ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0138 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3611

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0138
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 19-07-2011
Zaaknummer(s): TPPE3611
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: In het derde kwartaal van 2010 is nagelaten bloedmonsters te laten nemen van het pluimvee om deze bloedmonsters vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire Influenza. Betrokkene heeft aangevoerd dat er – op één week na – in de periode van de controle geen vrije uitloop was. Hij hield het pluimvee binnen, omdat zijn bedrijf in de buurt van een besmet bedrijf lag. De Verordening richt zich in artikel 3 lid 2 tot bedrijven die geregistreerd staan als bedrijf met vrije uitloop. Dit bedrijfstype heeft een verhoogde frequentie voor het AI-onderzoek, namelijk vier keer per jaar. Op bedrijven zonder vrije uitloop kan worden volstaan met één keer AI-onderzoek per jaar. In dit geval heeft, zij het voor een zeer korte periode van één week, vrije uitloop bij het bedrijf van betrokkene plaatsgevonden. Het risico van een AI-besmetting was dus aanwezig. Het Tuchtgerecht komt tot de vaststelling dat er sprake is van overtreding van de verordening. Het Tuchtgerecht legt voor de twee overtredingen één gezamenlijke geldboete op, deels voorwaardelijk. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt het Tuchtgerecht ook rekening met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van zeer kleine omvang.

Zaaknummer:

TPPE 36/2011

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

19 juli 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1144, naar aanleiding van een op 3 februari 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] .

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 juli 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [[1967] te [geboorteplaats], wonende aan [adres], maat van de maatschap (hierna: betrokkene). Hierbij is betrokkene vergezeld door [naam vertegenwoordiger mengvoederbedrijf] te [plaatsnaam].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 19 juli 2011 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkenen hebben in het derde kwartaal van 2010 nagelaten bloedmonsters te laten nemen van het door hen gehouden pluimvee om deze bloedmonsters vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Er was geen vrije uitloop in de periode van de controle. Ik hield het pluimvee binnen op last van het PPE, omdat mijn bedrijf in de buurt van een besmet bedrijf lag. Het voorschrift dat elk kwartaal een AI-bloedonderzoek moet worden uitgevoerd, heeft alleen betrekking op bedrijven met vrije uitloop. De bloedmonsters voor AI-onderzoek doen wij gecombineerd met ander bloedonderzoek. Die andere onderzoeken heb ik wel gedaan, de uitslag van AI-onderzoek in het derde kwartaal van 2010 kan ik niet vinden. Ik kan mij de brief van december 2010 van het PPE niet herinneren. In 2010 zijn de kippen goeddeels binnengebleven, op een week na ongeveer. Begin 2011 was vrije uitloop weer toegestaan. Wij staan bij het PPE geregistreerd als traditioneel, niet-biologisch leghennenbedrijf met vrije uitloop”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het derde kwartaal van 2010 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.

Betrokkene voert aan dat de leghennen in de controleperiode grotendeels binnen zijn gehouden en er de facto geen sprake was van vrije uitloop. Afgezien van de week waarin de hennen wel even buiten zijn geweest, had betrokkene geen ontheffing van het voorschrift dat zich tot zijn type bedrijf richt, om elk kwartaal AI-bloedonderzoek te laten uitvoeren. Het veterinaire risico is in het onderhavige geval door de overtreding beperkt gebleven.

De onderhavige Verordening richt zich in artikel 3 lid 2 tot als zodanig geregistreerde bedrijven met vrije uitloop. Dit bedrijfstype heeft een verhoogde frequentie voor het AI-onderzoek van 4x per jaar -anders dan het bedrijfstype dat geen vrije uitloop heeft, waar kan worden volstaan met 1x AI-onderzoek per jaar. De facto heeft, zij het voor een zeer kort periode van 1 week, vrije uitloop bij het bedrijf van betrokkene plaatsgevonden. Het risico van een AI-besmetting was dus aanwezig. Het Tuchtgerecht komt tot de vaststelling dat overtreding van de verordening aan de orde is.

Uit het berechtingsrapport, noch uit hetgeen ter zitting is gebleken, heeft het Tuchtgerecht de indruk dat betrokkene voor het overige niet een zorgvuldige bedrijfsvoering zou hebben.

Uitgegaan wordt van een standaardsanctie van 750 euro per overtreding. Het Tuchtgerecht legt voor de twee overtredingen één gezamenlijke geldboete op. Voorts houdt het Tuchtgerecht rekening met de grootte van het bedrijf, in casu factor 0,4.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van zeer kleine omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 300,- (zegge: driehonderd euro), waarvan € 150,- (zegge: honderdvijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening monitoring Aviaire influenza dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent gezondheidsvoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.