ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0787 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW678.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0787
Datum uitspraak: 28-02-2012
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDW678.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Verzuim bij adresverificatie. Informatie uit GBA ouder dan 14 dagen. Verwijzing naar KBVG Richtlijn Integriteit van 11 mei 2009 en vaste jurisprudentie Kamer en Gerechtshof. Gelet op de zeer nadelige gevolgen die het voor justitiabelen als klager met zich brengt als de dagvaarding niet tijdig op het juiste adres wordt uitgebracht, is het van het grootste belang dat in dergelijke situaties de informatie uit de GBA altijd maximaal 14 dagen oud is, maar bij voorkeur nog jonger. In een situatie als hier waarin een klager voor de rechter dient te verschijnen moet hieraan dan ook standaard extra aandacht worden besteed. Klacht gegrond. Maatregel van berisping opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder die in verzuim was. Voor het overige wordt de klacht ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  28 februari 2012 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 678.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ] en 2. [     ] en [    ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde beklaagde sub 1: Mr. [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 30 september 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 5 oktober 2011 heeft klager nadere informatie ingezonden.

Op respectievelijk 25 oktober 2011 en 2 november 2011 zijn de aangehechte  verweerschriften van de gerechtsdeurwaarders ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 20 december 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.      De feiten

-                     Gerechtsdeurwaarder sub 1 was belast met de incasso van een vordering met een hoofdsom van € 102,99, van CVT Centraal BV op klager. In dat kader heeft de kantonrechter te [     ] op 11 februari 2009 vonnis gewezen.

-                     Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in de eerste week van januari 2009 geraadpleegd. Klager heeft op 13 januari 2009 zijn verhuizing laten registreren in de GBA. Op 28 januari 2009 is het vonnis betekend aan het oude adres van klager.

-                     Op 15 juni 2009 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 voormeld vonnis betekend aan klagers nieuwe adres. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het instellen van verzet tegen dat vonnis.

-                     Klager is op 4 augustus 2009 toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WNSP). Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de vordering, die toen € 443,38 bedroeg, op 10 december 2009 ingediend bij de bewindvoerder en nadien geen acties meer ondernomen.

-                     Het traject in het kader van de WNSP is per 26 december 2010 beëindigd zonder uitkering en zonder schone lei.

-                     Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft vervolgens op 17 augustus 2011 opdracht gekregen tot executie van voormeld vonnis. Hiertoe heeft hij klager aangeschreven tot betaling. Omdat betaling ondanks telefonisch contact en na een hernieuwde sommatie uitbleef, is op 21 september 2011 loonbeslag gelegd onder klagers werkgever. Conform instructie van de opdrachtgever heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 geweigerd het loonbeslag op te heffen.

2. De klacht

Klager stelt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 de dagvaarding op het verkeerde adres heeft betekend, waardoor hij geen kans heeft gehad om te reageren en de kosten zijn opgelopen. Ten aanzien van gerechtsdeurwaarders sub 2 stelt klager dat deze geen mogelijkheid heeft geboden voor het treffen van een betalingsregeling en niet reageert op klagers vragen. Klager stelt dat hij door de werkwijze van gerechtsdeurwaarder sub 2 problemen heeft gekregen doordat hij door het loonbeslag de afspraken met andere schuldeisers niet meer kan nakomen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

Gerechtsdeurwaarder sub 1 erkent dat de dagvaarding in eerste instantie op het verkeerde adres is uitgebracht, voor het overige heeft hij de klacht weersproken. Gerechtsdeurwaarders sub 2 hebben de klacht eveneens gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Het gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet worden aangemerkt als beklaagde. Daarom zijn de verweervoerende gerechtsdeurwaarders aangemerkt als beklaagden. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2 Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.3 Eerst in de Richtlijn Integriteit van 11 mei 2009 is door de Koninklijke beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders (KBvG) aan haar leden een aanwijzing gegeven ten aanzien van de maximale ouderdom van 14 dagen van informatie uit de GBA. Nadien is deze termijn neergelegd in artikel 7, eerste lid van het - op basis van artikel 20, tweede lid, van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit opgestelde - Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit. Voordat voormelde regelgeving van kracht was, volgde deze termijn echter al uit vaste jurisprudentie van deze Kamer en het gerechtshof te Amsterdam.

4.4 Niet in geschil is dat in de onderhavige zaak de 14-dagen termijn is overschreden. Gerechtsdeurwaarder sub 1 erkent ook dat de GBA ten onrechte niet opnieuw is geraadpleegd voordat de dagvaarding op 28 januari 2009 is betekend aan klager.  De Kamer is van oordeel dat het gelet op de zeer nadelige gevolgen die het voor justitiabelen als klager met zich brengt als de dagvaarding niet tijdig op het juiste adres wordt uitgebracht, van het grootste belang is dat in dergelijke situaties de informatie uit de GBA altijd maximaal 14 dagen oud is, maar bij voorkeur nog jonger. In een situatie als hier waarin een klager voor de rechter dient te verschijnen moet hieraan dan ook standaard extra aandacht worden besteed. Nu dat zoals hiervoor is vastgesteld niet is gebeurd is de klacht op dit punt terecht voorgesteld.

4.6 Hoewel gerechtsdeurwaarder sub 1 nadat de fout was bemerkt zorgvuldig heeft gehandeld door de grosse van het na de dagvaarding gewezen vonnis van de kantonrechter van 11 februari 2009 te betekenen aan klager, zodat klager in ieder geval de gelegenheid had om verzet tegen dat vonnis in te stellen, is dat gelet op de ernst van het verzuim niet voldoende om van het opleggen van een maatregel af te zien.

4.7 Ten aanzien van de klacht tegen gerechtsdeurwaarders sub 2 is de Kamer van oordeel dat deze geen fouten hebben gemaakt in de executie van voormeld vonnis. Er bestaat geen aanleiding tot twijfel aan de mededelingen van de gerechtsdeurwaarders dat aan klager een sommatie is gezonden, dat aan klager op diens verzoek uitstel van betaling is verleend en dat - conform de instructie van hun opdrachtgever - loonbeslag is gelegd omdat klager de vordering niet voldeed. Dat dit voor klager ongewenste gevolgen had, maakt dit niet anders.

4.8 Noch het gegeven dat de opdrachtgever niet instemde met het opheffen van het gelegde loonbeslag, noch het gegeven dat aan de getroffen executiemaatregelen verdere kosten zijn verbonden kan aan gerechtsdeurwaarders sub 2 worden tegen geworpen. Voorts is niet gebleken dat de aan klager in rekening gebrachte kosten onmatig waren. Gelet daarop kan ten aanzien van gerechtsdeurwaarders sub 2 tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1gegrond;

-                     legt aan gerechtsdeurwaarder sub 1 de maatregel van berisping op;

-                     verklaart de klacht ten aanzien van gerechtsdeurwaarders sub 2 ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mrs. E.C. Smits en J. Boudewijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan zowel klager als de gerechtsdeurwaarder(s) binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.