ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0807 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW400.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0807
Datum uitspraak: 08-05-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): GDW400.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:     Wie kan als beklaagde worden aangewezen? In deze zaak gaat het om kritiek over de renteberekening welke geautomatiseerd wordt vervaardigd door het gebruik van een door het kantoor (althans de beleidsmakers van dat kantoor) aangeschaft softwarepakket. Om dan te kennen te geven tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is gericht, kan van een klager niet worden verwacht. Het ligt eerder op de weg van de gerechtsdeurwaarders te kennen te geven tegen wie de klacht kan worden geacht te zijn gericht. Dat is in deze zaak niet gebeurd. Alle aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders worden als beklaagden aangewezen.     Berekening rente. In de kern komt het verwijt erop neer dat de gerechtsdeurwaarders voor de berekening van de door een debiteur verschuldigde rente een automatiseringspakket gebruiken dat ontvangen betalingen ten onrechte (mede) toerekent aan rente die ten tijde van de ontvangst weliswaar verschuldigd is, maar pas opeisbaar aan het einde van de op dat moment lopende renteperiode. Voorts zou – eens te meer ten onrechte – het volledige, in die periode gekweekte rentebedrag aan het eind van die periode bij de vordering worden opgeteld. Hierdoor wordt de debiteur volgens klager structureel benadeeld. Klager stelt dat in zijn geval tenminste € 11.769,00 te veel rente in rekening is gebracht.  De Kamer laat in het midden of het door de gerechtsdeurwaarders gehanteerde automatiseringspakket aan de daaraan te stellen eisen voldoet. In deze tuchtzaak is immers op zichzelf al beslissend dat de gerechtsdeurwaarders – ondanks de onder meer door klager aangedragen zwaarwegende aanwijzingen voor daaraan klevende tekortkomingen – het betreffende softwarepakket zijn blijven verdedigen en gebruiken. De argumenten van klager hadden voor de gerechtsdeurwaarders tenminste aanleiding moeten zijn voor gerede twijfel over de betrouwbaarheid van de gebruikte software. De gerechtsdeurwaarders hebben eerst na indiening van de klacht de betrouwbaarheid van het gebruikte computersysteem aan een onderzoek onderworpen. Dat hadden de gerechtsdeurwaarders eerder moeten doen omdat het voor een gerechtsdeurwaarder geen verantwoorde vorm van praktijkvoering is om debiteuren zonder enig voorbehoud te confronteren met berekeningen van het verschuldigde, die gebaseerd zijn op een zozeer twijfelachtig computerprogramma. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 8 mei 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 400.2011 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

3. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brieven met bijlagen ingekomen op 14 juni en 13 december 2011, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarders hebben bij brief met bijlagen ingekomen op 12 augustus 2011 een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2012 alwaar namens de gerechtsdeurwaarders gerechtsdeurwaarder sub 3 is verschenen vergezeld door de gemachtigde. Klager is verschenen vergezeld van zijn gemachtigde. Klager heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 8 mei 2012.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van een door de rechtbank te [     ] ten laste van klager gewezen verstekvonnis. De gerechtsdeurwaarders hebben daartoe beslag gelegd onder de Stichting Philips Pensioenfonds, uit welk beslag periodieke inhoudingen worden ontvangen.

b)      Naast voornoemde zaak hebben de gerechtsdeurwaarders als eerste beslaglegger twee andere zaken ter verdeling in behandeling. In die zaken is door collega gerechtsdeurwaarders cumulatief beslag gelegd onder de Stichting Philips Pensioenfonds.

c)      Voor het berekenen van de door klager op grond van het vonnis verschuldigde rente maken de gerechtsdeurwaarders gebruik van een automatiseringspakket.

d)     Over de wijze waarop de rente wordt berekend is tussen klager en de gerechtsdeurwaarders gecorrespondeerd.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders in de kern dat deze voor de berekening van de door een debiteur verschuldigde rente een automatiseringspakket gebruiken dat ontvangen betalingen ten onrechte (mede) toerekent aan rente die ten tijde van de ontvangst weliswaar verschuldigd is, maar pas opeisbaar aan het einde van de op dat moment lopende renteperiode. Voorts zou – eens te meer ten onrechte – het volledige, in die periode gekweekte rentebedrag aan het eind van die periode bij de vordering worden opgeteld. Hierdoor wordt de debiteur volgens klager structureel benadeeld.

Volgens klager hanteren de gerechtsdeurwaarders dit onjuiste systeem jegens hem reeds gedurende negen jaar. Alleen al in één van de lopende dossiers zou dat ertoe geleid hebben dat hem tenminste € 11.769,00 te veel in rekening is gebracht. Nadat klager hen op de fout had gewezen, zijn de gerechtsdeurwaarders blijven beweren dat de juiste rente was berekend. Ook nadat klager de gerechtsdeurwaarders had gewezen op een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in een vergelijkbare zaak (12 mei 2005, LJN AT6027). In die zaak gebruikte de gerechtsdeurwaarder volgens klager hetzelfde automatiseringspakket. Het Gerechtshof had in die zaak geoordeeld dat in het automatiseringspakket stelselmatig foutboekingen optraden.

Na analyse van de in dat proces ingebrachte renteberekening was de conclusie van klager dat het betreffende automatiseringspakket op dezelfde wijze werkt als het pakket dat door de gerechtsdeurwaarders wordt gebruikt. Zij hebben de bevindingen van klager echter ter zijde geschoven.

