ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0029 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0411
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0029 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2011 |
Datum publicatie: | 31-05-2011 |
Zaaknummer(s): | TPVV0411 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Betrokkene leverde drie keer biggen van het ene B-bedrijf aan het andere B-bedrijf. Daarbij was geen sprake van één van de uitzonderingssituaties van de artikelen 10 en 13 van de Verordening. Beide bedrijven waren van betrokkene en inmiddels heeft een daarvan een D-status, zodat aflevering aan dat bedrijf sindsdien is toegestaan. De overtredingen vonden plaats in de overgangsperiode. De twee overtredingen begaan ná de waarschuwingsbrief van het PVV worden door het Tuchtgerecht aan betrokkene toegerekend. Aangezien de leveringen binnen het bedrijf van betrokkene plaatsvonden, zijn de diergezondheidsrisico’s bij de ongeoorloofde leveringen beperkt gebleven. Sanctie mede daarom grotendeels voorwaardelijk. |
Zaaknummer:
TPVV 04/2011
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[naam betrokkene]
[adres]
Datum:
31 mei 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1157, naar aanleiding van een op 11 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 17 mei 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres].
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 31 mei 2011 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het, in strijd met artikel 9 van de Verordening, als B-bedrijf afvoeren van varkens naar een ander varkenshouderijbedrijf, zijnde een B-bedrijf, zonder dat er daarbij sprake was van één van de uitzonderingssituaties zoals vermeld in de artikelen 10 en 13 van de Verordening.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
De overtredingen zijn begaan ten tijde van een verbouwing van het bedrijf. Van een bedrijf met zeugen en mestvarkens is een bedrijf met alleen mestvarkens gemaakt en van een ander bedrijf heeft betrokkene een zeugenbedrijf gemaakt. Tijdens de verbouwing ontstond ruimtegebruik voor de varkens. De verbouwing is nu, na anderhalf jaar, bijna klaar. In totaal houdt betrokkene nu ongeveer 1.400 zeugen op zijn bedrijf.
De eerste overtreding is van oktober 2009 en die kan betrokkene zich niet meer zo goed herinneren.
Betrokkene heeft een D-status aangevraagd en gekregen in februari 2010. Daarna heeft hij drie keer aan dat D-bedrijf biggen geleverd, binnen de daarvoor beschikbare tijd en dus conform de regelgeving. Betrokkene wist daarvoor niet dat het niet was toegestaan biggen van het ene aan een ander B-bedrijf te leveren. De overtredingen van december 2010 en januari 2011 zijn begaan voor de statuswijziging, en daarom overtredingen. Eigenlijk zou je de overtredingen dus als een administratieve fout kunnen zien.
Omdat betrokkene inmiddels goed van de regelgeving op de hoogte is en hij alleen nog van een B-bedrijf aan D-bedrijven levert, gaan de leveringen nu allemaal volgens de voorschriften.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste 6 D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Drie keer het als B-bedrijf leveren van varkens aan een ander B-bedrijf.
Dit levert op:
Drie overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL1157. Voorts overweegt het Tuchtgerecht het volgende.
De eerste overtreding is begaan op 21 oktober 2009. Op 22 oktober 2009 heeft het PVV daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkene gestuurd. Deze eerste overtreding rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De tweede en derde overtreding zijn begaan op 22 december 2009 en 5 januari 2010. Deze overtredingen worden betrokkene wel aangerekend.
Betrokkene leverde biggen van het ene B-bedrijf aan het andere B-bedrijf. Beide bedrijven waren van betrokkene en inmiddels heeft het bedrijf in [adres] een D-status, zodat aflevering aan dat bedrijf binnen de voorwaarden die de VVL daaraan stelt, inmiddels is toegestaan. Aangezien de leveringen binnen het bedrijf van betrokkene plaatsvonden, zijn de diergezondheidsrisico’s bij de ongeoorloofde leveringen beperkt gebleven. Mede gelet daarop en gezien de omstandigheid dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de standaard sanctie op met een groter voorwaardelijk deel dan gebruikelijk.
Beslissing:
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Een geldboete van € 1.000 (zegge: éénduizend euro), waarvan € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.