ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0030 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0511

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0030
Datum uitspraak: 31-05-2011
Datum publicatie: 31-05-2011
Zaaknummer(s): TPVV0511
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: B-bedrijf heeft twee keer aan meer dan zes D-bedrijven varkens afgevoerd binnen een periode van zes weken. Alleen de overtreding begaan ná een waarschuwingsbrief van het PVV wordt betrokkene door het Tuchtgerecht aangerekend. Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij de "balk" op het transportdocument in een (te) laat stadium constateerde, namelijk eerst nadat de biggen geladen waren en dat het niet doenlijk is om de biggen dan nog "terug" te halen. Betrokkene heeft toegelicht dat hij in de stal wacht op de komst van de transporteur en, zodra de transportwagen gearriveerd is, de af te leveren biggen, vanuit een voorsorteerruimte, het voertuig indrijft, zonder hulp van derden. Eerst daarna ontvangt betrokkene van de chauffeur het transportdocument. Het Tuchtgerecht is van oordeel dat betrokkene met de geschetste handelswijze het risico neemt dat een ongeoorloofd transport zal plaats vinden. Betrokkene dient de werkprocessen binnen zijn bedrijf zodanig vorm en inhoud te geven dat correcte naleving van de verordening steeds mogelijk is.

Zaaknummer:

TPVV 05/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] v.o.f.

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

31 mei 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1154, naar aanleiding van een op 14 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [UBN-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 17 mei 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres], vennoot van de v.o.f. (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 31 mei 2011 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

Betrokkene onderschrijft de regelgeving met betrekking tot varkensleveringen alsmede het feit dat die regelgeving moet worden gehandhaafd. Als bestuurder van de adviescommissie van het PVV heeft hij ook met de verordening ingestemd. Betrokkene heeft als ondernemer een meer praktische benadering van de voorschriften, waar het productschap naar zijn idee een meer theoretische en juridische benadering toont.

De overtredingen betreffen twee gevallen waarin binnen een periode van zes weken van zeven afleveradressen sprake was. In beide gevallen ging het om een verschil van drie dagen. Betrokkene is van mening dat vervolging in deze gevallen nooit de bedoeling van de verordening geweest kan zijn. In het vervolg zal hij dan ook het voorblad terugzenden en na drie dagen opnieuw aanvragen.

De eerste overtreding is begaan bij een bedrijf in Soest, waarvoor betrokkene zelf het transportdocument had aangevraagd. Pas na het laden van de biggen zag betrokkene de "balk" op het transportdocument. Dan is de overtreding al een feit.

In het tweede geval is het transportdocument aangevraagd door transporteur Revarco. Ook in dit geval kreeg betrokkene het transportdocument met "balk" pas te zien nadat de biggen reeds geladen waren. Er is dan, naar zijn zeggen, geen weg meer terug. Betrokkene verzoekt het Tuchtgerecht dan ook om hem te ontslaan van eventuele rechtsvervolging voor deze "pietluttigheden". Het vervolgingsbeleid zou naar zijn zeggen moeten zijn gericht tegen de varkenshouders die regelmatig de verordening overtreden en continu aan "vreemde" adressen leveren.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste 6 D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven afvoeren van varkens binnen een periode van zes weken.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij de "balk" op het transportdocument in een (te) laat stadium constateerde, namelijk eerst nadat de biggen geladen waren en dat het niet wel doenlijk is om de biggen dan nog "terug" te halen. Betrokkene heeft toegelicht dat hij in de stal wacht op de komst van de transporteur en, zodra de transportwagen gearriveerd is, de af te leveren biggen, vanuit een voorsorteerruimte, het voertuig indrijft, zonder hulp van derden. Eerst daarna ontvangt betrokkene van de chauffeur het transportdocument.

Dit punt verwerpt het Tuchtgerecht. Voor de juiste naleving van de verordening is en blijft de ondernemer verantwoordelijk. Met de geschetste handelswijze neemt betrokkene het risico dat een ongeoorloofd transport zal plaats vinden. Uitvoeringszaken zijn des ondernemers. Betrokkene dient de werkprocessen binnen zijn bedrijf zodanig vorm en inhoud te geven dat correcte naleving van de verordening steeds mogelijk is.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL1154. Voorts overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

De eerste overtreding is begaan op 18 mei 2010. Op 4 juni 2010 heeft het PVV daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkene gestuurd. Deze eerste overtreding rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De tweede overtreding is begaan op 4 februari 2011. Deze overtreding wordt betrokkene wel aangerekend.

Dat de termijnoverschrijding een beperkt aantal dagen (3) betreft, brengt het Tuchtgerecht niet tot het oordeel dat niet de standaardsanctie kan worden opgelegd. In de richtsnoeren voor tuchtrechtelijke maatregelen van het Tuchtgerecht wordt geen onderscheid gemaakt naar het aantal dagen termijnoverschrijding. Ter voorkoming van een onnodig besmettingsgevaar schrijft de verordening nu eenmaal een stringent afleveringspatroon voor. Van de achterliggende discussie en beleidskeuzen van het productschap mag betrokkene als lid van de adviescommissie PVV op de hoogte worden verondersteld. De kwalificatie dat de door betrokkene begane overtredingen "pietluttigheden" betreffen zijn voor rekening van betrokkene zelf.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.