ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0146 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4411
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2011 |
Datum publicatie: | 29-11-2011 |
Zaaknummer(s): | TPPE4411 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Op 17 december 2010 is een nieuw koppel leghennen geplaatst op stal 1, voordat het hygiënogram afgerond was. Ook zijn niet de juiste vervolgmaatregelen genomen ten aanzien van stal 1, waarvan het hygiënogram een uitslag van meer dan 2,0 gaf, namelijk 3,7. Betrokkene voert aan dat een derde het hygiënogram te laat heeft genomen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat betrokkene als ondernemer steeds verantwoordelijk blijft. Ook het handelen van derden komt voor rekening van betrokkene. Het Tuchtgerecht oordeelt voorts dat met de hoge score van 3,7 de alarmbellen hadden moeten gaan rinkelen. Betrokkene beroept zich op een overmachtsituatie, omdat bij het bekend worden van de uitslag van het hygiënogram al een nieuw koppel leghennen in stal 1 was opgezet. Dit verweer treft geen doel. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om in de planning van aan- en afvoer van hennen rekening te houden met de tijd die nodig is om procedures af te handelen. |
Zaaknummer:
TPPE 44/2011
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres 1]
Datum:
29 november 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten B.V. te Zeist (CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG1184, naar aanleiding van een inspectie die op 29 september 2011 door een controleur van genoemde B.V. is gehouden op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder [KIP-nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 29 november 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [betrokkene 1], geboren [1950] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres 2], alsmede de heer [betrokkene 2], geboren [1976], zoon van de heer [betrokkene 1] (hierna: betrokkenen).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en de heer R. te Loo, namens het PPE, en de heer Grolleman van het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
- Op 17 december 2010 is een nieuw koppel leghennen geplaatst op stal 1, voordat het hygiënogram afgerond was;
- Niet is gebleken dat er naar aanleiding van de geconstateerde uitslag van het hygiënogram vervolgmaatregelen zijn genomen.
Verklaring van betrokkenen:
Ter terechtzitting hebben betrokkenen onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Betrokkenen onderkennen het belang van de hygiënogrammen. Er is nog nooit iets misgegaan. Normaal is de waarde altijd goed, betrokkenen hebben er geen rekening mee gehouden dat het wel eens een keer niet goed kon zijn. Er was al afgesproken dat het nieuwe koppel op 17 december zou komen. De uitslag van het hygiënogram kwam dit keer te laat doordat de heer [naam derde] pas op 16 december kwam om het te nemen. Er was gepland om de volgende dag de kippen erin te doen, die konden ook niet in de vrachtauto blijven staan, het was 17 graden onder nul. Later kwam de uitslag dat het mis was. Maar toen zaten de kippen er al in. Betrokkenen erkennen dat een score van 3,7 erg hoog is en dat dit een risico is. Er is iets fout gegaan en dat moet niet weer gebeuren.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkenen, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer PLV 42735, de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
- Het plaatsen van een nieuw koppel leghennen op stal 1, voordat het hygiënogram afgerond was;
- Het niet nemen van de juiste vervolgmaatregelen ten aanzien van stal 1, waarvan het hygiënogram een uitslag van meer dan 2,0 gaf.
Dit levert op:
- een overtreding van art. 3, vierde en elfde lid van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007);
- een overtreding van art. 3 derde lid van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2007.
Het Tuchtgerecht kiest ervoor de beide overtredingen als één overtreding te behandelen, waarbij deze gezien de mate van de overschrijding van de norm als een ernstige overtreding wordt aangemerkt.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG1184 en van de verklaring van betrokkenen ter terechtzitting.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende.
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Om het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Betrokkenen voeren aan dat de heer [naam derde] het hygiënogram laat heeft genomen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat betrokkenen als ondernemer steeds verantwoordelijk blijven. Ook het handelen van derden komt voor rekening van betrokkenen.
Het Tuchtgerecht oordeelt voorts dat met de hoge score van 3,7 de alarmbellen hadden moeten gaan rinkelen. Betrokkenen beroepen zich op een overmachtsituatie, omdat bij het bekend worden van de uitslag van het hygiënogram al een nieuw koppel leghennen in stal 1 was opgezet. Dit verweer treft geen doel. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om in de planning van aan- en afvoer van hennen rekening te houden met de tijd die nodig is om procedures af te handelen. Wel hebben betrokkenen hun bedrijfsvoering nu aangepast.
Omdat aan betrokkenen niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op. Gezien de situatie waarin betrokkenen zich bevonden en de omstandigheden van het geval, wordt een groter deel voorwaardelijk opgelegd dan gebruikelijk.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkenen een bedrijf hebben van gemiddelde omvang.
Beslissing:
Een geldboete van € 800 (zegge: achthonderd euro), waarvan € 600 (zegge: zeshonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode niet door betrokkenen aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, of van een andere regeling over hygiëne- of gezondheidsvoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij, mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.