ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0139 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3711

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0139
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 19-07-2011
Zaaknummer(s): TPPE3711
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: In het derde kwartaal van 2010 is geen onderzoek uitgevoerd op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. De formulieren voor AI-bloedonderzoek gaan in dit geval niet via betrokkene naar de dierenarts. Maar ondanks het feit dat ze buiten het zicht van betrokkene blijven, blijft hij verantwoordelijk. Betrokkene voert in zijn verklaring aan dat het AI-bloedonderzoek in het derde kwartaal van 2010 mogelijk door de sloop en nieuwbouw van een stal erbij ingeschoten is. Verbouwwerkzaamheden op een pluimveebedrijf brengen extra drukte met zich mee, maar mogen niet ten koste gaan van de kernactiviteiten, het verzorgen van pluimvee. Het Tuchtgerecht heeft de wel indruk dat het om een incident gaat. Betrokkene heeft naar aanleiding van het berechtingsrapport een planbord opgesteld waarop alle verplichte onderzoeken staan aangegeven, om zo extra alert te kunnen zijn. Het Tuchtgerecht legt voor de twee overtredingen één gezamenlijke geldboete op (deels voorwaardelijk). Daarbij houdt het tevens rekening met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van wat grotere omvang dan gemiddeld en met het feit dat het om het eerste jaar van handhaving van dit voorschrift gaat.

Zaaknummer:

TPPE 37/2011

Betrokkene:

V.O.F. [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

19 juli 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1145, naar aanleiding van een op 3 februari 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 juli 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1968] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 19 juli 2011 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene heeft in het derde kwartaal van 2010 nagelaten bloedmonsters te laten nemen van het door hem gehouden pluimvee om deze bloedmonsters vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Uit het derde kwartaal van 2010 kan ik geen uitslagen meer vinden. Ik kan mij de brief van het PPE van december 2010 niet meer herinneren. De heer Hulsbergen van het PPE heeft mij wel een keer gezegd dat ik op deze onderzoeken moest letten. De formulieren die wij vroeger altijd ontvingen, waarop de onderzoeken konden worden ingevuld, kregen wij op zeker moment niet meer. In het derde kwartaal van 2010 is nog bij kippen in de opfokfase bloed getapt.

We hebben twee bedrijven, op 400 meter van elkaar, met aan de ene kant van de weg een opfokbedrijf en vijf scharrelstallen, waarvan twee met uitloop. Aan de andere kant van de weg nog een leghennenbedrijf en een eiersorteerpunt.

De formulieren worden normaal gesproken naar [naam broederij] gezonden, ik zie ze dus ook niet voorbijkomen. Ik vind wel dat als het PPE of de GD een uitslag mist, dat er dan eerder aan de bel getrokken mag worden. Het AI-bloedonderzoek blijft goeddeels buiten mijn zicht, dus als er iets niet klopt hoor ik het graag meteen.

Mijn vrouw heeft nu een planbord opgesteld, waarop alles heel overzichtelijk te zien is. Wij hebben daarop zelf overigens een keer een verkeerde datum voor salmonellaonderzoek genoteerd, maar daar hebben we weer een tweede keer voor getapt. Dat heb ik inmiddels ook met de dierenarts afgesproken. We moeten diverse onderzoeken uitvoeren, waar steeds weer een ander aantal weken tussen zit. Dat is wel lastig. Maar nu weet ik dat we hier binnen de voorschriften wel efficiënt en pragmatisch mee om mogen gaan. De regelgeving van het PPE wijzigt regelmatig, het is moeilijk bij te houden. Financieel heb ik geen enkel belang bij het nalaten van bloedonderzoek.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het derde kwartaal van 2010 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het navolgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.

De formulieren voor AI-bloedonderzoek gaan in dit geval niet via betrokkene naar de dierenarts. Het feit dat ze buiten het zicht van betrokkene blijven, doet niet af aan zijn verantwoordelijkheid.

Betrokkene voert in zijn verklaring, opgenomen in het berechtingsrapport aan dat het AI-bloedonderzoek in het derde kwartaal van 2010 mogelijk door de sloop en nieuwbouw van een stal erbij ingeschoten is. Verbouwwerkzaamheden op een pluimveebedrijf brengen extra drukte met zich, maar mogen niet ten koste gaan van de kernactiviteiten, het verzorgen van pluimvee. Het Tuchtgerecht heeft de indruk dat het om een incident gaat. Uit het berechtingsrapport en uit hetgeen ter zitting is gebleken, maakt het Tuchtgerecht op dat betrokkene voor het overige een zorgvuldig ondernemer is. Hij heeft naar aanleiding van het berechtingsrapport een planbord opgesteld waarop alle verplichte onderzoeken staan aangegeven, om zo extra alert te kunnen zijn. Uitgegaan wordt van een standaardsanctie van 750 euro per overtreding. Het Tuchtgerecht legt voor de twee overtredingen één gezamenlijke geldboete op. Voorts houdt het Tuchtgerecht rekening met de grootte van het bedrijf, in casu factor 1,5.

Omdat het om het eerste jaar van handhaving van het onderhavige voorschrift onder het regime van het PPE gaat en gelet op de consciëntieuze houding van betrokkene, legt het Tuchtgerecht een extra deel van de geldboete voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van wat grotere omvang dan gemiddeld.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aviaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.125,- (zegge: éénduizend honderdvijfentwintig euro), waarvan € 850,- (zegge: achthonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening monitoring Aviaire influenza dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent gezondheidsvoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.