ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0140 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3811

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0140
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 19-06-2011
Zaaknummer(s): TPPE3811
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: In het eerste, derde en vierde kwartaal van 2010 nagelaten bloedonderzoek te doen op antistoffen tegen Aviaire influenza. Betrokkenen voeren aan in de veronderstelling te zijn geweest dat het AI-bloedonderzoek maar één keer per jaar hoefde te worden uitgevoerd, bij de afvoer van het pluimvee. Het betreft een bedrijf met vrije uitloop; daar moet het bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. In 2010 is het AI-bloedonderzoek in totaal drie keer nagelaten op het bedrijf van betrokkenen. Op 1 december 2010 heeft het PPE daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkenen gestuurd. Desondanks is ook in het vierde kwartaal van 2010 het AI-bloedonderzoek nagelaten. Dat rekent het Tuchtgerecht betrokkenen extra aan, omdat zij naar aanleiding van deze brief in december 2010 alsnog een AI-onderzoek hadden kunnen laten uitvoeren, maar dit niet hebben gedaan. Het Tuchtgerecht legt een geldboete op.

Zaaknummer:

TPPE 38/2011

Betrokkene:

V.O.F. [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

19 juli 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1146, naar aanleiding van een op 3 februari 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] .

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 juli 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [betrokkene 1], geboren op [1967] te [geboorteplaats betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2], geboren op [1967] te [geboorteplaats betrokkene 2], beiden wonende aan [adres] (hierna: betrokkenen).

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 19 juli 2011 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkenen hebben in het eerste, derde en vierde kwartaal van 2010 nagelaten bloedmonsters te laten nemen van het door hen gehouden pluimvee om deze bloedmonsters vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus.

Verklaring van betrokkenen:

Ter terechtzitting hebben betrokkenen onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“We waren in de veronderstelling dat het AI-bloedonderzoek maar één keer per jaar hoefde te worden uitgevoerd, bij de afvoer van het pluimvee. Wij ontvangen nog steeds wel eens post van het PPE, gericht aan het bedrijf van de ouders van de heer [betrokkene 1], waarop vleeskuikenmoederdieren gehouden werden. Op dat soort bedrijven zijn andere voorschriften van toepassing. Dat is verwarrend. We hebben het PPE daarover diverse keren gebeld of bericht, maar het wordt kennelijk niet in de administratie aangepast. We hebben de planning nu helder op de kalender gezet. In april van dit jaar hebben we nog een AI-bloedonderzoek laten doen. We weten nu dat het vier keer per jaar moet, omdat wij een bedrijf met vrije uitloop hebben.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het eerste, derde en vierde kwartaal van 2010 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkenen, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het drie keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Drie overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het navolgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.

In 2010 is het AI-bloedonderzoek in totaal drie keer nagelaten op het bedrijf van betrokkenen. Op 1 december 2010 heeft het PPE daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkenen gestuurd. Desondanks is ook in het vierde kwartaal van 2010 het AI-bloedonderzoek nagelaten. Dat rekent het Tuchtgerecht betrokkenen extra aan, omdat zij naar aanleiding van deze brief in december 2010 alsnog een AI-onderzoek hadden kunnen laten uitvoeren, maar dit niet hebben gedaan.

Betrokkenen geven aan de planning van de bloedonderzoeken nu duidelijk op een kalender te hebben genoteerd, zodat geen onderzoeken meer over het hoofd gezien worden.

Uitgegaan wordt van een standaardsanctie van 750 euro per overtreding. Het Tuchtgerecht legt voor de drie overtredingen één gezamenlijke geldboete op. Voorts houdt het Tuchtgerecht rekening met de grootte van het bedrijf, in casu factor 0,8.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkenen een bedrijf hebben van wat kleinere omvang dan gemiddeld.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aviaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.800,- (zegge: éénduizend achthonderd euro), waarvan € 900,- (zegge: negenhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening monitoring Aviaire influenza dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent gezondheidsvoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.