Klager heeft vervolgens de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders benaderd, die hen opdracht heeft gegeven de rente te berekenen volgens zijn instructie. De gerechtsdeurwaarders hebben hieraan geen gevolg gegeven en hebben ook geen gebruik willen maken van informatie van twee andere door klager benaderde gerechtsdeurwaarders die eveneens met hem van mening zijn dat op rente op onjuiste wijze wordt berekend.

2.2 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze geen onderzoek hebben willen instellen naar de juistheid van hun wijze van berekening van de rente. Ter zitting heeft klager hieraan toegevoegd dat gerechtsdeurwaarder sub 3 ook heeft toegezegd het een en ander uit te zoeken, maar dat aan die toezegging geen gevolg is gegeven.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klager heeft de klacht gericht tegen de directie van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en tegen gerechtsdeurwaarder sub 3. De gerechtsdeurwaarders hebben primair aangevoerd zij beseffen dat volgens vaste jurisprudentie van de Kamer bij onduidelijkheid over de vraag tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht zich richt, wordt aangenomen dat de klacht is gericht tegen de gerechtsdeurwaarder die het verweer voert. De gerechtsdeurwaarders zijn principieel van mening dat het aan een klager is om duidelijk te maken tegen welke gerechtsdeurwaarder een klacht is gericht.

4.3 Het is naar het oordeel van de kamer inderdaad in eerste instantie aan klager om kenbaar te maken tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is gericht.

Indien evenwel de handelingen waarop de klacht betrekking heeft zijn verricht door of namens een samenwerkingsverband van gerechtsdeurwaarders, is het voor een klager veelal niet mogelijk te zien welke van de van dat samenwerkingsverband deel uitmakende gerechtsdeurwaarder(s) daarvoor verantwoordelijk is (zijn) te achten.

Voor de beantwoording van de vraag wie voor de gewraakte handeling verantwoordelijk kan worden gehouden is op zich niet beslissend wie namens het kantoor de verdediging op zich neemt. Wel kan uit de inhoud van het verweer volgen dat degene die het voert zich verantwoordelijk acht dan wel geacht moet worden verantwoordelijk te zijn.

4.4 In deze zaak gaat het om kritiek over de renteberekening welke geautomatiseerd wordt vervaardigd door het gebruik van een door het kantoor (althans de beleidsmakers van dat kantoor) aangeschaft softwarepakket. Om dan te kennen te geven tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is gericht, kan van een klager niet worden verwacht. Het ligt eerder op de weg van de gerechtsdeurwaarders te kennen te geven tegen wie de klacht kan worden geacht te zijn gericht. Dat is in deze zaak niet gebeurd. Op grond van het voorgaande worden daarom als beklaagden aangewezen de aan het kantoor te [     ] verbonden en aldaar gevestigde gerechtsdeurwaarders. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.5 Klager heeft de gerechtsdeurwaarders er op 23 december 2010 op gewezen dat het automatiseringspakket dat is onderzocht in de voormelde bij het Gerechtshof gevoerde procedure en het door de gerechtsdeurwaarders gebruikte pakket van dezelfde leverancier afkomstig zijn (Praclox). Ook heeft klager de gerechtsdeurwaarders ervan in kennis gesteld dat zijn analyse heeft uitgewezen dat beide pakketten op een het hetzelfde basissysteem teruggaan. Het een noch het ander is door de gerechtsdeurwaarders voldoende weersproken. Zij hebben evenmin weersproken dat klager heeft gewezen op concrete onderdelen van het systeem die volgens klager fouten bevatten. Klager heeft ter zitting onbetwist gesteld dat de leverancier de gebruikers heeft gewezen op mogelijke fouten in het systeem en daarvoor heeft gewaarschuwd.

4.6 De Kamer wil en mag in het midden laten of het door de gerechtsdeurwaarders gehanteerde automatiseringspakket aan de daaraan te stellen eisen voldoet. In deze tuchtzaak is immers op zichzelf al beslissend dat de gerechtsdeurwaarders – ondanks de onder meer door klager aangedragen zwaarwegende aanwijzingen voor daaraan klevende tekortkomingen – het betreffende softwarepakket zijn blijven verdedigen en gebruiken. De argumenten van klager hadden voor de gerechtsdeurwaarders tenminste aanleiding moeten zijn voor gerede twijfel over de betrouwbaarheid van de gebruikte software.

4.7 Pas de indiening van de onderhavige klacht is voor de gerechtsdeurwaarders aanleiding geweest de betrouwbaarheid van het gebruikte computersysteem aan een onderzoek te onderwerpen. Het is klachtwaardig dat de gerechtsdeurwaarders niet veel eerder hebben besloten – zo al niet om het pakket, eventueel tijdelijk, buiten gebruik te stellen – dan toch om zodanig onderzoek te laten doen.

Het is voor een gerechtsdeurwaarder immers geen verantwoorde vorm van praktijkvoering om debiteuren zonder enig voorbehoud te confronteren met berekeningen van het verschuldigde, die gebaseerd zijn op een zozeer twijfelachtig computerprogramma.

5. Op grond van het vorenstaande acht de Kamer de klacht gegrond. Zij ziet aanleiding tot opleggen van na te melden maatregel.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.