ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0027 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0211
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0027 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2011 |
Datum publicatie: | 31-05-2011 |
Zaaknummer(s): | TPVV0211 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten in Nederland zoveel mogelijk beperkt. Afhankelijk van de veterinaire waarborgen heeft het varkenshouderijbedrijf een status, en daarmee een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden. Varkenshouderij heeft twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afgevoerd binnen een periode van zes weken en als D-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven varkens afgevoerd in een periode van vier maanden. Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de Verordening Varkensleveringen is het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan. Betrokkene had in de onderhavige gevallen, waarin de stal te vol raakte en afvoer noodzakelijk werd, contact met het PVV op kunnen nemen om de mogelijkheden van een tijdelijke ontheffing te bespreken. Dat heeft hij nagelaten. |
Zaaknummer:
TPVV 02/2011
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[betrokkene]
[adres]
Datum:
31 mei 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1149, naar aanleiding van een op 18 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 17 mei 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is namens betrokkene verschenen [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres].
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 31 mei 2011 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, en het als D-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven afvoeren in een periode van vier maanden.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Betrokkene doet mee aan een nieuw programma voor ongecastreerde biggen. Met een tot de grotere bedrijven behorende varkenshouderij, met een capaciteit van 4.000 biggen, zijn zes afvoermogelijkheden in zes weken zeer krap. De problemen met de afvoer zijn ontstaan omdat betrokkene niet langer naar Duitsland kan exporteren omdat daar geen ongecastereerde biggen worden geaccepteerd.
In de onderhavige gevallen was sprake van een volle stal. Als er dan nieuwe biggen bijkomen, moeten er andere worden afgevoerd, daar heeft betrokkene geen keus in, zo stelt hij. Betrokkene heeft er niet aan gedacht om de PVV daarover in kennis te stellen of een ontheffing van de regelgeving aan te vragen.
Betrokkene erkent eerder overtredingen van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 te hebben begaan. Dat was vóór mei 2010. De onderhavige overtredingen zijn begaan in september en oktober 2010 en vormen dus niet een reeks die voortkomt uit dezelfde omstandigheden.
Betrokkene wil een A-status voor zijn bedrijf, maar het bedrijf wordt door een openbare weg doorkruist, dus dat kan niet. Met zo’n status zouden de problemen zich door het groter aantal afvoermogelijkheden niet meer voordoen. Dit is ook in de vorige tuchtzaak aan de orde geweest.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste 6 D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afleveren binnen een periode van zes weken en het als B-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven varkens afleveren binnen een periode van vier maanden.
Dit levert op:
Twee overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL1149. Voorts overweegt het Tuchtgerecht het volgende.
In dit geval is sprake van een snelle recidive. De overtredingen zijn begaan voordat de proeftijd, voortvloeiende uit de uitspraak van 5 oktober 2010 van het Tuchtgerecht, inging.
Toch heeft het Tuchtgerecht niet de indruk dat de onderhavige overtredingen het gevolg zijn van onverschilligheid. Betrokkene heeft een groot bedrijf waarop hij bewust meegaat met maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het niet castreren van jonge beren.
De overtredingen waren het gevolg van te beperkte afvoermogelijkheden van het bedrijf van betrokkene, in de periode kort na het stoppen met de export naar Duitsland. Dat probleem lijkt nu te zijn opgelost door een nieuw afvoeradres en twee eigen afmestbedrijven met in totaal voldoende capaciteit. Betrokkene maakt, ondanks recidive, op het Tuchtgerecht de indruk een consciëntieus ondernemer te zijn. Betrokkene had in de onderhavige gevallen, waarin de stal te vol raakte en afvoer noodzakelijk werd, contact met het PVV op kunnen nemen om de mogelijkheden van een tijdelijke ontheffing te bespreken. Dat heeft hij nagelaten.
Alles overziende acht het Tuchtgerecht twee maal de standaard sanctie op zijn plaats, geheel onvoorwaardelijk.
Beslissing:
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Een geldboete van € 1.000 (zegge: éénduizend euro).
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.