ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0784 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW600.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0784
Datum uitspraak: 28-02-2012
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDW600.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Klagers beklagen zich erover dat een administratief medewerkster zich heeft uitgegeven als gerechtsdeurwaarder en stellen dat de uit het ambt ontzette gerechtsdeurwaarder nadien nog werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder heeft verricht, dan wel zich heeft uitgegeven als gerechtsdeurwaarder. Ook is ondanks herhaalde toezeggingen niet geantwoord op hun verzoeken. Ten aanzien van de ondertekening van de brieven kan niet worden gezegd dat het hier ging om een situatie waarin de thans als medewerker aan het kantoor verbonden voormalige gerechtsdeurwaarder of de medewerkster zich valselijk hebben voorgedaan als gerechtsdeurwaarder. Van het nog verrichten van werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder door de uit zijn ambt ontzette gerechtsdeurwaarder, is niet gebleken. het niet beantwoorden van brieven is laakbaar. Maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  28 februari 2012 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 600.2011 ingesteld door:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 29 augustus 2011 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Klagers hebben op 17 januari 2011 nog pleitaantekeningen met bijlagen ingezonden. Nu partijen niet ter zitting zijn verschenen kan hierop wegens strijd met een goede procesorde geen acht worden geslagen.

Op 29 augustus 2011 is het aangehechte verweerschrift met bijlagen, van de gerechtsdeurwaarders ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 20 december 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1. De feiten

-                     Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is belast met de tenuitvoerlegging van een ten laste van klagers gewezen executoriale titel. In dat kader is beslag gelegd onder het ABP. Dit beslag is op 29 april 2010 aan klagers overbetekend.

-                     Klagers hebben hiertegen bij brief van 2 mei 2010 bezwaar gemaakt. Daarop is bij brief van 10 mei 2010 gereageerd. Deze brief is ondertekend door een gerechtsdeurwaarder die op 19 april 2010 uit het ambt is ontzet.

-                     Klagers hebben daarna nog meerdere brieven ingezonden. De gerechtsdeurwaarder hebben hierop onder meer gereageerd met brieven waarin niet werd vermeld door wie deze werden ondertekend.

-                     Klagers hebben zich bij de gerechtsdeurwaarders over de ondertekening van de brieven beklaagd.

-                     De brieven van klagers van respectievelijk 21 juni 2010, 24 juni 2010 en 29 juni 2010 zijn onbeantwoord gebleven.

2. De klacht

Klagers beklagen zich erover dat een administratief medewerkster zich heeft uitgegeven als gerechtsdeurwaarder en stellen dat de uit het ambt ontzette gerechtsdeurwaarder nadien nog werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder heeft verricht, dan wel zich heeft uitgegeven als gerechtsdeurwaarder. Daarnaast beklagen zij zich erover dat ondanks herhaalde toezeggingen niet is geantwoord op hun verzoeken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders erkennen dat voormelde brieven niet zijn beantwoord. Voor het overige hebben zij gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang zaal daarop hierna worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.3 Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.4 Van de gerechtsdeurwaarders mag worden verwacht dat zij brieven binnen een redelijke termijn beantwoorden. Weliswaar is het gelet op de omstandigheden op het kantoor begrijpelijk dat de brieven niet zijn opgemerkt, doch dit kan niet tot het oordeel lijden dat daardoor niet tuchtrechtelijk laakbaar zou zijn gehandeld. Dit geldt temeer nu het om drie brieven gaat. Omdat beantwoording van deze brieven is uitgebleven is dit onderdeel van de klacht dan ook terecht voorgesteld en ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel.

4.5 Ten aanzien van de ondertekening van de brieven merkt de Kamer op dat het beter ware geweest als uit de tekst van de brieven geen enkel misverstand kan ontstaan over het feit dat deze namens [     ] werden verzonden, doch niet gezegd kan worden dat het hier ging om een situatie waarin de thans als medewerker aan het kantoor verbonden voormalige gerechtsdeurwaarder of de medewerkster zich valselijk hebben voorgedaan als gerechtsdeurwaarder. Voorts is niet gebleken dat er nog sprake was van het nog verrichten van werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder door de uit zijn ambt ontzette gerechtsdeurwaarder, zoals klagers  -zonder verdere onderbouwing - stellen. Gelet daarop falen de klachten hieromtrent.

5. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond zoals hiervoor onder 4.4. overwogen;

-                     verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, (plaatsvervangend) voorzitter,

mrs. E.C. Smits en J. Boudewijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.