeurwaarders mee dat de schuldsanering alsnog is ingewilligd en op 28 mei 2010 wordt het in de brief van 19 januari 2010 vermelde bedrag van € 235,10 voldaan.
  9. Na 28 mei 2010 hebben er nog drie inhoudingen plaatsgevonden

    (totaal: € 213,85), waarna het dossier als gesloten wordt beschouwd.

  10. Bij brief van 13 januari 2011 verzoekt klaagster om terugbetaling van volgens haar na 27 april 2010 via het beslag onterecht ingehouden bedragen.
  11. Bij brief van 23 augustus 2011 verzoekt klaagster nogmaals om terugbetaling van het teveel ingehouden bedrag.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders - samengevat – dat zij het bedrag dat teveel is ingehouden, hebben geweigerd te restitueren en haar brieven niet hebben beantwoord.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders erkennen dat er te lang onduidelijkheid heeft bestaan omtrent de inhoudingen die na ontvangst van het kwijtingsbedrag zijn ontvangen. In het verweerschrift hebben zij aangeboden het bedrag van € 213,85 terug te betalen.  Ter zitting is meegedeeld dat - anders dan gesteld in het verweerschrift -  alleen de brief van klaagster van 23 augustus 2011 onbeantwoord is gebleven.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Het gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet worden aangemerkt als beklaagde. Daarom zijn de verweervoerende gerechtsdeurwaarders aangemerkt als beklaagden. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2       Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.3       Vast staat dat de gerechtsdeurwaarders geen duidelijkheid hebben verschaft aan klaagster omtrent de verschuldigdheid van de (na het verstrijken van de in de brief van 19 januari 2010 gegeven betalingstermijn) via het loonbeslag ingehouden bedragen. Ook staat vast dat de gerechtsdeurwaarders de laatste brief van klaagster niet hebben beantwoord. Gelet daarop is de klacht terecht voorgesteld.

4.4       Omdat aan klaagster uiteindelijk wel is gemeld dat het dossier reeds was gesloten, is de Kamer van oordeel dat de hiervoor onder 4.3 vermelde gedragingen niet zodanig verwijtbaar zijn dat daarvoor een maatregel moet worden opgelegd.

4.5       Anders dan klaagster blijkbaar meent kan de Kamer de gerechtsdeurwaarders, - indien daarvoor al aanleiding zou bestaan - niet verplichten tot het terugbetalen van een volgens klaagster teveel ingehouden bedrag. Het oordeel of klaagster gelijk heeft in haar stelling dat volgens haar ten onrechte ingehouden bedragen dienen te worden terugbetaald, is immers niet aan de Kamer maar aan de burgerlijk rechter. Klaagster kan die vraag daar desgewenst voorleggen.

5.         Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mr. M.S.F. Voskens en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan klager/klaagster binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.