ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0142 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4211
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0142 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2011 |
Datum publicatie: | 29-11-2011 |
Zaaknummer(s): | TPPE4211 |
Onderwerp: | Dierenwelzijn |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Betreft het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in twee stallen. De vleeskuikenouderdieren hebben omgerekend per dier een vloeroppervlak van 1.154 cm2 in de ene stal en van 1.200 cm2 in de andere stal gehad. Artikel 4, onder a., van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is. Ter zitting voert betrokkene aan dat het vaak voorkomt dat de fokker meer dieren levert dan verwacht. Daardoor worden bij betrokkene de stallen voller. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de juiste naleving van de verordening op zijn bedrijf. Door te veel dieren te accepteren neemt betrokkene het risico dat bij een geringe uitval de welzijnsnormen zullen worden overschreden. Dat risico komt voor zijn rekening. Het Tuchtgerecht verwerpt het argument van betrokkene dat het verschil tussen meer en minder dieren in een stal niet opvalt en dat het welzijn van de dieren ook niet direct minder wordt. De normen, die zijn opgesteld in samenspraak met de sector, zijn minimumeisen voor de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. In dit geval gaat het om een forse overschrijding van de norm, in de twee stallen respectievelijk 7,7% en 11,2%. Het Tuchtgerecht oordeelt dat door de overschrijding van de norm het welzijn van alle dieren – en dus niet alleen van het teveel aan dieren per stal – is geschaad. In stal 1 waren 5.692 geplaatst en dientengevolge hadden alle in die stal aanwezige dieren ruimte te weinig. In stal 5 waren 6.504 geplaatst en hadden alle in die stal aanwezige dieren eveneens ruimte te weinig. Al deze dieren hebben geleden onder het tekort aan vloeroppervlak. De overtreding wordt aangemerkt als zeer ernstig. Betrokkene wordt ook aangerekend dat hij verbeterpunten, genoemd in een waarschuwingsbrief van Verin, niet binnen het gestelde jaar heeft opgelost. 14 maanden later is in dezelfde stallen wederom een tekort aan vloeroppervlak geconstateerd. De opgelegde sanctie is tweeledig: Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat in dit geval betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft behaald, aangezien vast is komen te staan dat er meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet. |
Zaaknummer:
TPPE 42/2011
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
T.a.v. de heer [betrokkene]
[adres]
Datum:
29 november 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt, onder nummer CBD WEL1167, naar aanleiding van een op 3 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 29 november 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1958] te [geboorteplaats], thans wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer
H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
De in stal 1 geplaatste vleeskuikenouderdieren hebben omgerekend per dier een vloeroppervlak van 1.154 cm2 gehad;
De in stal 5 geplaatste vleeskuikenouderdieren hebben omgerekend per dier een vloeroppervlak van 1.200 cm2 gehad.
Artikel 4, onder a., van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Betrokkene bestrijdt de overschrijding van de norm met respectievelijk 11,2% en 7,7 % niet.
Het feit dat er teveel dieren in de stal stonden, werd mede veroorzaakt door het feit dat de fokker meer dieren had geleverd dan verwacht. Betrokkene geeft aan dat hij 5% boven of onder het aantal dat hij besteld heeft, moet accepteren.
Op verzoek van de opfokorganisatie waren extra hanen (boventallig aantal) op het bedrijf geplaatst. Zo’n koppel oudere hanen zet betrokkene liever niet over de 5 stallen verdeeld, maar bij elkaar. Dan is er niet zoveel gedoe in de stallen. Ook is er in de stallen 1 en 5 het meeste water en licht, dus heeft hij het teveel daar maar op gezet. Hij had er geen erg in dat die twee stallen zo vol zaten, het verschil zie je niet. Met een paar vierkante centimeter minder wordt het welzijn ook niet direct minder. Betrokkene geeft aan zo’n koppel een volgende keer niet meer op te zetten.
Economisch voordeel zegt betrokkene niet te hebben gehad, omdat er op bedrijfsniveau niet teveel dieren waren. Het was slechts een kwestie van niet goed verdelen over de stallen.
Er zijn nu ook maatregelen genomen. Zo is de stal goed opgemeten (binnen- in plaats van buitenmaat) en geeft betrokkene aan voortaan een goede verdeling over de stallen te zullen maken.
Betrokkene stelt dat hij niet op de hoogte was van de waarschuwingbrief van Verin van 5 januari 2010.
Bewijs:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, geregistreerd bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer 1374151, de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in de stallen 1 en 5.
Dit levert op:
Overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003.
Verwijtbaarheid
Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.
Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat het vaak voorkomt dat de fokker meer dieren levert dan verwacht. Daardoor worden bij betrokkene de stallen voller.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de juiste naleving van de verordening op zijn bedrijf. Door te veel dieren te accepteren neemt betrokkene het risico dat bij een geringe uitval de welzijnsnormen zullen worden overschreden. Dat risico komt voor zijn rekening.
