ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0028 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0311
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0028 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2011 |
Datum publicatie: | 31-05-2011 |
Zaaknummer(s): | TPVV0311 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Vast is komen te staan dat door het B-bedrijf zes keer aan meer dan zes D-bedrijven varkens zijn afgevoerd binnen een periode van zes weken. De waarschuwingsbrief van het PVV is verstuurd nadat de eerste vijf overtredingen waren begaan; deze overtredingen rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De zesde overtreding is zes weken na de brief begaan en deze wordt betrokkene wel aangerekend. Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene varkens heeft afgeleverd, zonder dat dit is gemeld bij het meldingsbureau en zonder een transportdocument te hebben aangevraagd, spreekt het Tuchtgerecht betrokkene vrij. Ter zitting werd vastgesteld dat het een niet gereden transport betrof. |
Zaaknummer:
TPVV 03/2011
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[naam betrokkene]
[adres]
Datum:
31 mei 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1150, naar aanleiding van een op 15 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [UBN-nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 17 mei 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam gemachtigde] geboren op [datum] te [plaatsnaam] , thans wonende [adres] . De heer [naam gemachtigde] is DGA van [naam B.V.], welke een aantal varkenshouderijen exploiteert, waaronder het bedrijf van betrokkene. De heer [naam gemachtigde] verklaart volledig verantwoordelijk en aansprakelijk te zijn voor de eventuele tekortkomingen betreffende de varkensleveringen van het bedrijf van betrokkene.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Ter zitting is aan de gemachtigde van betrokkene nog een termijn gegund om aanvullende informatie in te zenden. Van die mogelijkheid is namens betrokkene gebruik gemaakt. Daarop heeft de heer Henke een schriftelijke reactie gegeven.
Het Tuchtgerecht heeft op 31 mei 2011 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
1. Het zeven keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken;
2. Het afleveren van varkens zonder dat dit is gemeld bij het meldingsbureau en zonder dat een transportdocument is aangevraagd.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
De organisatie van de aan- en afvoer van varkens op het bedrijf van betrokkene wordt door [naam B.V.] geregeld. [Naam B.V.] heeft circa 55 afmestbedrijven in de onderneming. Op het bedrijf van betrokkene werkt de heer [naam 1] als verzorger van de varkens, in dienst van [naam B.V.]. De capaciteit van de afmestbedrijven was in de regel vrij ruim, om geen afleverproblemen te krijgen. Maar die strategie is kostbaar. De B.V. heeft nu enkele grotere D-bedrijven achter de afvoerbedrijven gezet, zodat de VVL beter wordt nageleefd. De heer [naam gemachtigde] houdt nu meer zicht op de transporten. Het gaat meestal goed, maar het is helaas nog wel een paar keer misgegaan. De systematiek is aangepast, en waar mogelijk worden biggen gefokt en afgemest in een gesloten systeem, volgens het all in all out principe.
Het verwijt met betrekking tot het transport zonder transportdocument gaat volgens de heer [naam gemachtigde] om een niet gereden transport.
Met betrekking tot het transport van 3 oktober 2009 wordt ter zitting gesteld dat dit waarschijnlijk om een in werkelijkheid op 13 oktober 2009 gereden transport gaat. Alsdan zou dit transport geen overtreding van de VVL zijn.
Bewijs en verwijtbaarheid:
In de onderhavige zaak zijn drie betrokkenen aangeschreven: [naam betrokkene] (UBN-houder), [naam B.V.] en de heer [naam gemachtigde]. De heer [naam gemachtigde], DGA van [naam B.V.] , exploitant van de varkenshouderij van [betrokkene], heeft verklaard de volledige verantwoordelijkheid voor de zaak op zich te nemen. Op grond van artikel 1, onder f. van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, wordt onder een varkenshouderijbedrijf verstaan de locatie waarop de varkens worden gehouden. Dat betekent dat de [betrokkene] , als UBN-houder van die locatie, formeel als betrokkene in deze zaak moet worden aangemerkt.
Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste 6 D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [UBN-nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
1. Zes keer het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven afvoeren van varkens binnen een periode van zes weken;
2. Ten aanzien van het verwijt dat varkens zijn afgeleverd zonder transportaanvraag is gebleken dat het transport van 3 oktober 2909 is geannuleerd c.q. uitgesteld tot 13 oktober 2009.
Voor dat transport werd een transportaanvraag ingediend, die in een fax van 18 mei 2011 door betrokkene alsnog werd overgelegd. Van dit verwijt dient betrokkene derhalve te worden vrijgesproken.
Dit alles levert op: zes overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL 1150. Voorts overweegt het Tuchtgerecht het volgende.
De eerste vijf overtredingen zijn begaan tussen 24 augustus 2009 en 30 september 2009. Op 23 november 2009 heeft het PVV daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkene gestuurd. Deze overtredingen rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De zesde overtreding is begaan op 7 januari 2011. Deze overtreding wordt betrokkene wel aangerekend.
Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht éénmaal de standaard sanctie op.
Beslissing:
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
1. Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro) waarvan € 250 ((zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, voor het aan meer dan zes D-bedrijven afleveren van varkens binnen een periode van zes weken.
Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.
2. Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene varkens heeft afgeleverd zonder een transportdocument te hebben aangevraagd, spreekt het Tuchtgerecht betrokkene vrij.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.