ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0034 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1111

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0034
Datum uitspraak: 07-12-2011
Datum publicatie: 07-12-2011
Zaaknummer(s): TPVV1111
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betreft het drie keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven afvoeren van varkens binnen een periode van zes weken. De tweede en derde levering vonden plaats naar hetzelfde bedrijf en tellen dus samen als één overtreding. Volgens artikel 13 van de verordening mogen B-bedrijven in een periode van zes weken naar ten hoogste zes D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven. Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij de "balk" op het transportdocument niet heeft gezien. Hij legt die bonnen gewoon bij de boekhouding en vindt de “balk” onduidelijk. Hij gaf tevens aan dat de brief van het Productschap kwam toen het kwaad al was geschied en verklaarde tenslotte dat hij klem zat omdat hij zijn vaste mester kwijtraakte. Op dat moment lag de stal vol met beren en in een moeilijke markt moest hij de dieren verkopen. Waar hij kon heeft betrokkene toen de biggen verkocht, hij moest ze kwijt. Het Tuchtgerecht verwerpt alle punten. Door de transportdocumenten ongezien op te bergen in de administratie neemt betrokkene het risico dat een ongeoorloofd transport kan plaats vinden. Hij dient de werkprocessen binnen zijn bedrijf zodanig vorm en inhoud te geven dat correcte naleving van de verordening steeds mogelijk is. De brief van het Productschap kwam na het transport van 27 juli en op de dag van het transport van 28 juli, maar ook daarna is er op 2 augustus 2011 nog een transport geweest. Tot slot begrijpt het Tuchtgerecht de moeilijkheden met teveel dieren op stal, maar betrokkene had daartoe contact kunnen opnemen met het Productschap. Er zijn mogelijkheden tot ontheffing in speciale omstandigheden. Er wordt een geldboete opgelegd, deels voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPVV 11/2011

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

de heer [betrokkene]

[adres]

Datum:

7 december 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1173, naar aanleiding van een op 20 september 2011 door een controleur van het CBD gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals omschreven in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 22 november 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1966], thans wonende aan [adres], vennoot van de v.o.f. (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 7 december 2011 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

Betrokkene raakte zijn vaste mester kwijt. Op dat moment lag de stal van betrokkene vol met beren, waarvoor betrokkene in korte tijd iemand moest zien te vinden om aan te verkopen. De markt was erg moeilijk deze zomer. Het duurde even voordat er een afnemer, [naam afnemer], werd gevonden, die ze wilde hebben. In de tussentijd moest betrokkene van de biggen af, de hokken waren te vol, hij wilde niet dat ze elkaar gingen bijten. Export was geen optie omdat het beren waren. Dus heeft betrokkene waar hij kon de biggen verkocht.

De overtredingen betreffen twee gevallen waarin binnen een periode van zes weken van zeven afleveradressen sprake was. De eerste overtreding vond plaats op 27 juli 2011, de tweede op 28 juli en deze werd herhaald (namelijk naar hetzelfde bedrijf) op 2 augustus 2011. Op 28 juli ontving betrokkene een waarschuwingsbrief van het Productschap.

Betrokkene verklaart de 'balk' op de transportbonnen niet te hebben gezien, hij legt die bonnen gewoon bij de boekhouding. Los daarvan vindt hij deze balk slecht zichtbaar, zeker op een fax valt die niet op. Hij suggereert om een rode balk op de aanvraag te plaatsen zodat voor de handelaar direct duidelijk is dat er niet mag worden gereden.

De brief van het Productschap heeft hij wel gezien, op dezelfde dag is er toen nog wat weggegaan. En daarna ook inderdaad nog een keer, er was immers een welzijnsprobleem met de biggen. Betrokkene heeft de biggen gewoon verplaatst toen het kon, hij heeft dat met de handelaar besproken. Achteraf gezien had hij beter een ontheffing bij het Productschap kunnen aanvragen, hij wist niet dat dat kon.

Inmiddels is er een nieuwe vaste afnemer, [naam afnemer], en is het probleem opgelost.

Bewijs:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste zes D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.

Het Tuchtgerecht oordeelt op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, dat ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het drie keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven afvoeren van varkens binnen een periode van zes weken. De tweede en derde levering vonden plaats naar hetzelfde bedrijf en tellen dus samen als één overtreding.

Dit levert op:

Twee keer een overtreding van artikel 9 en 13 lid 2 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Verwijtbaarheid:

Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij de "balk" op het transportdocument niet heeft gezien. Hij legt die bonnen gewoon bij de boekhouding. Hij vindt de “balk” onduidelijk, zijns inziens zou het beter zijn om de transportpapieren zodanig vorm te geven dat er niet mag worden gereden.

Het Tuchtgerecht verwerpt dit punt. De ondernemer is verantwoordelijk voor de juiste naleving van de verordening. De “balk” is een mededeling dat indien het transport doorgang vindt, een overtreding plaats vindt. Het is louter een constatering, geen waarschuwing. Door de transportdocumenten ongezien op te bergen in de administratie, zoals betrokkene heeft verklaard, neemt betrokkene het risico dat een ongeoorloofd transport kan plaats vinden. Hij dient de werkprocessen binnen zijn bedrijf zodanig vorm en inhoud te geven dat correcte naleving van de verordening steeds mogelijk is.

Betrokkene gaf tevens aan dat de brief van het Productschap kwam toen het kwaad al was geschied.

Het Tuchtgerecht verwerpt dit punt ook. Dit kan wel gelden voor het transport van 28 juli, de dag van datering van de brief, maar ook daarna is er op 2 augustus 2011 nog een transport geweest.

Betrokkene gaf tenslotte aan dat hij klem zat omdat er welzijnsproblemen met de dieren waren. Ze zaten met teveel op stal en hij moest ze kwijt.

Het Tuchtgerecht verwerpt dit punt ook. Het kan wel begrip opbrengen voor de moeilijkheden, maar betrokkene had daartoe contact kunnen opnemen met het Productschap. Er zijn mogelijkheden tot ontheffing in speciale omstandigheden. De opmerking dat betrokkene niet wist van deze ontheffing, is geen excuus; hij is als ondernemer zelf verantwoordelijk voor het kennen van de voorschriften. Bovendien stond er in de brief van het Productschap een telefoonnummer genoemd, waarnaar hij had kunnen bellen. Dat hij dit niet heeft gedaan is aan hemzelf te wijten. Het probleem lijkt nu wel te zijn opgelost door een nieuw vast afvoeradres.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD VVL1173. Voorts overweegt het Tuchtgerecht als volgt:

De eerste overtreding is begaan op 27 juli 2011. Het Productschap heeft betrokkene daarover op 28 juli 2011 een waarschuwingsbrief gestuurd. In de brief staat dat als betrokkene nogmaals een overtreding begaat, er dan tuchtrechtelijke maatregelen kunnen volgen.

De overtredingen van 27 en 28 juli 2011 zijn van vóór deze waarschuwing en van de dag van de brief zelf. Het Tuchtgerecht rekent deze twee overtredingen daarom niet mee bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete.

De laatste overtreding is echter begaan op 2 augustus 2011 en deze wordt wel beboet.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd terzake de onderhavige verordening, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. H.J. van Heusden en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.