Met de geschetste handelswijze – betrokkene verdeelt een koppel oudere hanen liever niet over de stallen – is het Tuchtgerecht voorts van oordeel dat betrokkene het risico neemt dat een overschrijding van het vloeroppervlak per dier kan plaats vinden. Betrokkene moet de werkprocessen binnen zijn bedrijf zodanig vorm en inhoud geven dat correcte naleving van de verordening altijd mogelijk is.
Ook stelde betrokkene dat het verschil tussen meer en minder dieren in een stal niet opvalt en dat het welzijn van de dieren ook niet direct minder wordt.
Het Tuchtgerecht verwerpt dit argument zeer stellig. De normen die zijn vastgesteld, zijn minimumeisen voor de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, opgesteld in samenspraak met de sector, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. De ondernemer moet door goed meten en goed tellen altijd zorgen dat aan deze normen wordt voldaan.
In dit geval gaat het om een forse overschrijding van de norm, in de twee stallen respectievelijk 7,7% en 11,2%. Het Tuchtgerecht oordeelt dat door de overschrijding van de norm het welzijn van alle dieren – en dus niet alleen van het teveel aan dieren per stal – is geschaad. In stal 1 waren 5.692 geplaatst en dientengevolge hadden alle in die stal aanwezige dieren ruimte te weinig. In stal 5 waren 6.504 geplaatst en hadden alle in die stal aanwezige dieren eveneens ruimte te weinig. Al deze dieren hebben geleden onder het tekort aan vloeroppervlak. De overtreding wordt aangemerkt als zeer ernstig.
Betrokkene stelt geen economisch voordeel te hebben gehad, omdat er op bedrijfsniveau niet teveel dieren waren.
Het Tuchtgerecht verwerpt ook dit verweer. De informatie over de stallen 2, 3 en 4 is niet bekend, maar vast staat, dat de dieren in de stallen 1 en 5 te weinig vloeroppervlak hadden. Derhalve heeft betrokkene mogelijk economisch voordeel behaald.
Tenslotte constateert het Tuchtgerecht dat betrokkene de waarschuwingsbrief van Verin van 5 januari 2010 niet gezien zou hebben. In die brief stond dat tijdens een controle op 19 november 2009 geconstateerd was dat in de stallen 1 en 5 slechts tussen de 1.200 en 1.300 cm2 per dier beschikbaar was. Betrokkene diende verbeterpunten binnen een jaar op te lossen. Een jaar en twee maanden later is in dezelfde stallen wederom een tekort aan vloeroppervlak geconstateerd.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
De verordening stelt minimumeisen aan de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. Daarmee komt de sector tegemoet aan maatschappelijke en politieke opvattingen over de minimale standaard voor pluimvee in de reproductiesector. De minimumeisen met betrekking tot de huisvesting zijn opgesteld conform de normen die door de Dierenbescherming en de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) in hun gezamenlijke brief van 28 september 2000 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn geadviseerd. De verordening, in werking getreden in 2003, kent voor wat betreft de eisen aan vloeroppervlak een overgangstermijn tot 1 juni 2008.
Op 2 oktober 2008 zijn houders van vleeskuikenouderdieren door het PPE per brief op de inhoud van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 gewezen.
Artikel 4 aanhef en onder a. van de verordening schrijft voor dat per dier 1.300 cm2 beschikbaar moet zijn. Uit het berechtingsrapport blijkt dat gemiddeld per vleeskuikenouderdier in stal 1 1.154 cm2 beschikbaar was, en in stal 5 1.200 cm2. De minimum-oppervlaktegrens is aldus overschreden met 146 cm2 resp. 100 cm2 per dier. Dit betekent concreet dat de pluimveehouder teveel dieren hield op de beschikbare ruimte in de stallen. In de schriftelijke verklaring wordt gesteld en door de betrokkene is erkend dat in stal 1 5.692 dieren waren opgezet en in stal 5 6.504. Dat is een overschrijding van de norm met 11,2 % in stal 1 en met 7,7% in stal 5.
Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen.
- Ten aanzien van het economisch voordeel stelt het Tuchtgerecht dat betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft gehad, aangezien meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet. Het Tuchtgerecht beoogt het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht gaat er bij de vaststelling van de geldboete vanuit dat (afgerond) in totaal 1.000 dieren boven de norm in de stallen 1 en 5 werden gehouden, waarbij als norm wordt gehanteerd € 2,0 per dier.
- Ten aanzien van de overtreding van de welzijnsnorm weegt het feit dat het welzijn van alle dieren in de stallen 1 en 5 in het geding is gekomen, zwaar. Het Tuchtgerecht legt hiervoor een geldboete op. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene eerder voor hetzelfde feit een waarschuwing heeft gekregen en met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleinere omvang.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 3.000 (zegge: drieduizend euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.