ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0026 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0111

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2011:YE0026
Datum uitspraak: 31-05-2011
Datum publicatie: 31-05-2011
Zaaknummer(s): TPVV0111
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betrokkene is niet op de terechtzitting verschenen; zaak is bij verstek behandeld. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten in Nederland zoveel mogelijk beperkt. Afhankelijk van de veterinaire waarborgen heeft het varkenshouderijbedrijf een status, en daarmee een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden. Varkenshouderij met B-status heeft aan meer dan zes D-bedrijven varkens afgevoerd binnen een periode van zes weken. Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de Verordening Varkensleveringen is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Zaaknummer:

TPVV 01/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] VOF

[betrokkene]

[adres]

Datum:

31 mei 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1152, naar aanleiding van een op 15 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 17 mei 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 31 mei 2011 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres], vennoot van de VOF (hierna: betrokkene), opgenomen:

“De afvoer van biggen van ons bedrijf wordt verzorgd door Revarco. U kunt het beste telefonisch contact met Revarco opnemen omdat zij de transportaanvragen doen. Ik heb op de transportdocumenten geen waarschuwing gezien over het feit dat deze transporten een overtreding zouden zijn.”

Door een medewerker van Revarco is telefonisch aan de controleur gemeld dat de overtredingen van 2010 niet meer na te gaan zijn, omdat de transportdocumenten niet worden bewaard, maar dat aangenomen mag worden dat de waarschuwingen wel op de transportdocumenten hebben gestaan. De levering van 9 april 2010 is waarschijnlijk uitgesteld naar 15 april 2010.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste 6 D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven. De verklaring door de medewerker van Revarco dat de levering van 9 april 2010 waarschijnlijk niet is doorgegaan maar is uitgesteld tot 15 april 2010, wordt niet door de feiten gestaafd, en vormt voor het Tuchtgerecht geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het gestelde in het berechtingsrapport. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL1152. Voorts overweegt het Tuchtgerecht het volgende.

De eerste overtreding is begaan op 11 januari 2010. Op 13 januari 2010 heeft het PVV daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkene gestuurd. Deze eerste overtreding rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De tweede overtreding is begaan op 9 april 2010. Deze overtreding wordt betrokkene wel aangerekend.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht éénmaal de standaard sanctie op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.