ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0800 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet727.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0800
Datum uitspraak: 10-04-2012
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet727.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verwijt betreft het oplopen van belastingschuld door de gerechtsdeurwaarder. Het valt niet in te zien dat de deurwaarder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Een en ander is het gevolg van het feit dat klager destijds als geëmigreerd stond ingeschreven. Niet gesteld of gebleken is dat de deurwaarder de voor een geval als het onderhavige geldende wettelijke regels onjuist zou hebben toegepast. Het verzet wordt ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 april 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 september 2011 met zaaknummer 394.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 727.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 6juni 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 4 juli 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 27 september 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 28 september 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 oktober 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 februari 2012 waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 april 2012.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders in de inleidende klacht - kort samengevat – dat hij door diens toedoen in de financiële problemen is geraakt.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat bij het leggen van een beslag als het onderhavige de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd verplicht is aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (artikel 475g lid 1 sub e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De gerechtsdeurwaarder gaat daarbij af op de op dat moment bij hem bekende informatie. Voor dit geval was in dat kader relevant dat klager op het moment van vaststelling van de beslagvrije voet in de burgerlijke stand als geëmigreerd stond geregistreerd. Voorts is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder niet tot aanpassing bereid was, nadat hij door klager van de gewijzigde omstandigheden op de hoogte was gesteld. Gezien het voorgaande zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te stellen, aldus de voorzitter.

4.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat indien klager het thans niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, hij zich dient te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat zijn klacht niet juist is verstaan. Waar het om gaat is dat het optreden van de deurwaarder voor hem geleid heeft tot het oplopen van een belastingschuld. Als klager in Nederland woonachtig was geweest, zou alleen het nettobedrag voor beslag beschikbaar zijn geweest. Eerst zou de over de uitkering verschuldigde belasting aan de fiscus worden afgedragen. Omdat klager in het buitenland geregistreerd stond, is dat niet gebeurd. Zo was het bruto bedrag van zijn uitkering beschikbaar voor executie. De belasting daarover is klager echter wel verschuldigd. Het oplopen van de belastingschuld is het gevolg van het achterwege blijven van fiscale inhoudingen en de hoge afdrachten aan de schuldeiser. Daarnaast voert klager aan dat de voorzitter niet gereageerd heeft op het tweede deel van de klacht, namelijk dat iedere Nederlander recht heeft op een vrij besteedbaar bedrag van € 823,00.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Te begrijpen valt dat klager ongelukkig is met het oplopen van zijn belastingschuld. Het valt echter niet in te zien dat de deurwaarder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Het inconvenient is eenvoudigweg het gevolg van het feit dat klager destijds als geëmigreerd stond ingeschreven. Niet gesteld of gebleken is dat de deurwaarder de voor een geval als het onderhavige geldende wettelijke regels onjuist zou hebben toegepast.

6.2 Dat de voorzitter niet is ingegaan op het tweede deel van klagers klacht, is niet gebleken. Nog afgezien van de vraag of die stelling als aparte klacht moet worden opgevat, kan klager voor de periode dat hij in het buitenland stond ingeschreven zich niet beroepen op rechten van ingezetenen.

7. Op grond van het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. M. Nijenhuis en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2012 tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.