ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0797 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet737.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0797
Datum uitspraak: 27-03-2012
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet737.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Aanpassing beslagvrije voet. Terugwerkende kracht. De beslagvrije voet dient in beginsel met terugwerkende kracht te worden aangepast. Dit lijdt echter uitzondering als de beslagene kan worden verweten dat de beslagvrije voet niet kon worden vastgesteld, omdat aan hem is toe te rekenen dat onvoldoende of onjuiste gegevens zijn verschaft. Dat is hier het geval. Het verzet wordt ongegrond verklaard

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 maart 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 september 2011 met zaaknummer 481.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 737.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 12 juli 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 30 augustus 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 13 september 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 15 september 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 23 september 2011 heeft klager op nader aan te voeren gronden verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 12 oktober 2012 heeft klager de gronden van het verzet ingediend.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 februari 2012 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 27 maart 2012.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat – dat deze weigert de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen en het zo vrij komende bedrag te restitueren. Daarnaast verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze onjuiste informatie verstrekt aan klager.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Klager kan daarom in zijn standpunten niet worden gevolgd. Bij het leggen van een beslag als het onderhavige is de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd verplicht aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g lid 1e). De gerechtsdeurwaarder gaat daarbij af op de op dat moment bij hem bekende informatie. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder klager meerdere malen een formulier toegestuurd waarmee klager wijziging van de beslagvrije voet kon aanvragen. Klager heeft lange tijd nagelaten dit formulier ingevuld te retourneren. Het kan derhalve niet tuchtrechtelijk aan de gerechtsdeurwaarder worden toegerekend dat de beslagvrije voet aanvankelijk niet correct was vastgesteld. Verder blijkt uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat er sprake was van meerdere beslagleggers. Als gevolg daarvan bestond geen mogelijkheid tot restitutie van de reeds verdeelde en uitgekeerde gelden.

4.2. De voorzitter heeft voorts overwogen dat indien klager het alsnog niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, hij zich dient te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.

4.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat klager telkens adequaat is geïnformeerd en dat er geen onjuiste informatie is verstrekt. Tegenover dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat het feit dat de gerechtsdeurwaarder het beslag niet heeft gelegd niet maakt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Klager verwijst naar het exploot waarbij de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan hem heeft beteken waarin staat vermeld dat de executant domicilie heeft gekozen op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De klacht is gericht tegen de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder. De mededeling in het exploot van 9 september 2008 dat de beslagvrije voet met inachtneming van de wettelijke bepalingen € 802,22 bedraagt, is in strijd met de feiten. Het opgegeven bedrag betreft de wettelijk vastgestelde beslagvrije voet exclusief de wettelijke bepalingen ten aanzien van het vrij te laten bedrag. In de beschikking van de voorzitter wordt daarom ten onrechte vermeld dat klager adequaat is geïnformeerd en er geen onjuiste informatie is verstrekt.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Wat door klager in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De wetgever heeft aan periodieke betalingen (waaronder sociale uitkeringen als de onderhavige) een beslagvrije voet verbonden, omdat de schuldenaar voor zijn onderhoud van deze betalingen afhankelijk kan zijn. Hiermee heeft de wetgever een minimumbestaansniveau voor iedere schuldenaar willen bewerkstelligen. Op grond daarvan dient de beslagvrije voet in beginsel dan ook met terugwerkende kracht te worden aangepast. Dit lijdt echter uitzondering als de beslagene kan worden verweten dat de beslagvrije voet niet kon worden vastgesteld, omdat aan hem is toe te rekenen dat onvoldoende of onjuiste gegevens zijn verschaft.

6.2 Dat laatste is hier het geval. Uit de stukken blijkt dat k lager herhaaldelijk geweigerd heeft een hem door de gerechtsdeurwaarder toegezonden formulier inkomsten- en uitgaven ingevuld te retourneren. Hierdoor heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet eerst op 17 februari 2011 aan kunnen passen. Onder die omstandigheden is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder de door klager gewenste terugwerkende kracht tot 5 november 2008 niet wenst toe te passen. Als bijkomende omstandigheid geldt nog dat terugbetaling door de gerechtsdeurwaarder slechts mogelijk is voor wat betreft gelden die hij nog onder zich heeft. Dat de gerechtsdeurwaarder nog gelden onder zich had, is gezien het feit dat er zeven beslagleggers waren onder wie de gelden geruime tijd zijn verdeeld, niet aannemelijk te achten.

6.3 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter onder aanvulling van de gronden juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.M. Patijn, voorzitter, mr. C.W. Inden en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.